28 februari 2010

Shutter Island (2010)

Nu Scorsese eindelijk zijn oscar te pakken heeft is hij verlost van die zwarte plek op zijn carrière. Zijn palmares is eindelijk compleet en wat doe je dan als regisseur? Je gaat je een beetje amuseren. De beste Amerikaanse regisseur en tevens bezitter van 's werelds meest indrukwekkende wenkbrauwen besloot om een donkere thriller te regisseren met flinke film noire kenmerken die plaatsvindt op een setting die wat doet denken aan de betere B-film. Maar zoals te verwachten heeft Scorsese dit voor hem atypische genre een eigen twist gegeven waardoor de film niet moet onderdoen voor zijn laatste grote successen: Gangs of New York en The Departed. Sterker nog, Shutter Island is met uitzondering van The Aviator misschien wel Marty's beste film sinds Casino. Of hoe verlossend een oscar al niet kan werken.

Op Shutter Island vinden we het Ashecliff Hospital for the Criminaly Insane, een zottenhuis van formaat waar gevaarlijke individuen rondlopen. We volgen Teddy Daniels (een "U.S. Maahshall" gespeeld door Leonardo DiCaprio, die één van de beste prestaties van zijn carrière neerzet) en zijn "paahtner" Chuck (Mark Ruffalo) op onderzoek binnen dit gekkenhuis. Een gevaarlijke patiënte (je eigen kinderen verdrinken bezorgt je dus een ticketje richting Ashecliff) is uit haar cel verdwenen en niemand heeft enig idee hoe de charmante dame daarin geslaagd is. Vanaf de eerste minuut wordt het duo echter tegengewerkt en het hele zaakje lijkt flink te stinken. Teddy draagt echter een hoop emotionele bagage met zich mee die zich uit in migraines en hallucinaties, wat het onderzoek natuurlijk niet helpt. Gedurende de film zien we de duistere geheimen van Ashecliff onthuld worden terwijl Teddy zijn uiterste best doet om vast te klampen aan zijn mentale gezondheid.

De hele film is in feite een grote puzzel. Het centrale mysterie dient vooral als beginpunt waarna veel randgebeurtenissen de focus opeisen. Dit is het soort film waar je zelf actief meedenkt met het geheim; geen half-assed The Da Vinci Code taferelen, maar een sterk uitgewerkt plot dat van begin tot eind boeit. Dat einde misschien nog wel meer dan de rest, want helemaal niet naar Scorsese's gewoonte steunt heel Shutter Island op de finale: een twist van formaat waar net iets teveel naar gehint wordt om de volle impact te genieten. Maar weer gerust: de trailer heeft niet alles verklapt en de roep op het internet dat je alles vanaf de eerste vijftien minuten ziet aankomen is volkomen ongegrond, mede omdat je zelf teveel bezig bent met de film om over de afloop te speculeren. Ik kan er verder niet veel over zeggen zonder wat weg te geven, maar de climax overtuigt zonder twijfel en biedt een sterk slot voor een verder heel interessante thriller.

Scorsese heeft zich nooit eerder aan dit genre gewaagd - Cape Fear komt het dichtst in de buurt - en werkt zich met met verve doorheen zijn genredebuut. De spanning blijft binnen de film constant op een hoog niveau en wordt vooral bepaald door de gezette atmosfeer. Het gebruik van schaduwen en statische lichtbronnen zorgt voor het perfecte gevoel binnen zowat elk shot en grijpt je op elk moment aan. Maar de echte visuele hoogtepunten bevinden zich in de droomsequensen die inzicht geven in Teddy's psyche. Met behulp van een sterk contrast tegen de gezette sfeer en enorme creativiteit (die rondvliegende assen!) is dit waar de film zich visueel volledig onderscheidt. De gekozen soundtrack werkt perfect en wordt op slimme momenten gewoon weggelaten, wat voor enkele intense scènes zorgt. Daarnaast wordt de steadycam weer prominent gehanteerd en zijn er zoals altijd een handvol geïnspireerde shots (de executie van enkele tientallen nazi's is indrukwekkend).

Jawel, Scorsese heeft duidelijk geamuseerd tijdens het draaien van Shutter Island en dat is er aan te zien. Niet dat de film zonder fout is. Bepaalde zaken die aan de hand van dialogen worden beschreven hadden een sterkere impact gehad moesten ze in beeld gebracht worden. Verder neemt Marty weer flink zijn tijd om het verhaal verteld te krijgen, wat met zijn twee uur en twintig minuten (wat had je anders van hem verwacht) en traag tempo geen film voor iedereen zal zijn. Maar ondanks het trage tempo voelt de film niet traag aan door de perfecte tijdsindeling: de traagheid dringt nooit door tot het plot en daardoor wordt de film nooit maar enigszins saai. Het is verfrissend om Scorsese dit soort genre aan te zien pakken en er probleemloos mee zien weg te komen, dat hij op zijn zevenenzestigste nog zo een wendbaarheid en flexibiliteit toont verdient respect. Neen, het medium wordt hier niet heruitgevonden zoals dat bij Taxi Driver min of meer het geval was, maar wie verwachtte dat nu een tweede keer van hem? Dit is een klassevolle thriller die veel van de huidige genregenoten ver achter zich laat.


