30 september 2010

Sharktopus (2010)

Koning der B-films Roger Corman heeft duidelijk goed naar Mega Shark vs. Giant Octopus gekeken. De levende legende produceerde deze Syfy-film en alleen al door zijn aanwezigheid is Sharktopus een interessantere film dan het meeste werk dat dit televisiestation eerder al uitbracht. In feite zou je op voorhand al moeten weten wat je te wachten staat: verschrikkelijke speciale effecten, een plot dat in één zin samen te vatten is en bol staat van de pseudo-wetenschap, van het meest lachwekkende acteerwerk dat je ooit zal zien en - in de betere Syfy-films - één bekende kop in de cast. Dat alles is ook hier te vinden, maar toch is er één cruciaal verschil waardoor dit de beste Syfy-film is die ik tot op heden gezien heb.
Syfy is op dit moment nogal verzot op haaien: eerder dit jaar kwamen ze al met Dinoshark, en ook hier gebruiken ze een halve Jaws als centraal monster. De andere helft is echter wat het interessant maakt, want je kan onmogelijk beweren dat een half-haai-half-octopus niet héél erg cool klinkt. Alleen al het idee achter Sharktopus wekt angst en verwarring op. Het mag geen verrassing zijn dat Sharktopus het resultaat is van een gekke wetenschapper die samenwerkt met het leger; de zogenaamde S11 (hoe zouden S1 tot 10 er uitzien?) is een militair project om ongezien in vijandige wateren te kunnen rondkijken. Dat klinkt even subtiel als de luchtmacht die een pterodactyl creëert voor diezelfde redenen. Hij wordt gecontroleerd door een extern apparaat, maar je gelooft het niet: deze hoogtechnologische leiband stopt al vrij vroeg met werken, waardoor er een wilde sharktopus losloopt. Qua design is dit een interessant monster: het hoofd van een haai met daarachter een tiental tentakels, pinnen uit zijn kieuwen en - God weet waarom - een groot gat in zijn buik. Daarmee zijn nochtans veel van de doden waarschijnlijk niets dat je nooit eerder gezien hebt: ofwel zien we iemand op een boot gegrepen worden door een tentakel, ofwel zien we iemand in het water doodgebeten worden. Af en toe wordt iemand met een tentakel gegrepen en dan pas opgegeten, en als de schrijver zich heel creatief voelt wordt er al eens bijvoorbeeld een bungee-springer uit de lucht gehapt . Maar de Sharktopus heeft een nog veel coolere mogelijkheid om mensen te vermoorden: hij kan zijn tentakels gebruiken om op het land rond te lopen. En ookal ben ik geen marinebioloog weet ik toch dat het idee volgens eender welke logica nergens op slaat... maar wat is het een feest voor het oog om een haai rond te zien kruipen als Dr. Octopus in Spider-Man 2.
Deze superhybride werd bedacht door Eric Roberts, de man bij wie iedereen zich aan de scalp zal krabben om zich luidop af te vragen wat hij in deze film komt doen. Hij zat laatst nog in The Dark Knight en eerder dit jaar in The Expendables: zijn carrière is nog lang niet dood genoeg om zich tot Syfy te richten. Zoals altijd speelt hij hier een gigantische douche die Sharktopus moordzuchtiger heeft gemaakt dan de bedoeling was, niet wil dat het vermoord wordt en blablabla. Hij heeft in meerdere scènes een vrij groot glas whisky vast en speelt in die scènes zo overtuigend dat het onwaarschijnlijk lijkt dat Eric niet effectief schuppezat op de set stond. Zijn sexy dochter is een wetenschapster (omdat ze een bril draagt) en gaat samen met een oude vennoot van haar vader op Sharktopus-jacht, dewelke in een totaal onverwachte plotwending verliefd worden. Uiteindelijk is deze dunne plotlijn er alleen maar om wat personages te kunnen volgen, want de Sharktopus is logischerwijs waar de hele film rond draait. Zo zien we - tussen de tientallen schone vrouwen door - een boot waar een visser plots beet heeft. Hij trekt uit volle kracht aan de lijn en haalt uiteindelijk een namaak-vis boven, om zijn vriendin te foppen. En dan komt Sharktopus plots boven en maakt hij de boot kapot. Of we zien twee mannen op een stelling naast een boot. Ze bespreken de beste manier om te sterven wanneer er plots tentakels uit het water opduiken, waarop de dikke, bebaarde man roept: "No, not like this!". Zelfs Roger Corman krijgt een eigen cameo in een scène waar een vrouw - zoals 95% van alle vrouwen in deze film in bikini - op het strand rondloopt met een metaaldetector. Ze vindt een of andere zeldzame munt wanneer ze plots gesharktopust wordt. Roger Corman, die haar van een afstand aan het bekijken was rent daarop naar haar toe, grijpt de munt en is even snel weer weg..
Maar waar Sharktopus zich onderscheidt van eerdere, gelijkaardige Syfy films is in toon. Sharktopus is een slechte film en is daar trots op: er zitten zoveel knipogen in de film dat het geheel bijna een parodie op de traditionele Syfy-film lijkt. Tekenend hiervoor is een dialoog tussen radiopersoonlijkheid Captain Jack en zijn assistente Stephanie, uiteraard in bikini. Wanneer ze het nieuws van Sharktopus ontvangen discussiëren ze er even over, tot de assistente zegt "Maybe they're doing a movie". Captain Jack lacht wat met het idee, maar Stephanie verdedigt het: "I'd watch it". "Yeah, I know you would", zegt Jack, "that's because you're easily amused". Sharktopus is gemaakt om er mee te lachen, en dat werkt duidelijk bevrijdend. Zo is er bijvoorbeeld de geweldige themesong van The Cheetah Whores, met lyrics als "Sharktopus won't be kept at bay, and you can never ever ever get away". Sharktopus is vooral een heel erg plezierige film, en om die reden kunnen we het typerende flauwe plot, rommelige regie, slechte special effects en zoveel meer makkelijk negeren. Dit is één van de eerste Syfy-films die het écht verdient om gezien te worden.

25 september 2010

Intensive Care (1991)

Wanneer Nederlanders het aandurven een horrorfilm te produceren is het altijd iets om te bewonderen. In De Lift was er de dreiging van een lift die mensen vermoordt, en in Amsterdamned kreeg Nederland zelfs zijn eigen Halloween-achtige slasherfilm waar de seriemoordenaar in de Amsterdamse kanalen rondzwom. En met Intensive Care heeft Nederland ook een typisch slechte B-horrorfilm, op quasi elk vlak zo amateuristisch dat het bijna onmogelijk is om als liefhebber van zogenaamde "goede slechte films" niet vol te genieten. Het is cheesy, desastreus geacteerd, kent hilarische suspense-scènes en zelfs een beetje héél erg vreemde starpower. Het staat onderhand bekend als één van de slechtste Nederlandstalige films aller tijden, maar dat is flink overdreven. Voor liefhebbers van kwalitatief minderwaardige cinema is dit een zeer aangenaam schouwspel.