9.0


En een speciale vermelding voor het groepje tieners in de zaal: als je de modale intelligentie om een film te volgen en enige vorm van fatsoen mist, blijf dan gewoon thuis.

26 februari 2010

De beste films van 2000-2009

We zijn ondertussen ondertussen al 2 maanden bezig aan het nieuwe decennium, maar door terugkerend uitstelgedrag heb ik mijn favorieten van het vorige decennium nog altijd niet gepost; het is immers altijd makkelijker om iets slechts dan iets goeds aan te duiden. Het is uiteindelijk een top 25 geworden, waar onvermijdelijk enkele zeer sterke films niet in geraakten. Favorieten zoals Munich, Lost in Translation, Thank You for Smoking, Frost/Nixon, In Bruges, Eternal Sunshine of the Spotless Mind, Memento en nog veel meer vallen net buiten de boot: jammer maar helaas.


Nog meer dan zijn grootste successen Se7en en Fight Club is Zodiac een verhaalfilm. Jake Gyllenhaal en vooral Robert Downey Jr staan goed te acteren, maar vallen nooit echt op. David Fincher houdt zijn film perfect in bedwang, maar trekt nooit echt de aandacht op zijn regie. Zodiac zuigt je compleet op en overtuigt door het verhaal. Het vraagt je aandacht om de gigantische hoeveelheid gebeurtenissen en personages bij te houden zonder verward te raken, maar het is die inspanning absoluut waard.


Zoals je kan verwachten van Tim Burton is Big Fish een visueel festijn waarin je van de ene verbazing in de andere sukkelt. Maar in tegenstelling tot veel films waar Burton de regie op zich neemt is er in Big Fish veel meer te vinden dan dat. Een verzameling hartverwarmende verhalen, bijgestaan door een sterke cast en een onbeschrijfelijke charme maken dit een van de weinig oprecht aanvoelende Burton films.


De Bourne trilogie is een van de sterkste actieseries van het decennium. Achtervolgd door een schokkerige camera probeert Matt Damon zijn verleden te ontrafelen, erg simpel materiaal dat zich in andere handen tot een zeer standaard thrillertje had kunnen ontpoppen. Maar vooral onder de handen van Paul Greengrass - die twee zeldzame beter-dan-het-origineel sequels regisseerde - bleek er achter Bourne een adrenalinerush van formaat te zitten. Popcornfilm van het hoogste formaat.


In navolging op Flags of our Fathers toonde Letters from Iwo Jima dezelfde specifieke slag binnen de tweede WereldOorlog langs de kant van de Jappen. Flags of our Fathers stelde teleur en draaide vooral rond de titel "held" wanneer de oorlog eenmaal afgelopen is voor een soldaat. Letters from Iwo Jima toont een gelijkaardig moreel dilemma middenin de actie, wat veel intenser is en zorgt voor een zeer sterk geheel.


Een documentaire over het Nintendo-spel Donkey Kong, daar kan je nu eenmaal niet zo'n hoge verwachtingen bij hebben, maar toch toonde The King of Kong zich verrassend als een pracht van een documentaire. Een groot deel lijkt een mockumentary, maar binnen deze hilariteit voel je toch enorm mee met de sympathieke schoolmeester die langs alle kanten tegengewerkt wordt door een kwaadaardige sausmarchant. Uniek en betoverend.


Niet het vaak bejubelde Wall-E of de grootste Pixar-hit Finding Nemo in dit lijstje, maar wel Ratatouille. Samen met Toy Story de enige Pixar-film die dezelfde onbeschrijfbare factor heeft die Disney vroeger steevast in haar animatiefilms wist te brengen. Kleurrijke personages, prachtig geanimeerde steden en gerechten en vooral hartverwarmend.


Voor veel mensen kwam het achteraf als een schok, maar de band Anvil bestaat wel degelijk. Hun verhaal is echter zo ongelofelijk dat je het die mensen niet kwalijk kan nemen, want de vergelijking met This is Spinal Tap! is nooit ver weg. Deze speciale Canadezen vinden echter een perfecte balans tussen humor en medeleven, wat volledig de verdienste van Sasha Gervasi is die - als fan van de groep - zich nooit laat verleiden tot het smakeloos uit de context rukken van bepaalde gebeurtenissen of dergelijke trucjes.


Tussen de Spy Kids films door nam Robert Rodriguez de tijd om nog eens echt zijn best te doen. Sin City is mogelijk de beste rechtstreekse stripboekverfilming ooit en blijft tot op vandaag uniek in stijl. De sterke monochrome beelden die soms gebroken worden zorgen voor een prachtige look, soms is er nauwelijks verschil te merken met de stripboeken. Voeg daar een handvol interessante verhalen en personages bij, gespeeld door een overtuigende all-star cast en je hebt een instant klassieker.


In een bijzonder stijlvolle remake zien we een van de weinige overtuigende westerns van het decennium. De actie is intens, de dialogen zijn interessant en Russell Crowe en Christian Bale staan enorm goed te acteren. Dat dat allemaal eindigt in een grootse shootout en een lastig te vatten einde (waar wel enigszins logica achter schuilt) is voor sommigen lastig te vatten, maar zo hoort een oldschool western nu eenmaal te eindigen.


Alejandro Gonzales Innaritu heeft in zijn debuutdecennium drie knappe films geleverd, maar het is vooral zijn eerste film die het meeste indruk maakt. Al lijkt dat in theorie lastig te vatten: Amores Perros is nog zwaarder dan zijn sequels, maar steekt hij knapper in elkaar. De sterke verhalen tonen alle drie een eigen soort persoonlijk drama en worden knap samengebracht in wat zonder twijfel de meest deprimerende film van de voorbije tien jaar is.


Deze blik binnen de Braziliaanse misdaad doet bij momenten denken aan een Zuiderse versie van Goodfellas, maar dan vooral qua thematiek. Cidade de Deus is één van de visueel meest geïnspireerde films van het decennium: Fernando Meirelles gaat bijzonder creatief te werk en geeft zijn film pakken energie. Daarbij een meesterlijke cast vol onbekende, maar sterk overtuigende Brazilianen en aangrijpende beelden maakt van Cidade de Deus een ontegensprekelijk meesterwerk.


Grotendeels zonder een echt plot weet Where the Wild Things are toch enorm aangrijpbaar te zijn. Spike Jonze geeft met deze adaptatie van het kinderboek geen avonturenfilm of een amusant verhaal, maar een film over de kindertijd. Als je écht van deze film wil genieten zal je moeten terugdenken aan je verleden en veel dingen in deze film herkennen, als je dat niet doet kom je niet veel verder dan de prachtige Wild Things en soundtrack. Maar als je wel zo ver komt word je beloond met een wondermooie ervaring.


Hayao Miyazaki heeft met Howl's Moving Castle (een goede film met een zwak einde) en Ponyo (een mooie film zonder veel inhoud) twee goede, maar beperkte animatiefilms afgeleverd binnen de 00'. Voor deze twee projecten had hij echter Spirited Away, een film die de positieve punten van al zijn andere werk samenbrachten in één film: een prachtige visuele stijl, kleurrijke en diverse personages en een hart alsof je naar een oude Disney film zit te kijken.


In theorie is Oldboy niet meer dan een wraakverhaal met een hoek af. In de praktijk is dit echter een visueel festijn waar de creativiteit van af druipt. Tientallen memorabele shots, die typische Aziatische gekte en enkele flinke twists maken dit de beste film die de grote Koreaanse opstanding binnen de cinema heeft voortgebracht.


Aan de oppervlakte is Y tu mamá también een roadtrip-film met oversekste tieners en een vrouw die ze niet allemaal op een rijtje heeft. Maar onder die oppervlakte zitten nog zoveel lagen dat het bijna niet meer bij te houden is. Alfonso Cuarón heeft wat te zeggen over allerlei onderwerpen, van Mexico als land tot het leven in zijn geheel en maar weinig films voelen zo oprecht aan als deze. Speciaal, maar onvergetelijk.


Met een betoverende Zooey Deschanel en Joseph Gordon-Levitt in de hoofdrol, een hipper dan hippe soundtrack, een creatieve regisseur, een aparte vertelstijl, emotionele klappen én geslaagde grappen is (500) Days of Summer een van de weinige romantische komedies die ècht de moeite is geweest in de 00's. Een romcom waar Sandra Bullock of Hugh Grant niets te zoeken hebben.


Wanneer je de Spaanse burgeroorlog en een bijzonder wrede kapitein langs een betoverende sprookjeswereld kan leggen zonder dat het geforceerd aanvoelt weet je dat je iets goeds doet. De creativiteit spat van het scherm in de fantasiescènes, maar de film wordt volledig gebouwd op basis van de gruwelijkheden en het drama in de echte wereld. Dusver is dit Guillermo del Toro's meesterwerk en hij mag flink zijn best gaan doen om dit nog te overtreffen.


Eigenlijk is er weinig speciaals te zien in Once. De visuele stijl is erg minimalistisch en het plot is zo basic dat het in principe onmogelijk lijkt om er een volledige film rond te bouwen. Maar toch, ergens tussen de prachtige muziek en de interactie tussen Glen Hansard en Markéta Irglová weet Once je te grijpen en je helemaal te laten opgaan in het leven van deze twee muzikanten. Once heeft iets, het is alleen lastig uit te leggen wat dat precies is.


The Visitor bevindt zich in datzelfde straatje als Once. Richard Jenkins als verbitterde man die wat plezier in zijn leven vindt is op papier niet geweldig, maar de film weet je aan te grijpen met zijn groot hart. Het is net als Once een simpele film die je toch op een manier emotioneel weet op te zuigen en je compassie bijna afdwingt.