We bevinden ons in een ziekenhuis: we zien een monitor waarop het hartritme van een patiënt wordt bijgehouden, enkele chirurgen die druk bezig zijn, en dan... oscarwinnaar George Kennedy. De man die schitterde in Cool Hand Luke en de Naked Gun trilogie heeft een dagje in zijn agenda vrijgemaakt om een tiental minuten materiaal in te blikken voor deze low-budget, Nederlandstalige horrorfilm. Hallucinant; moest Kennedy zijn carrière in het slop gezeten hebben viel het misschien nog te begrijpen, maar Intensive Care werd in hetzelfde jaar als The Naked Gun 2½ uitgebracht. Ze moeten er flink want geld tegenaan gesmeten hebben om hem te strikken, waarschijnlijk veel meer dan het uiteindelijk waard was. George is aan het opereren en maakt een incisie. "Meneer, dat was de aorta: u moest de galgang doorsnijden". George is niet tevreden met de commentaar van zijn assistent, waarop hij lichtjes gepikeerd zijn scalpel door de galgang en de aorta ramt. "Jij weet er zo veel van, doe het zelf maar!". Oké, ik neem het terug: hij was dat geld duidelijk waard. George wordt bezocht door de voorzitter, een arme Nederlander die het kortste strootje getrokken heeft: hij wordt gedwongen om Engels te spreken, ookal is hij daar nauwelijks toe in staat. Hij zegt dat Kennedy subsidies heeft gekregen om zijn werk verder te zetten, maar dat het hospitaal die geweigerd heeft en zijn experimenten zullen stopzetten. Want, zo zegt hij zelf: "Joe and aai botse know this wesearch isn't worsless: THE PROBLEM IS JOE! Joe don't care about the lifes it kosts!"George is niet tevreden en gaat maar even rondrijden, maar door de roekeloosheid van een andere chauffeur rijdt hij vol in op een vrachtwagen: de motorkap en bumper zijn compleet kapot en de voorruit heeft het ook niet overleefd, maar uiteindelijk heeft hij toch enorm veel geluk, het had namelijk veel erger kunnen zijn. En dan ontploft zijn auto, want dat gebeurt er nu eenmaal als je motorkap kapot is. En dan ontploft de vrachtwagen zelf. En dan de oplegger. En dan explodeert het geheel nog eens in een vuurbal die een tiental meter hoog reikt. Net als in het echte leven.
Zeven jaar passeren. George Kennedy leeft nog, hij ligt alleen in coma en is zwaar verbrand zodat een goedkopere acteur zijn plaats heeft kunnen innemen. Op de afdeling waar hij ligt leren we onze held kennen: Koen Wauters. In de 90's was de zanger van Clouseau nog een type DiCaprio waarvan alle meisjes zot waren en alle jongens het een homo vonden, en speciaal om dat nog eens extra te benadrukken is hij opgemaakt met een kilo mascara. Het is oudjaar en hij is zich flink aan het amuseren door carnavalmaskers op de comateuze patiënten te plaatsen. Maar hey, wat kan je anders van een mannelijke verpleger verwachten. Een nieuwe verpleegster die voor de eerste keer haar ronde doet gaat de coma-afdeling binnen. De arm van de man die voorheen George Kennedy was valt langs zijn bed. De verpleegster gaat kijken en wil zijn masker verwijderen, maar plots wordt ze bij haar hoofd gegrepen en wordt ze de nek omgedraaid. Dit is de badguy in de film: de dokter die door een uiterst explosief auto-ongeval zeven jaar in coma belandde, en daardoor een motivatieloze seriemoordenaar/monster geworden is. Koen belt ondertussen naar zijn liefdesinteresse, Amy, en is teleurgesteld wanneer hij leert dat ze al plannen heeft gemaakt met "de lul met het leren jackie". Koen vindt het maar niets dat zijn vlam al plannen heeft gemaakt voor oudejaarsavond en hangt de telefoon op (uiteraard na eerst een trio voor te stellen, want zo kennen we Koen wel). Hij rijdt naar huis, waar zijn ouders beginnen te klagen wanneer ze merken dat er een grote snee in de hoofdsteun van de auto is gemaakt. Blijkbaar was dit om een of andere reden het tweede slachtoffer van het monster: een hoofdsteun, de schurk! Nu hun ouders weg zijn is het tijd om te jammen: Koen Wauters, Amy en haar broertje Bobby (de namen in deze film...) maken wat muziek. Bobby zit aan de piano, waardoor we hem alleen zijn hoofd kunnen zien schudden. Amy speelt gitaar, maar door knap camerawerk zien we nooit een beeld van onder haar nek. Het is aan Koen Wauters en zijn saxofoon om de scène te dragen en ons te doen geloven dat ze daar met hun drieën muziek aan het maken zijn. Probleem: Koen Wauters kan schijnbaar geen saxofoon spelen. Hij doet een beetje alsof hij in de saxofoon blaast en beweegt zijn vingers soms wel een beetje, maar aangezien er gewoon een jazzy CD over de scène heen wordt gespeeld valt Koentje gigantisch door de mand. Maar goed, het is niet alsof ze de totaal nutteloze jamsessie uit de film hadden kunnen houden, toch?
Een scène later heeft Koen de saxofoon vervangen door Amy en doet hij alsof hij in haar aan het blazen is (ik ben een meester der eufemismes). Wanneer Koen opnieuw ontdekt dat Amy eigenlijk met De Lul Met Het Leren Jackie samen is wordt hij kwaad en stormt hij naar buiten, waar De Lul met een bloemetje staat te wachten: hij heeft alles gezien. Koen loopt naar hem toe: "Je mag er weer bij hoor, ik ben klaar", sneert hij. Daarna lacht hij wat met de bloemen die de arme jongen heeft meegenomen. "Waarom doe je altijd zo gemeen tegen me?", vraagt de jongen, waarop Koen Wauters hem tegen de vlakte bitchslapt. Wanneer De Lul naar binnen wil bedenkt Koen zich en keert hij zelf terug naar binnen. Koen Wauters is een asshole! Terug binnen legt Amy hem uit dat ze niets met hem wil beginnen omdat ze jeugdvrienden zijn: Koen smijt zichzelf op haar. Ze duwt hem weg: Koen trekt haar blouse open en sleurt haar tegen de grond. Koen Wauters is een gigantische asshole! Maar omdat dit slecht geschreven personages zijn mag Koen na deze scène wel zijn Nobelprijs bovenhalen, aangezien Amy last heeft van een soort extreem acuut Stockholm-syndroom. De Lul Met Het Leren Jackie staat nog steeds buiten en roept naar Amy, maar hij is niet alleen: het monster - dat ondertussen dokterskleren heeft aangetrokken - loopt rond het huis en snijdt De Lul de keel over. Maar ook zonder hem tikt de klok even snel. Na deze moord gebeurt er een tiental minuten niets, waardoor Koen Wauters zich zo hard begint te vervelen dat hij de TV aanzet. Hij ziet een reportage over het verdwijnen van George Kennedy uit zijn ziekenhuis, dat abrupt wordt onderbroken wanneer het TV-signaal wegvalt.
Koen probeert wat andere kanalen, maar krijgt overal ruis. Hij zet de TV uit en hoort dan plots iets in de kast naast de TV. Heel erg langzaam wandelt hij naar de kast toe, terwijl hij een paar keer op zijn kat roept. Dit soort scène hebben we allemaal al een aantal keren gezien natuurlijk: de muziek wordt opgebouwd, het duurt een halve minuut eer het personage de twee meter naar de kast toe heeft afgelegd, de spanning wordt sterker en dan.... valt plots het monster uit de kast. Wat? Neen, dit klopt niet: daar hoort de kat te zitten. Of helemaal niets, waarna het monster plots achter hem staat. Goed, op deze manier ontloop je het cliché natuurlijk wel, maar het slaat absoluut nergens op. Het monster dat om geen enkele reden precies deze personages volgt is dus ergens in het voorbije kwartier het huis binnengelopen en heeft zich in de kleerkast verstopt. Erg logisch is dat niet. Hij steekt Koen Wauters een paar keer neer en slaat wat op zijn gezicht tot hij afgeleid wordt door de TV, die plots weer aanstaat én beeld heeft. De voorzitter van het hospitaal die geen Engels kan is op het journaal en het blijkt dat Kennedy's eigen experimenten op hem gebruikt zijn. Niet dat dat ook maar ergens toe dient: je zou verwachten dat Kennedy de voorzitter gaat opzoeken om wraak te nemen, maar hij blijft gewoon de hele film rond deze irrelevante tieners hangen en we zien de voorzitter niet meer terug. Dit is een van de minst onderbouwde slasher-schurken die ik ooit gezien heb, en dat wil wel wat zeggen.
Iemand heeft de politie gebeld: een dienstwagen komt aangereden met twee agenten, waar we agent Suikerbuik van Big en Betsy herkennen. Maar berg dat enthousiasme al maar terug op, want helaas heeft Suikerbuik maar een zeer magere rol in Intensive Care: zijn collega gaat de situatie onderzoeken terwijl Suikerbuik in de auto blijft wachten. De agent loopt een rondje en keert dan terug, waar hij Suikerbuik helaas dood in de auto vindt. Op de achterbank zit het monster, die de agent een tiental keer neersteekt met een mes om daarna - terwijl hij toch al zo goed als dood is - in ware Mortal Kombat-stijl zijn oog uit te steken met een scalpel. Fatality. Amy gaat ondertussen in Koen Wauters' huis rondsnuffelen en ziet hem bebloed op de zetel liggen. En dan springt het monster plots op van achter de bank. De manier waarop de slechterik zijn slachtoffers anticipeert roept bijzonder veel vragen op. Het meisje vergeet even hoe een deur werkt (eerst de sloten, dan pas de klink) en rent het bos in, waar ze op het lijk van De Lul Met Het Leren Jackie valt (die we precies twintig minuten geleden voor het laatst zagen). Ze rent verder, komt het lijkt van Suikerbuik tegen en neemt zijn dienstwapen mee, dus nu weten we ook meteen waarom hij precies in de film zat. Het monster zit inmiddels op de zolder van Amy's huis, in dezelfde kamer waar Bobby onder het bed verscholen ligt. Bobby vindt toevallig een mes onder het bed en steekt de schurk in de voet. Amy vuurt haar pistool meermaals raak af, maar het monster lijkt het nauwelijks te voelen, want tijdens zeven jaar in coma liggen ontwikkel je superkrachten. Ze schiet nog een keer op point blank afstand, maar net dan zitten er geen kogels meer in het pistool. Het monster grijpt Amy bij de nek en lijkt haar te willen gaan opeten (?), maar dan steekt Bobby het mesje van daarstraks (zo'n tien centimeter lang) in de rug van het monster, dat natuurlijk bewegingsloos neervalt.
Ze lopen naar beneden, waar ze natuurlijk het monster weer tegenkomen en dus haasten ze zich de kelder in. Net als in The Shining probeert het monster zich nu door de deur heen te werken, maar in tegenstelling tot Jack Nicholson heeft hij geen bijl tot zijn beschikking. Al een geluk voor hem dat een keukenmes even vlot door een deur vliegt als een hakbijl. Amy bewapent zichzelf met een boormachine met een zeer korte kabel, maar nog voor ze het nodig heeft schiet Koen Wauters te hulp. We hadden hem ook alweer een twintigtal minuten niet gezien, maar plots is hij daar en springt hij op de rug van het monster om er een tweede keer mee te vechten. Ondertussen heeft Bobby een verlengkabel ineen geknutseld, en de volgende keer dat het monster aan de deur verschijnt wordt hij in het oog geboord (met gebruik van overduidelijk vals perspectief, want er wordt gewoon vlak langs zijn hoofd geboord). Dat was het dan, het monster is eindelijk dood. Amy verzorgt Koens steekwonden met de legendarische woorden "Zal ik even een pleister voor je halen?", vooraleer ze tot de ontdekking komen dat het monster alweer is opgestaan (vlak langs zijn hoofd boren heeft hem dus niet afgemaakt) en Bobby nu achtervolgt. Bobby rent het bos in, maar kan niet meer verder wanneer hij midden in het bos een hek tegenkomt (dat spreekt voor zich). In plaats van als een weldenkend persoon een andere richting uit te rennen probeert hij over het hek te klimmen, maar het monster heeft hem ondertussen al ingehaald. Gelukkig komt Koen Wauters tot zijn redding: hij blijft een meter of tien van het monster staan en schiet vuurwerk op hem af. Sterk plan, Koen. De eerste vuurpijl vliegt naar het monster, maar die weet het te ontwijken door een klein beetje naar links te buigen. Verdorie! De tweede mist ook doel, maar gelukkig neemt het monster bij de derde vuurpijl de moeite al niet meer om opzij te stappen, waardoor hij tegen het hek geduwd wordt en vervolgens in allerlei kleine stukjes ontploft. "Jij geeft me vonken en vuur".

22 september 2010

Hercules in New York (1970)

Hercules in New York was Arnold Schwarzeneggers eerste filmrol, onder het pseudoniem "Arnold Strong" (wat hij waarschijnlijk zelf bedacht heeft, en kort is voor "Arnold strong, Arnold smash"). Na een korte carrière als bodybuilder (hij was 23 jaar oud) wou Arnold zich vol richten op de filmwereld, maar hij stuitte op veel problemen: zijn fysiek voorkomen was nogal onconventioneel, hij kon voor geen meter acteren en zijn Oostenrijks accent lag er zo dik op dat je hem vaak gewoonweg niet kon verstaan. Arnolds toenmalige manager heeft hem uiteindelijk toch deze rol bezorgd, omdat hij de filmmakers had beloofd dat Arnold veel podiumervaring had; dat dat geen theater- maar een bodybuildpodium was werd wijselijk achterwege gelaten. En zo kregen we de geboorte van de ultieme actiefilmheld, en dit debuut is nog veel slechter dan je eigenlijk voor mogelijk houdt. Het zou na deze film nog zes jaar duren eer hij weer een degelijke rol kreeg in Stay Hungry. Zijn echte doorbraak in de vorm van Conan the Barbarian kwam er zelfs pas in 1982: twaalf jaar na deze film, en Arnold heeft in die periode duidelijk veel bijgeleerd. In 1970 was hij nog een broekventje dat bestond uit spieren en niet veel anders, het charisma en zijn komische timing die hem later zouden definiëren waren nog compleet afwezig. Arnold spreekt hier zelfs nauwelijks degelijk Engels - en daarmee impliceer ik dat hij dat in zijn opvolgende films wèl doet - en werd in de originele release zelfs overdubbed, maar later - nadat Arnold een superster werd - werd de originele versie terug vrijgegeven.