Het was niet het beste decennium voor de Coens: de enkele pareltjes waren natuurlijk weer aanwezig, maar er zat ook flink wat afval tussen (het is eigenlijk niet te vatten dat The Ladykillers van de hand van Ethan en Joel is), maar met deze oscarwinnaar zetten ze dat terug recht. Een immens spannende thriller die alle conventies van het genre links laat liggen en je steeds weer verrast. En met een bizar spannende actiescène tonen ze ook nog eens hun veelzijdigheid.


Dat Scorsese zijn lifetime achievement oscar aan Mou Gaan Dou (Infernal Affairs) te danken heeft is geen toeval. Oscarwinnaar The Departed heeft zijn sterkste scènes rechtstreeks uit het origineel genomen, maar de locatie veranderd. In principe heeft Mou Gaan Dou daarmee de oscar voor beste film gewonnen, en zelfs als je het zo bekijkt is dat nog een volledig terechte overwinning ook. Dit is een ijzersterke thriller die heel knap in elkaar steekt en is een triomf binnen het genre.


De Duitse cinema heeft zichzelf sterk getoond dit decennium. Belangrijk bij de Duitsers is dat ze steeds binnen hun eigen geschiedenis reiken voor inspiratie: Das Leben der Anderen toont een voor veel mensen vreemde geschiedenis (het is voor een keer eens geen Hitler), en juist daardoor heeft de film zo'n impact. Schokkend op zijn eigen manier en enorm interessant. Vul zo'n achtergrond aan met sterke personages en een mooie verhaallijn en je hebt een winner van formaat.


Paul Thomas Andersons There Will be Blood is een triomf op elk mogelijk vlak. Het verhaal van oliebaron Daniel Plainview is een zeer knappe en overtuigende karakterstudie van een schurk van epische proporties. Anderson zelf schittert vooral door de visuele flair van de film (prachtige cinematografie en wondermooi camerawerk) en Daniel Day-Lewis leidt met een onvoorstelbaar goede prestatie een collectief sterke cast. Misschien wat traag voor veel mensen, maar dit is zonder twijfel een groots meesterwerk.


Met een hype en fanbase als The Dark Knight krijg je sowieso veel tegenstand. Maar ondanks de torenhoge verwachtingen bleek Christopher Nolan de beste stripboekadaptatie tot op heden op het beeld te toveren. Realistisch gebracht, gedreven door personages, een plot om u tegen te zeggen en dan natuurlijk die prachtige Joker van Heath Ledger die niet genoeg in de verf kan worden gezet. Door fanboys soms wat overdreven en vaak gewaardeerd voor de verkeerde dingen, maar The Dark Knight is een briljant stukje cinema.


Alfonso Cuarón stond al eerder op nummer 11 met Y tu mamá también, maar het Mexicaanse genie heeft zich hierna nog flink overtroffen met Children of Men: een uniek en grimmig toekomstbeeld met een prachtig achtergrondverhaal dat nooit wordt uitgelegd (wat veel mensen tegen de borst stoot), waarin er een klein lichtpuntje aan hoop te vinden is. Met als hoogtepunt de fantastische wereld en enkele van de beste gechoreografeerde actiescènes aller tijden is Children of Men een perfecte film waar niets mis mee is. En hoewel er heel veel mensen het daar niet mee eens zijn, is het daarmee zonder twijfel mijn favoriete film van het decennium.

19 februari 2010

The Wolfman (2010)

Neen, het zag er helemaal niet goed uit voor The Wolfman: regisseur Mark Romanek gaf er enkele weken voor het filmen begon al de brui aan: 'creatieve meningsverschillen', zoals dat zo mooi noemt. Uit een hele waaier van mogelijke opvolgers werd Joe Johnston gekozen, een man wiens stripboeknaam niet meteen een belletje doet rinkelen. Wel, ondanks dat hij deel uitmaakte van het team achter de effecten en het design van Star Wars en Indiana Jones beperkt zijn palmares als regisseur zich tot The Rocketeer, Jumanji en (slik) Jurassic Park III. Alsof dat nog niet genoeg vraagtekens bij de titel plaatst werd Danny Elfmans score eerst geweigerd, waarna Universal een andere componist de film een nieuwe soundtrack liet aanmeten. Uiteindelijk hebben ze die score geschrapt en zijn ze teruggekeerd naar Elfmans score, die met wat knippen en plakken binnen de nieuwe cut van de film werd gepast. En om alles af te ronden: de originele releasedate was november 2008. Je moet niet vragen met wat voor een verwachtingen je dan de filmzaal binnenstapt.