Hercules - schrap dat: Uhkjoelie, zoals Arnold het uitspreekt - verveelt zich kapot op de berg Olympus, waar het geluid van passerend verkeer nooit stopt (om maar meteen aan de kijker duidelijk te maken hoe low budget je film wel niet is). Hij is aan het bekvechten met Zeus: Hercules wil naar de aarde om zich te amuseren, maar mag niet van de oppergod. Hercules blijft zagen als een klein kind maar Zeus verbiedt het, totdat hij het gejammer zo kotsbeu is dat hij Hercules als straf naar de aarde stuurt. Consistentie. Hercules belandt in zee en wordt opgepikt door een vrachtschip, waar hij meermaals zonder reden begint te vechten met de bemanning tot hij uiteindelijk in New York aankomt. Ook hier wordt hij weer aangevallen door een groepje, blijkbaar willen ze de drenkeling die zonder reden begint te vechten niet zomaar laten gaan. Tijdens dit gevecht - een tiental minuten in de film - horen we het themanummer voor zowat de vijfde keer (een nummer dat heel erg doet denken aan de sirtaki, want dat is Grieks hè). Dit themanummer wordt doorheen de volledige film constant gerecycleerd, terwijl je het na tien minuten al kotsbeu bent. Wanneer hij ook dit groepje schurken helemaal K.O. slaat neemt een driftig ventje hem mee om te ontsnappen met een taxi: dit is Pretzy de pretzelverkoper, Hercules' sidekick voor de rest van de film. Zijn belangrijkste karaktertrek is zijn "komische" overacten: Pretzy trekt zijn ogen en mond frequent heel wijd open, als een peuter die verbazing moet uitdrukken. Wanneer ze uit de taxi stappen (en Pretzy zijn pretzels achterlaat) blijkt dat ze allebei geen geld op zak hebben ("He want to be paid for driving Uhkjoelie in ze chariot?"). De taxichauffeur begint zich kwaad te maken, wat niet onlogisch is aangezien Pretzy de hele dag pretzels heeft staan verkopen en op zen minst twee dollar bijeengeschraapt hoort te hebben. Hercules lost het op door de arme man zijn taxi om te kantelen en weg te rennen. En terwijl we zien hoe Hercules de auto moeizaam omkantelt, vlak nadat hij maarliefst vier mannen tegelijk wist af te houden, stellen wij ons de vraag: is er iets dat de zoon van Zeus niet aankan?!
Wanneer ze voorbij een sportveld komen beslist Hercules even zijn kracht te demonstreren: hij doet zijn hemd uit, laat zijn borstspieren even op en neer gaan en gooit de discus verder dan niemand ooit eerder gezien heeft. Hij zegt dat hij dat ook met een speer kan, maar niemand gelooft hem (het verschil tussen de twee disciplines is natuurlijk enorm) en na een korte demonstratie in het speerwerpen en verspringen staat Hercules te glunderen naar zijn eigen awesomness. Hiermee heeft Hercules indruk gewekt bij professor Camden en zijn dochter Helen, die Pretzy en hem uitnodigen om thee bij hem te gaan drinken. Daar aangekomen doet Pretzy wat iedereen zou doen: prutsen met de historische voorwerpen die in de woonkamer liggen en een boek stelen omdat hij er toevallig de naam Hercules in leest. En dan is het tijd voor Hercules om zijn charmes boven te halen en Helen het hof te maken, met behulp van complimentjes ("You remind me of a Godess") en door haar zwijgend aan te staren als een gedrogeerde gorilla. Dan komt de volgende gast binnen, een jonge kerel en waarschijnlijk één van de atleten die Hercules de vorige scène belachelijk gemaakt heeft. "Hallo", zegt de jongeman, waarop Hercules onmiddelijk vraagt: "Is he your lover?". De man eist excuses in naam van Helen, Arnold begrijpt niet precies waarom (en ik ook niet, trouwens). Nu is de maat vol: de man slaat Arnold tegen de ribben. Hercules glimlacht. De man slaat nog eens. "YOU HAVE STRUCK HERCULES", klinkt het. Het lijkt allemaal wat trager te gaan in Hercules zijn kopje, en Arnold weet dat perfect over te brengen. Hercules kan daar niet mee lachen en gaat in het tegenoffensief: hij grijpt de man en heft hem een volle minuut op zijn linkerschouder. Ook deze tour de force bleek tot Hercules' meesterplan te behoren, want de vrouwkes diggen dat gedrag duidelijk en Helen gaat samen met Hercules uit eten. SCORE!
We krijgen het afspraakje niet te zien, maar 's avonds rijden de twee in een koets naar huis, waarbij ze elkaar (en dus ook de kijker) verzekeren dat het allemaal heel erg tof was. Maar hun avond wordt alsnog verpest, wanneer blijkt dat er een beer ontsnapt is uit de dierentuin en rondloopt in Central Park! We zien gewoon een man in een kostuum die zijn gebogen lichaam voortwaggelt als een aap, maar er wordt ons gegarandeerd dat het een grizzlybeer is. Ondertussen is het weer daglicht geworden en rijdt het koppel nog steeds rond in de koets, wanneer ze de beer plots tegenkomen. Zonder ook maar een halve seconde te twijfelen begint Helen te krijsen als een varken en begint Hercules de beer tot in het oneindige te bitchslappen. Het wordt Helen allemaal wat te veel en ze valt flauw (wat waarschijnlijk het zwakste flauwval-acteren is dat ik ooit gezien heb), terwijl Hercules het gevecht gewonnen heeft, en aangezien er die dag geen moorden of politieke gebeurtenissen voorkwamen wordt dit voorpaginanieuws. Een bijzonder sterke scène, maar qua man-in-beerkostuum cinema moet het wel zijn meerdere erkennen in het nog steeds ongeëvenaarde The Wicker Man. Terwijl het krantenshot wegvaagt leren we dat Hercules dan maar begint te worstelen, om geld te verdienen (wat nodig is, gezien Hercules zonder geld logeert in een chique hotel). "NEW WRESTLING WONDER HERCULES", leert de volgende krantenkop van het vreemde prioriteiten stellende The Daily Tribune ons. Tien seconden later krijgt Pretzy bezoek van enkele maffiaclichés die Hercules' contract willen, Pretzy tekent aangezien hij bedreigd wordt. Deze hele alinea, waarin meer gebeurt dan het eerste half uur van de film, vindt plaats in drie minuten tijd. Onvoorstelbaar.

We keren terug naar berg Olympus, waar Zeus de avonturen van Hercules heeft bezichtigd met behulp van een kristallen bal (dat is wat oppergoden doen). Hij roept Nemesis - de Godin der Terminators - op om Hercules te straffen, aangezien hij tegen zijn wil ingegaan is. Hoe en waarom is nogal onduidelijk aangezien Zeus hem zelf naar aarde heeft gestuurd, maar dat zijn details. Mercurius - de God der postbodes - en Zeus' harem weten de machtige Zeus te overtuigen dat Mercurius eerst naar Aarde moet gaan, om Hercules vriendelijk te verzoeken terug naar Olympus te keren. "Oké", zegt Zeus, "I don't punish in hate, only in sorrow". Terug op Aarde ziet Hercules een poster van de film "Hercules against the Monster" (een fictieve film, waarvan de poster gecreëerd werd uit beelden van Ben Hur en Godzilla): Hercules vindt het verschrikkelijk dat iemand hem imiteert, zeker iemand die zo weinig op hem lijkt. Daarop trekt hij zijn trui uit en neemt hij een verscheidenheid aan bodybuildposes aan. Het triestige hieraan is dat dit het interessantste is in vier minuten film, waar de rest opgevuld wordt met Hercules en Helen die foto's maken en rondwandelen in New York. Mercurius komt per helikopter aan in New York en probeert Hercules te overtuigen mee te komen, maar hij wil niet want hij wil nog blijven en wèèèè wèèèè wèèèè. Hercules' motivaties doen denken aan die van een twaalfjarig meisje, en een persoon als "Arnold Strong" kan binnen deze rol uiteraard geen waardigheid introduceren. Mercurius vliegt het raam uit om Zeus het negatieve antwoord te bezorgen, waarop de vraag reist: waarom kwam hij aan in een helikopter als hij zelf kan vliegen? Pretzy, die de hele tijd aanwezig was om alles te horen én zien, kan het maar moeilijk vatten en valt flauw, duidelijk met meer vakmanschap dan Helen.
Zeus is woest wanneer hij het antwoord ontvangt en stuurt Nemesis op pad, het hele "don't punish in hate, punish in sorrow"-gebeuren lijkt alweer vergeten te zijn. Juno - de Godin van bitchiness - onderschept Nemesis en is het niet eens met de straf waarop Zeus besloten heeft. Ze beveelt dat Hercules' krachten weggenomen dienen te worden, want "His great strength sets him apart from other mortals. Who knows, they might even make him king because of it". "They have no kings", antwoordt Nemesis, "they're called presidents". Een hilarische pseudo-voorspelling aangaande onze favoriete gouverneur. Pluto - de duivelse, flamboyante God van feesten - wil de van zijn krachten ontdane Hercules' ziel, maar die werkt logischerwijs niet mee. Monstro the Magnificent daagt Hercules uit tot een partij gewichtheffen om te zien wie het slechtste is. Pluto wedt 20.000 dollar op het verlies van Hercules, en het spreekt voor zich dat hij ook effectief verliest. De gangsters zijn niet tevreden en achtervolgen Helen en haar vader, Hercules en Pretzy zien dit gebeuren en moeten snel ingrijpen. "HORRY!", roept Hercules, maar Pretzy stelt zich de vraag hoe ze twee wagens kunnen achtervolgen. Maar Hercules heeft een plan!
Er staat toevallig een Romeinse strijdkar (met daarvoor twee paarden gespannen) voor de deur. De bestuurder van deze kar, gekleed in een luipaardvel (dat is wat Romeinen dragen), staat een hotdog te kopen. Hercules steelt "ze chariot" en rijdt doorheen de stad, achtervolgd door de holbewoner, die op zijn beurt achtervolgd wordt door de hotdogverkoper (omdat hij zijn zuurkool vergeten was). En hoewel de paarden slechts in draf lopen weet Hercules de gangsters toch in te halen, waarna hij vlak langs de auto rijdt en ze met zijn zweep begint te slaan, aangezien deze specifieke gevaarlijke gangsters geen wapens op zak hebben. Uiteindelijk breekt een wiel van de kar af, maar nog geen 2 seconden later rijden Helen en haar vader langs, die Hercules en Pretzy oppikken. Deze scène duurt ook weer een flinke vijf minuten en eindigt met - je kan het nooit zelf bedenken - een close-up van de hotdogverkoper die, na half New York rond te hollen, de holbewoner zijn zuurkool bezorgt. Hartverwarmend. Maar de lange achtervolging heeft zijn tol geëist: de benzine is op. De groep vlucht een pakhuis binnen, de gangsters volgen al snel. Hercules blokkeert de doorgang door in de deuropening te blijven staan (geniaal!), en wordt vervolgens min of meer in mekaar geslagen. Maar hulp is onderweg in de vorm van Atlas en Simson. Oplettende lezers is het waarschijnlijk al opgevallen: er worden veel Griekse en Romeinse Goden door elkaar gebruikt. Oké, dat is vervelend en slecht geschreven, maar valt te negeren. Maar nu in de vorm van Simson ook figuren uit de Bijbel gebruikt worden is het gewoonweg gênant geworden.
Atlas en Simson slaan een hoop maffiosi in elkaar, op verschillende hoogteniveaus, op de tonen van nog steeds hetzelfde themanummer terwijl de hele set vol met krantenpapier ligt. En dat is even onoverzichtelijk als het klinkt. Plots krijgt Hercules zijn krachten terug van Zeus en eindigt het gevecht enorm abrupt, waarschijnlijk omdat de filmrol op was. En dan heeft Hercules plots heel veel spijt van zijn gedrag en keert hij terug naar Olympus. Geen aanleiding, geen opbouw: het plot stopt gewoon. Pretzy is daar best wel kapot van en blijft nog even doorzeuren over hoe cool Hercules wel niet was, maar ontvangt uiteindelijk een boodschap van Hercules over de radio (want dat is blijkbaar zijn speciale Godenkracht). Nu, ze hebben Arnold die boodschap nooit laten opnemen dus je krijgt sowieso de gedubde versie te horen, maar zelfs dan is het nog steeds vrij onverstaanbaar (iets in de trend van "ik zit altijd in je hart" en meer van die flauwe Tarzan-moraal). Op de berg Olympus is alles goed en wel, maar om op een "komische" noot te eindigen vertrekt Zeus - om een of andere reden verkleed als een rabbi - ook naar aarde, om al Hercules' gekke avonturen te beleven, zoals taxi's omver duwen en achtervolgd worden door maffiosi. En daarmee beëindigen we Arnolds allereerste filmrol: grootste cinema is het absoluut niet, maar het is vrij amusant in zijn slecht zijn. Uiteindelijk is het allemaal behoorlijk saai en langdradig, maar er kan flink gelachen worden met Arnolds prestatie, waardoor het geen complete misser blijkt. Maar toch makkelijk dé film waar Ahnuld zich fameus voor mag schamen.

14 september 2010

Exit Through the Gift Shop (2010)

Banksy is één van de grootste artiesten binnen de "street art" beweging: net als bij graffiti worden hierbij alledaagse straten gebruikt als canvas, maar street art gebruikt een ruimer arsenaal aan materialen om hun kunst te verwezenlijken (veelal stickers en posters). Thierry Guetta is een simpele Fransoos met een vreemde handicap: hij loopt letterlijk elk uur van de dag met een camera rond, waarvan de cassettes onbekeken opgebaard worden in het massagraf waar Guetta de laatste twintig jaren van zijn leven opgeslagen heeft. Per toeval leert Guetta de street art wereld kennen, waardoor hij uiteindelijk met Banksy in contact komt: er wordt besloten dat Guetta een documentaire over de kunststroming uit zijn eindeloze hoeveelheid beeldmateriaal zal knutselen. Zijn werk lijkt nergens naar, waarna Banksy de documentaire overneemt en Guetta aangemoedigd wordt om zelf wat kunst te maken. Hij huurt een groep mensen in die zijn ideeën, die bijzonder veel lijken op minderwaardig Banksy werk, uitwerken en organiseert een galerij. Hij hangt een paar posters op vol interessante citaten van street art legendes en voor hij het zelf goed en wel doorheeft is Guetta - onder zijn pseudoniem "Mr. Brainwash" - de hotste naam in L.A. en verkoopt hij zijn zielloos werk voor een miljoen dollar.