En toch valt Wolfman - gezien de omstandigheden - goed mee. In feite krijg je met deze remake de exact omgekeerde film die het origineel is: de hele opbouw en verhaalscènes zijn ondermaats, maar de scènes waar de weerwolf flink van zijn oren maakt maken dit voor een groot deel goed. Dat klinkt als meer dan één oogje dichtknijpen, maar hoewel het zeker een groot minpunt is verschilt het maar weinig van de andere horror blockbusters van de voorbije jaren; je mag tegenwoordig niet meer verwachten van een duistere popcornfilm die je een uur na de credits al quasi vergeten bent. De opbouw is erg rommelig en mist vooral een goede timing: sommige sequensen worden te lang uitgesponnen terwijl andere aspecten van het verhaal best wel wat meer tijd mochten krijgen om zich te ontplooiien. Het plot van de originele Wolf Man werd aangevuld met heel wat sub- en hoofdplot waardoor de film rond het derde kwartier flink inzakt en wat saai wordt: zo krijgen we de slechte verstandhouding tussen Lawrence 'Wolfman' Albot en zijn vader, de liefde tussen hem en zijn broers weduwe, het onderzoek van een resercheur, wat achtergrondverhaal over Lawrence' moeder, spanningen binnen de dorpsbewoners en af en toe slacht de weerwolf ook nog wat mensen af. De focus van de film verschuift veel te vaak, wat nefast is voor het tempo van de film. Less zou in dit geval heel wat more geweest zijn.

Daar komt nog eens bij dat veel van de emotionele scènes gewoonweg niet werken door de zwakke banden tussen de personages. Het liefdesverhaal tussen Benicio del Toro (nog net iets behaarder dan normaal) en Emily Blunt komt gewoonweg niet over en heeft geen enkele emotionele impact. De reden hierachter? Tja, geen idee, want zowel Del Toro als Blunt (die weliswaar niet veel te doen heeft) staan degelijk te acteren en zijn beide sympathiek genoeg. Het zou wel eens aan die dekselse Anthony Hopkins kunnen liggen, want ookal heeft hij in feite geen bal met de romance te maken legt Hopkins hier een beschamende prestatie neer die zelfs afbraak doet aan de scènes waarin hij zelf niet voor de camera staat. Het is beschamend om te zien hoe weinig interesse hij in het geheel lijkt te hebben: de man staat zo emotieloos te acteren (soms lijkt een intonatie zelfs te veel), weet zijn accent niet eens consistent te houden en is gewoonweg lachwekkend in zijn zoveelste schaamteloze Hannibal Lecter variant.

Maar ondanks alles is The Wolfman toch een aangename pseudo-blockbuster. De all-out actiescènes waar de weerwolf zoveel mogelijk mensen aan stukken rijt zijn erg intens en entertainend, met uitzondering van de ietwat tegenvallende finale (inclusief ADHD-editing, geheel in de stijl van Transformers 2), maar verder zijn de actiescènes perfect: zowel qua hoeveelheid als kwaliteit. Hetzelfde kan gezegd worden over de schrikeffecten die voor de eerste keer in vele jaren nog eens doel treffen in plaats van compleet voorspelbaar te vervelen. Verder is vooral het visuele aspect een groot pluspunt met een prachtige cinematografie, kostumering en omgevingen die de waanzinnige looks van de weerwolf (en ditto transformatie) volledig ondersteunen. In feite is The Wolfman een veredelde B-film: dat is enigszins beschamend op een budget van 150 miljoen, maar de film geniet wel dezelfde charme die dezelfde Universal monsterfilms 80 jaar geleden al bezaten. En zeg nu zelf: welke pure mainstream horrorfilm was de voorbije jaren wel de moeite? In The Wolfman krijg je tenminste precies waar je voor betaalt: weerwolfactie. Al de rest zijn slechte extra's.


6.5

18 februari 2010

The Wolf Man (1941)

Na Dracula en Frankenstein eigende Universal zich Wolf Man toe als derde grote filmmonster. Niet de eerste keer dat weerwolven op het scherm getoverd werden (die eer gaat naar Werewolf of London) , maar wel de film die het personage echt op de kaart heeft gezet. Het klassieke verhaal van Lawrence Talbot die - nadat hij gebeten wordt door een weerwolf - zelf plots buitenproportionele hoeveelheden haar op zijn snuit terugvindt staat nog altijd als een huis en heeft tonnen sequels en varianten opgeleverd: een klassieker is The Wolf Man zeker, maar om over een ècht meesterwerk te kunnen spreken voelen de wolfscènes helaas veel te gedateerd en zelfs saai aan.

In tegenstelling tot de twee andere grote Universal monster-acteurs Boris Karloff (Frankenstein) en Bela Lugosi (Dracula) is Lon Chaney Jr. geen sinistere of duistere aanwezigheid. Chaney is iemand om sympathie en tegelijk weemoed voor te voelen, iets wat hem al lukt binnen een scène of drie. De man heeft zo'n sympathiek smoelwerk dat je hem na elke tegenslag die hij te verduren krijgt gewoon eens een dikke knuffel zou willen geven. In dat opzicht een perfecte casting, al heeft Chaney wel wat meer moeite met andere, extremere emoties. Maar één van de grote verschillen met de andere monsterfilms zit hem in deze casting, want de film probeert niet zozeer om angstaanjagend te zijn, maar bestaat juist voor 90% uit drama. The Wolf Man gaat grotendeels over het effect van de aandoening op Lawrence en de depressieve impact op zijn personage: de eigenlijke weerwolf wordt grotendeels aan de kant geschoven. De scènes waarin de befaamde behaarde mens ronddwaalt zijn zelfs nauwelijks aanwezig en de legende krijgt slechts een dikke vijf minuten screentime. Maar dan nog zijn het juist die scènes die de film beperken.

Want in tegenstelling tot Dracula en Frankenstein tien jaar eerder weet de weerwolf 70 jaar later niet meer te overtuigen. De schmink mag dan wel indrukwekkend geweest zijn bij de release, de plukken haar op Chaneys gezicht en zijn artistieke interpretatie van een wolvensnuit zien er - in combinatie met een wel héél fout kapsel - precies uit als wat het is: een mens vol make-up. Dat is een stapje omhoog van Werewolf of London waar het bij een flinke snor en bakkebaarden gehouden werd, maar nog steeds weinig indrukwekkend. Het zal ook nog wel aan andere zaken liggen, maar er gaat nu eenmaal weinig dreiging uit van de weerwolf; het gebrek aan speciale effecten en enige gore helpt daar ook niet bij (de slachtoffers lijken vooral gewurgd te worden). Het is jammer, maar met een weerwolf kan je simpelweg niet zoveel kanten op als de andere grote Universal iconen. Pas in de slotfase weet de wolf enigszins (lichtjes) te overtuigen, maar tegen dan is het kalf al enige tijd verdronken en het is jammer om te moeten constateren dat de climax niet meer overtuigt in deze tijd.

Het is extra pijnlijk omdat de hele opbouw tot op dat punt echt wel knap in mekaar steekt. Het script is zeker en vast niet van het sterkste dat je in die tijd tegen kwam, maar het wordt voldoende opgevuld met gebeurtenissen zodat de gebreken mooi gecamoufleerd worden. Met behulp van de korte speelduur (70 minuten) wordt de film nooit saai en zorgt het hoge tempo voor een onuitputtelijke energie. Door de niet langer overtuigende wolfscènes is het juist het script dat de film redt, want de balans ligt overduidelijk op het Lawrence personage en - ookal wordt hij al zeer snel gebeten - verliest de film nooit de focus op het menselijke aspect. Natuurlijk zitten er nog andere slecht verouderde kanten aan de film (het bijna constante over- of underacten valt heel erg op), maar dat zijn dingen die je kan accepteren in een film van die tijd. Dat het monster minder overtuigend is dan die van tien jaar eerder is wat lastiger te verwerken, maar gelukkig blijkt dat maar een klein deel van deze verder aangename film te beslaan.


7.5

17 februari 2010

Re-Animator (1985)

In de jaren 80 was er een gigantische overload aan horrorfilms: voor elke klassieker die deze periode heeft voortgebracht (toegegeven, dat zijn er een hele hoop) waren er tientallen inspiratieloze slasher- of zombiefilms en een handvol sequels. Wel, ik zou deze recensie niet op deze manier beginnen moest Re-Animator in de tweede categorie vallen: dit is een frisse en originele horrorfilm die nergens te flauw of traag aanvoelt en zéker niet - zoals een meerderheid binnen het genre - volledig steunt op schrikeffecten of visuele gore.

Niet dat het basisverhaal (een adaptatie van een H.P. Lovecraft kortverhaal) op zich echt afwijkt van de concurrentie. Een jonge wetenschapper genaamd Herbert West doet onderzoek naar een serum dat de doden terug tot leven kan brengen. Hij wordt de kamergenoot van een sympathieke tiener (wiens vriendin de dochter van het schoolhoofd is), die hem niet volledig vertrouwt. Hij zoekt ruzie met Dr. Hill, een van zijn docenten die niet zo stiekem een oogje heeft op de eerder genoemde dochter van het schoolhoofd. De verdere lijnen liggen duidelijk: Dr. Hill wordt de badguy, Wests kamergenoot wordt meegesleurd in het geheel en zijn vriendin wordt het leidend voorwerp in het verhaal. Dat klinkt allemaal zeer standaard en dat is het ook, maar de uitwerking van het verhaal bevindt zich boven het gemiddelde. Het verhaal is misschien niet speciaal, maar het plot is perfect uitgebalanceerd en bezit meer dan genoeg unieke elementen om de voorspelbare verhaallijn te verdoezelen.