Dit soort documentaires met een hoek af zorgen zo vaak voor parels van films: The King of Kong en Anvil: The Story of Anvil vond ik twee van de amusantste films van vorig decennium en eerder dit jaar was er ook al het prettig vreemde Best Worst Movie. Maar er is een verschil: in die films lijkt alles zo bizar dat het wel opgezet moet zijn, maar steevast zijn het 100% oprechte documentaires. Bij Exit Through the Gift Shop ligt dat enigszins anders. Tijdens het kijken was ik er van overtuigd dat dit een Spinal Tap achtige mockumentary is, tot letterlijk het voorlaatste shot: de cover van Madonna's "Celebration" CD werd gecreëerd door Mr. Brainwash. Als de bliksem naar wikipedia, en jawel: Mr. Brainwash én zijn immens succesvolle galerij bestaan wel degelijk. Dus misschien is dit effectief een documentaire? Maar de duizenden videobanden, Guetta's professioneel walgelijke documentaire en het nooit tonen van een productieproces lijken dan weer vrij onwaarschijnlijk. Maar het kan ook niet allemaal verzonnen zijn: er bestaat bewijs van Mr. Brainwash tot zeker vijf jaar terug. De grootste triomf en tegelijk de verscheurende realiteit is dat er eigenlijk, op dit moment, geen manier is om te weten of dit de realiteit, dan wel een hoax is. Feit is dat zowel Banksy als Mr. Brainwash echte artiesten zijn, en dat Brainwash' "Life is Beautiful" galerij hem een hoop geld heeft opgeleverd met minderwaardig materiaal dat niets meer is dan een poging tot het kopiëren van andermans stijl.

Zelf geloof ik dat dit een sterk opgezette hoax is: Thierry Guetta is een acteur die in de film - en daardoor nu ook in het echte leven - vorm mag geven aan Mr. Brainwash, wiens identiteit tot voor zijn eerste galerij nog onbekend was. Banksy zou zomaar eens het materiaal van Mr. Brainwash kunnen geproduceerd hebben, met opzettelijk het kwalitatief te beperken. Enfin, uiteindelijk is dat misschien vrij irrelevant (doch intrigerend). Waarom zou Banksy dat überhaupt doen? Wel, de kracht van Exit Through the Gift Shop zit em, ongeacht zijn authenticiteit, in de sociale commentaar die in de derde akte van de film schuilt. Het werk van Mr. Brainwash ontbreekt alles wat kunst hoort te definiëren: er zit geen integriteit, beleving, originaliteit of zelfs maar enige moeite in zijn werk. Zijn producties zijn het resultaat van een hersenscheet, waarna werknemers het idee voor hem in elkaar knutselen. En dat is er ook aan te zien, want van de honderden werken die hij op korte tijd produceert zien we er niet één dat ons echt bijblijft, of ook maar getuigt van een eigen stijl. Maar de hype is er. Er wordt gezegd dat er voor de grote opening tweeduizend mensen wachten aan de poort, en dat voor een artiest zonder verleden. Sommige aanwezigen geven zelfs aan dat ze niet weten wat ze er doen, maar ze zijn er allemaal van overtuigd dat dit hét kunstgebeuren van de komende jaren zal zijn.

Een eigen mening is tegenwoordig een zeldzaam iets, zeker in de artistieke wereld. Degene die zich negatief durft uiten tussen de loftrompetten door krijgt al snel te horen dat "hij het niet snapt", en de algemene oprechtheid is ten koste gegaan aan zelfverdediging: niemand wil natuurlijk als dommerik bestempeld worden. En daarmee is de kunstwereld een grote grap geworden, zo lijkt Banksy te willen vertellen. Mensen zijn als schapen en willen niet liever dan geleid worden naar wat goed is, zonder zelf een objectief oordeel te moeten vellen. Veel van het volk dat voor Mr. Brainwash staat te wachten heeft immers zijn besluit al gemaakt om mee te gaan in de hype: hun geest is al zodanig verwrongen dat ze zichzelf zullen forceren tot appreciatie. Op die manier is het niet de kunst, maar de commerçe die vooruitgang maakt. Daarmee lijkt deze film een satire op het wereldje, waar mensen misleid worden om aan te tonen dat ze eigenlijk al veel langer, steeds weer opnieuw misleid worden. Het doet wat denken aan Borat, waar racisme gebruikt werd om racisme aan te tonen, en net als die film wordt dat verpakt in een prettig geheel. Want ondanks dat dit klinkt als een heel erg zelfbewuste, met de vinger wijzende parabel is dit ook gewoon een zeer amusante film. Mooie beelden, een sterke soundtrack, genoeg humor en zelfrelativering aan een aangenaam tempo: Exit Through the Gift Shop is één van de vreemdste, interessantste, meest betekenisvolle en simpelweg beste films van het jaar geworden.


Ook te lezen op Filmorama.

12 september 2010

A Clockwork Orange (1971)

A Clockwork Orange was, samen met Lolita, Kubricks meest controversiële werk. Niet verwonderlijk ook: de film brengt bijzonder expliciet geweld en verkrachtingen in beeld, die enkel en alleen uitgevoerd worden voor amusement. En dan is er nog de pikzwarte ideologie die doorheen de hele film schuilt. Na Lolita leverde hij Dr. Strangelove en 2001: A Space Odyssey, waardoor het misschien wel leek dat hij dit soort extravagante thematiek uit de weg ging, maar A Clockwork Orange bleek de meest provocatieve en ontstellende film die hij ooit zou produceren. Maar tegelijk ook zijn interessantste, diepste en - en dit is een gevaarlijk statement - de beste film die hij ooit zou creëren.

Allereerst: technisch gezien is dit zeer degelijk (alsof Kubrick ooit tegenvalt op dat vlak), met ondermeer de introductie van een camerabeweging die zijn volgende film zou definiëren. Een keer of drie - ondermeer in het openingshot - begint Kubrick ingezoomd op één element, om vervolgens de camera langzaam uit te laten zoomen en zo een breder beeld van dezelfde situatie te tonen. Deze technische vaardigheid zou later het definiërende shot van Barry Lyndon worden. Hij gebruikt ook opmerkelijk frequent een wide-angle lens, vaak om de omgeving en andere personages rond Alex lichtjes te vervormen. Verder zitten er nog een aantal geïnspireerde shots (een slowmotion gevecht en - in contrast - een fastforward seksscène), maar technisch gezien is de film minder opmerkelijk dan veel andere Kubrick-films. Dit is geen 2001: A Space Odyssey: de technische kant is duidelijk ondergeschikt aan de inhoud. Deze cameravoering wordt ondersteund door een ronduit briljante soundtrack, bestaande uit verscheidene klassieke muziekstukken en een bijzonder sfeervol synthesizer-themanummer. In de cast vinden we karakterkop Malcolm McDowell, die nooit sterker schitterde dan als Alex de psychopaat: hij beschikt over een onnatuurlijk sterk charisma en heeft nooit nood aan meer dan één blik om perfect weer te geven wat er door het personage heengaat. De rest van de cast bestaat uit minder bekende acteurs, die grotendeels weten te overtuigen. Er zitten echter twee valse noten in de cast: zowel Patrick Magee als Aubrey Morris overdrijven in hun spel, maar Kubrick kennende kan dat niet anders dan met opzet zijn. In Aubrey Morris' geval is dat nog begrijpbaar, maar waarom Magee zo overdrijft is nooit tot mij doorgedrongen. Maar dit zijn nauwelijks criteria om A Clockwork Orange op af te rekenen, want hoe geweldig het soms in beeld gebracht wordt en hoe fenomenaal de muzikale score ook is: de kracht achter de film schuilt puur in het verhaal.

Kubrick blijft de roman van Anthony Burgess grotendeels trouw. Het is een populair en vrij ruim aangenomen gedacht dat de mens in wezen goedaardig is, maar de maatschappij hem vervuilt. Kubrick en Burgess geloven echter dat de mens fundamenteel slecht is. Een kwaadaardig wezen. In essentie wil de mens, instinctief, anderen pijn doen. Het duidelijkst wordt dit weergegeven in hoofdpersonage Alex en zijn droogs (een groepering jongeren in witte bodysuits en zwarte hoeden). 's Avonds spenderen ze hun tijd aan het zogenaamde ultra-geweld: zonder reden slaan ze zwervers in elkaar, verkrachten ze vrouwen en vernielen ze andermans bezit. Er is geen aanleiding, er is geen motivatie: ze doen dit simpelweg voor het plezier. Alex en zijn vrienden zijn enkele van de meest verschrikkelijke fictieve personages ooit beschreven. Maar dat zijn slechts enkele individuele gevallen: die lijn kan later ook doorgetrokken worden naar de slachtoffers. Nadat Alex de Ludovico-behandeling ondergaat (later meer daarover) is hij min of meer bevrijd van zijn eerder gedrag: hij is niet meer in staat om geweld te plegen, en is voor het naakte oog eigenlijk een nette, eerlijke jongeman geworden. Maar hij komt in contact met al de mensen die hij in het verleden verkeerd behandeld heeft, en die slachtoffers zoeken stuk voor stuk vergelding. Zijn ouders gooien hem op straat, zwervers slaan hem in elkaar, de schrijver die in zijn eigen huis aangevallen werd martelt hem, ... Wanneer de omstandigheden juist zitten - in dit geval dus gevoelens van wraak en vergelding - laat iedereen zijn sociale façade vallen en is elk personage in de film in staat tot dezelfde gruwelijke daden als Alex. En als kijker vinden we het niet eens vreemd: we voelen hoogstens medelijden voor de hervormde Alex, maar nooit zorgen deze acties voor hetzelfde gevoel als wanneer Alex ze in de eerste helft uitvoerde, enkel en alleen omdat hij niet over een duidelijk motief beschikt.

Maar er is één element dat deze opvatting in de weg zit: het laatste hoofdstuk van de roman. Dit werd uit de Amerikaanse release weggelaten en zorgt voor een duidelijk optimistischere ondertoon: Alex ziet in dat zijn ultra-geweld verkeerd is en wordt een normaal lid van de maatschappij, totdat hij kinderen krijgt en de cyclus opnieuw begint. Betekenis: geweld is kinderachtig en leer je uiteindelijk af. Een verschrikkelijk zoetsappige blik waar pessimist Kubrick niets voor voelt. De film eindigt waar de originele Amerikaanse release van het boek eindigt: Alex ligt in het ziekenhuis en wordt gebruikt voor politieke doeleinden. Hij ontmoet een psychiater, bij wie hij een alternatieve Rorschach-test uitvoert. Tijdens dit moment komt hij weer in contact met zijn oude, hypergewelddadige zelf. De effecten van de Ludovico-behandeling worden weggeveegd en Alex wordt als het ware genezen, en één laatste blik van Alex impliceert dat hij volledig zal revalideren en hervallen in zijn oude doen. Want al dat geweld is niet zomaar een gevoel: het is instinct. Je kan proberen om dat instinct weg te steken of te negeren, maar uiteindelijk zal het altijd terug komen bovendrijven. En dat strookt heel wat beter met de bovenstaande alinea: als de mens slecht is, valt dat niet eeuwig te onderdrukken en zal dat vroeg of laat komen bovendrijven.

De eerder vernoemde Ludovico-behandeling is het grote draaipunt in de film. Het is een kuur die gevangenen op sadistische wijze manipuleert om uiteindelijk terug mee te kunnen draaien in de maatschappij. Gevangenen krijgen een serum toegediend waardoor ze onwel worden en stevige pijn lijden, en worden dan geforceerd om urenlang gruwelijke films vol geweld, verkrachting en andere verschrikkingen te zien. Door deze klassieke conditionering leert het lichaam om te reageren op het geweld: wanneer de gevangenen later in contact komen met de geziene zaken zullen ze vanzelf het gevoel en de pijn krijgen waar het serum voor zorgt. Dit zorgt voor ongewenste neveneffecten: zo wordt Alex ook ziek van Beethovens muziek en elke vorm van seks, in plaats van alleen verkrachting. En zo wordt hij opnieuw de wereld ingestuurd: gelimiteerd in gedrag én in genot. Maar zoals geconstateerd werd is de maatschappij even gevaarlijk als Alex zelf, en zonder geweld tot zijn beschikking is hij maar een zielepoot waar iedereen overheen loopt. Hij wordt zonder reden geprovoceerd, uitgescholden en door een bende zwervers in elkaar geslagen; Alex kan niets terugdoen, zelfs niet weglopen. Wanneer de hele maatschappij slecht is, kan je het niet veroorloven om als individu goed te zijn. Je doet mee met de rest van de mensheid of houdt het niet lang vol. Niet alleen is dit instinct ononderdrukbaar, het is zelfs noodzakelijk om in deze maatschappij te overleven.