De voornaamste troef bevindt zich in het personage Herbert West: een ijskoude emotieloze wetenschapper wiens arrogantie tegelijk zijn charme is. West leeft puur om zijn serum te perfectioneren en onderweg wat vijanden te maken (al bij de eerste ontmoeting met Dr. Hill beledigt hij meteen de dokter en zijn werk). De twee grote personages in Re-Animator (West en Hill) zouden in eender welke andere film de badguy zijn, maar hier krijgt West de rol van antiheld toegeschoven. Er worden twee pseudo-Dr. Frankensteins tegen mekaar uitgespeeld, wat zorgt voor een heel hoog energiegehalte in de film waar de rivaliteit tussen de twee de grote steunpilaar van de film is. Het helpt ook wel dat deze rollen stuk voor stuk sterk geacteerd worden, wat op zijn minst opmerkelijk is voor een B-film als deze. Er is niemand die zwaar overboord gaat op een bepaalde emotie - iets waar het genre zich maar al te graag voor openstelt - en het acteerwerk is van serieus degelijk niveau. En dan blijkt Jeffrey Combs ook nog eens een geweldig charisma te hebben waarmee hij met extreem gemak een hele film kan dragen. Neen, je zal zelden een beter geacteerde 80's horrorfilm vinden.

Maar ook buiten de grote opzet is het script overtuigend en divers; Re-Animator is een perfect gebalanceerde en veelzijdige horrorkomedie. De humor zit hem voornamelijk in de dialogen en het gebrek aan empathie van Herbert West ("What would the note say? Cat dead, details later?") en zijn arrogant karakter ("You'll never get credit for my discovery, who's gonna believe a talking head?"). Het horroraspect zit hem op enkele specifieke momenten na (zoals één van de meest verontrustende seksscènes die ik ooit gezien heb) vooral in de zombies, die door de erg sterke speciale effecten heel overtuigend overkomen. Om deze overtuigende visuele effecten te ondersteunen werd een soundtrack gecreëerd waar tot op vandaag nog veel over gepraat wordt: een hommage of een simpele rip-off van Psycho? Beslis zelf maar. Feit is dat het perfect past in het geheel en toevoegt aan de kracht van Re-Animator: een sterke horrorklassieker die ondanks de voorspelbaarheid geen moment saai wordt.


8.5

The Treasure of the Sierra Madre (1948)

Nadat Humphrey Bogart zich door zijn rollen in Casablanca en The Maltese Falcon een wereldster mocht noemen had hij de projecten maar uit te kiezen. Hij besloot om terug met John Huston te werken en speelde een absolute loser; in sterk contrast met de Bogart die iedereen toen kende (het beeld van een regenjas en nette hoed is bij Bogarts naam nooit ver weg) is hij hier van het begin af aan vuil, ongeschoren en platzak. Het grote publiek had geen nood aan deze atypische Bogart en bleef massaal weg wat - in combinatie met het toen immens hoge budget van ongeveer 4 miljoen - zorgde voor een financiële flop. The Treasure of the Sierra Madre bracht bij zijn oorspronkelijke release niets op en kreeg pas jaren later de stempel klassieker opgedrukt.

Bogart speelt Fred C. Dobbs, een clochard die overleeft op de aalmoezen van Amerikaanse toeristen in het Mexicaanse stadje waar hij zich bevindt. Samen met zijn kompaan Bob Curtin (gespeeld door de sympathieke Tim Holt) proberen ze wat geld te verdienen, wat niet al te simpel blijkt aangezien de weinige aannemers die Amerikanen willen aannemen nogal onbetrouwbaar blijken. Wanneer ze in contact komen met man-op-leeftijd Howard (briljant vertolkt door Walter Huston, vader van de regisseur) zetten ze al gauw een expeditie op poten om goud te gaan mijnen. Howard weet echter als geen ander wat goud kan doen met een mens: vriendschappen evolueren in wantrouwen en hebzucht neemt steeds toe. De twee vrienden weten het natuurlijk beter, maar als kijker voel je de bui dan al hangen. The Treasure of the Sierra Madre is immers geen avonturenfilm, maar veel eerder een tragedie over goudkoorts die vooral door de personages hun zwakheden gedreven wordt.

Met het graven begint ook de essentie van de film. De hebberigheid neemt (vooral bij Dobbs) steeds toe en het afgesproken bedrag waarbij het graven zal stoppen blijft maar verspringen (5.000$, neen: 10.000$! Of misschien toch maar 20.000$) en hij kan zijn vrienden niet meer vertrouwen uit angst dat ze achter de schuilplaats van zijn goud zullen komen. Zijn paranoia en angst voor verraad worden steeds sterker tot hij uiteindelijk zijn pistool trekt. Dit alles wordt bijzonder mooi tentoongesteld in het spel van Humphrey Bogart, die waarschijnlijk de beste rol van zijn carrière neerzet. De evolutie naar de waanzin die hij zijn personage meegeeft voelt altijd erg natuurlijk aan en Bogart bouwt zijn hele prestatie zeer subtiel op; op het hoogtepunt van zijn krankzinnigheid straalt hij pure waanzin uit. Neen, een evidente carrièrekeuze maakte Bogart niet met The Treasure of the Sierra Madre, maar wel een goede. Walter Huston (die voor zijn vertolking een oscar won) staat even hard te demonstreren naast Bogart: hij is de stem van reden, een alwetend figuur die alles al eens gezien heeft en steeds weet welke richting het verhaal uitgaat.

Met de toevoeging van een gitzwart derde bedrijf is The Treasure of the Sierra Madre de tragische ondergang van één man. Een klassiek Icarus-verhaal van een man die begint met niets en - met het oog op een beter leven - zichzelf, en daarmee alles verliest. De onderliggende kapitalistische boodschap was (zeker in 1948, aan het begin van de Koude Oorlog) gewaagd en moedig om zo prominent aanwezig te laten in een periode waar alles dat ook maar enige gelijkenis met communisme toonde gelijk gebrandmerkt werd. In een gelijkaardige moedigheid gaf John Huston zijn verhaal het einde dat het nodig heeft: een donker en deprimerende boodschap die de hele film lang onvermijdelijk lijkt. Neen, enig optimisme moet je niet zoeken in The Treasure of the Sierra Madre, wat een oprechte klassieker gebleken is over de zwakte van de menselijke psyche en de verraderlijkheid van het materialisme.


8.5

16 februari 2010

The Maltese Falcon (1941)

Humphrey Bogart was al redelijk hot aan het einde van de '30s, wat uitzonderlijk is voor iemand die (tot op dat punt) altijd de badguy speelde. Warner Brothers besefte dat indien ze Bogart tot sterrenstatus wouden katapulteren ze hem in een hoofdrol zouden moeten plaatsen; John Hustons regiedebuut (de 3e keer dat The Maltese Falcon verfilmd zou worden) combineerde de detectivemysteries (die steeds aan populariteit groeiden) en Bogart, die in de hoofdrol werd geplaatst. De mans charisma en harde uitstraling maakten van hem echter een hard en koel personage, in schril contrast met de goedzakken die normaal als detective stonden te spelen. "Achja, dan doen we maar eens even anders", dacht John Huston, en de film noir was geboren.

Nochtans weet The Maltese Falcon zich qua plot niet echt te onderscheiden van veel andere vergelijkbare verhalen. Sam Spade krijgt een opdracht van een vrouw die uiteindelijk niet helemaal zuiver blijkt te zijn, zijn partner wordt vermoord en hij is één van de verdachten en even later mengt een derde partij zich in het spel: Kasper 'the fat man' Gutman. Spade komt in het bezit van de eigenlijke Macguffin (het beeld van de Maltese valk, "the stuff where dreams are made of") en dan is de vraag maar wat Spade ermee gaat doen. Wel, die eigenlijke climax is op zijn minst gezegd tegenvallend. De uiteindelijke clou van de film valt zodanig tegen en weet na het anderhalf uur opbouw niet te overtuigen, wat een flinke smet is op het geheel. Dat is enigszins een domper voor de film, maar anderzijds is dit zeker geen prent die je om het verhaal kijkt. Het verhaal is ondergeschikt aan de personages en de sfeer, en die zitten meer dan goed.

Vooral in Sam Spade krijgen we een typische antiheld die op alle momenten zijn cool perfect weet te bewaren. Het type dat na de melding van zijn partners dood meteen beveelt om zijn naam van de ruiten te halen, en wanneer hij in beschuldiging gesteld wordt door de politie er eens goed mee lacht en de agenten een goede borrel inschenkt. Wanneer zijn nieuwe love interest naar de gevangenis wordt gevoerd, zijn de laatste woorden die hij zegt: "If you're a good girl you'll be out in 20 years, and I'll be waiting for you. If they hang you, I'll always remember you". Sam Spade is een enorme badass die het prototype werd van de honderden kettingrokende, zonlichtschuwende privédetective die op het randje van het alcoholisme balanceren. Humphrey Bogart wijkt niet af van dezelfde charmes die hij eerder hanteerde als badguy, maar gebruikt ze nu om de donkere klootzak te spelen die toevallig de held is. Maar dat is slechts één iemand uit een geheel ijzersterke cast, met verder ondermeer Sydney Greenstreet en Peter Lorre (de drie zouden mekaar later terugzien in Casablanca).

Maar daarnaast weet The Maltese Falcon zich ook technisch te onderscheiden. De cinematografie is prachtig en weet met gemak de juiste sfeer te scheppen en die helemaal over te brengen. En dan is er ook nog het werk van John Huston, de man leverde hier een zelden gezien productief werk af. Tijdens de opnames van zijn regiedebuut waren de opnamedagen vaak kort, waardoor de productie twee dagen en 54.000$ voor schema eindigde. Zo zat er een (voor die tijd) ingewikkelde scène in de film waar heel wat camerabewegingen aan te pas kwamen; Huston plande een volledige dag voor deze scène en tijdens de opnames stopte hij ermee na één enkele take: perfecte opname, herdoen is niet nodig. Een vrijheid die deze tijd nog zelden te zien is en vast en zeker gezorgd heeft voor een goede atmosfeer op de set die zich in de film heeft genesteld. Op die manier heeft The Maltese Falcon een behoorlijke invloed uitgeoefend op de cinema en lanceerde het maarliefst een iconisch acteur, een sterke regisseur en een uniek genre. Knappe film, waar de climax jammer genoeg een beetje zuur aanvoelt.


7.5