Maar dat levert ook nog een interessant moreel vraagstuk op. In de gevangenis probeert hij de bewakers te overtuigen dat hij een veranderd mens is en dat hij zijn fouten heeft ingezien. Maar in feite is hij nog altijd dezelfde schurk die ze in de eerste plaats opgesloten hebben. Maar wanneer hij door de Ludovico-behandeling vrijgelaten wordt verkeert hij ongeveer in dezelfde situatie. Het is niet zo dat hij geweld heeft afgezworen: hij is er fysiek niet meer toe in staat, maar de wil is wel nog aanwezig. In welke mate is een mens goed als hij niet over de keuze tussen goed en slecht beschikt? Sterker nog: in welke mate behoudt hij zijn menselijkheid? Het is niet zozeer de actie die goed gedrag definieert, het is eerder het onderscheid tussen goed en slecht kunnen maken dat daar voor zorgt. Daardoor is Alex uiteindelijk geen beter mens geworden, hij is nog altijd dezelfde slechterik die beperkt wordt in zijn keuze. Hij dient geen onderscheid te maken, en wanneer hij het effect van de behandeling uiteindelijk overwint is hij dezelfde man die eerder als een gevaar werd beschouwd. Daarmee lijkt de film ook onrechtstreeks vragen te stellen bij gevangenissen en de hervorming van een mens in het algemeen: is het überhaupt wel mogelijk om het gedrag van een persoon die over vrije wil beschikt te vervormen tot het sociaal acceptabel is? Kubrick lijkt daar niet in te geloven. Daarmee is A Clockwork Orange gitzwart qua ideeën: het ontbreekt elk geloof in de mensheid en is uiteindelijk vrij deprimerend. Maar wat valt er te zeggen wanneer veertig jaar later het ultra-geweld realistischer lijkt dan toen het verhaal bedacht werd? A Clockwork Orange is relevanter dan ooit, en dat is een beangstigende constatering.

The Brothers Grimm (2005)

Na Fear and Loathing in Las Vegas probeerde Terry Gilliam het verhaal van Don Quixote te verfilmen, maar door veel problemen met de gezondheid van de hoofdrolspeler, het weer en de onvermijdelijke financiën werd dat project uiteindelijk geannuleerd (het hele verhaal wordt zeer goed weergegeven in de documentaire Lost in La Mancha). Dat project werd overigens recent nieuw leven ingeblazen, maar toen Warner Brothers bekendmaakte dat ze hun eigen, blockbuster versie van Don Quixote wouden maken werd de financiering opnieuw een probleem. Het zit hem toch echt nooit mee, die Gilliam.

Maar door het falen van zijn eigen The Man Who Killed Don Quixote kreeg Gilliam steun langs alle kanten. Door het collectieve medelijden genoot hij weer een flinke status, en het imago van lastpost die drukke films maakt leek te vervagen. Hij werkte zijn eerste film in acht jaar af en het lijkt bijna onvermijdelijk: plots is Gilliam weer het buitenbeentje dat hij altijd al geweest is. Tijdens de productie waren er stevige problemen met producers Bob en Harvey Weinstein en uiteindelijk waren noch zij, noch Gilliam 100% tevreden met de film. De Amerikaanse pers is nooit gecharmeerd geweest door Gilliams films, en bijgevolg konden ze hun ongenoegen botvieren: The Brothers Grimm werd volledig afgemaakt door de critici. "Mooie beelden, maar een verwaarloosd verhaal" bleek het algemene consensus, kritiek die al eerder onterecht over Gilliams films uitgesproken werd. Dat de prent visueel in orde is spreekt voor zich: de film is natuurlijk weer bijzonder creatief, van camerawerk tot visuele effecten en omkadering. The Brothers Grimm overtuigt op visueel vlak, dat volgepropt zit met ideeën zoals rondlopende bossen en een honderden jaren oude, bijna gecomposteerde Rapunzel. Enig nadeel is wel dat de CGI absoluut niet op punt staat en de ideeën daardoor niet altijd even sterk weten te overtuigen.

Maar dat de film een narratieve rommel zou zijn is dan weer bijzonder dubieuze commentaar. Neen, niet alles in de film is erg gladgestreken en er zitten heel wat ruwe kanten aan, maar dat is nog niet rommelig. De narratieve structuur is niet zozeer lastig om te volgen: we zijn het gewoon niet gewoon om het verhaal - in dit soort film - zo lang te blijven volgen. Het grootste probleem is waarschijnlijk de gewenning aan de blockbuster, die dezer tijden veel dommer is dan vroeger. Tegenwoordig moeten dit soort films achtbanen zijn: even opgetakeld worden aan het begin om daarna van hoogtepunt naar hoogtepunt te glijden. Dat is The Brothers Grimm hoegenaamd niet. Het is in deze tijd een gedurfde zet van Gilliam (waar hij dus ook voor afgestraft is geweest), maar niet alle pionnen worden al in de eerste akte klaargezet. De uiteindelijke schurk en hun motivatie worden bijvoorbeeld pas rond het middelpunt geïntroduceerd, iets waarmee in Amerika duidelijk niet gelachen wordt. In de gebruikelijke moderne blockbuster-structuur wordt er van je verwacht dat je na de eerste akte geen aandacht meer besteedt aan het plot, maar alleen nog maar naar de opeenvolging van glimmende setpieces kijkt. Tegenwoordig is het een trend om dit te verschuilen door een betekenisloze twist aan het einde te plaatsen, maar bij The Brothers Grimm wordt het plot effectief verdeeld over de drie aktes, waarmee duidelijk teveel van de kijker gevraagd wordt.

Maar ondanks dat ik het absoluut niet met dat kritiekpunt eens ben, is dit wel één van Gilliams zwakkere films. Er zitten heel wat elementen in de film die absoluut niet werken. Zo is de finale van de film nogal saai en verwatert het plot daar in gratuite actiescènes en een magere suspense. Ook de cast is nogal wisselvallig: Heath Ledger en Matt Damon zijn degelijk en weten vooral in hun plezierig samenspel te overtuigen, en Lena Headey weet zich te redden in haar vrij platte rol. Maar Jonathan Pyrce en vooral Peter Stormare staan zo overdreven, belachelijk en zelfs frustrerend te acteren dat ze bij momenten het plezier van Ledger en Damon weten te neutraliseren. Maar het sterkste minpunt is misschien nog wel de typische Gilliam thematiek, die nagenoeg volledig afwezig lijkt te zijn. Heath ledger is een romanticus die gelooft in sprookjes, waar Matt Damon een realist is die ze als onzin bestempelt: uiteindelijk weet het Ledger personage zich daarmee te verweren tegen de magie die blijkt te bestaan. Maar dat is een wel heel magere "fantasie vs. realiteit" boodschap, zeker in vergelijking met zijn ouder werk. In feite vertelt Gilliam hier een simpel verhaal over sprookjes, zonder daar meer mee te doen, en dat is jammer. In vergelijking met de vele platte blockbusters is deze iets intelligenter, maar binnen Gilliams repertoire is The Brothers Grimm toch vooral een weinig betekenende, zielloze film. Maar zeker en vast niet "lastig te volgen".

10 september 2010

The Fisher King (1991)

Gilliam had met The Fisher King iets te bewijzen. Na het (voornamelijk door toedoen van de studio) floppen van The Adventures of Baron Munchausen moest hij met deze The Fisher King weer proberen in de publieke gratie te vallen, en daar heeft Gilliam zich wel degelijk voor aangepast. Hij regisseert hier een script waar hij zelf niet aan meegeschreven heeft, houdt zijn budget binnen de perken, haalt voor een keer de gestelde deadline én houdt zijn Monty Python vrienden voor de eerste keer uit zijn film. Gilliam heeft zichzelf hier geforceerd, dat is zeker. Maar toch, ondanks dit alles, is dit weer een typisch Gilliam-werk: hij kan het dus ook zonder al die problemen en ruzies zijdens de productie!

En dat dit een typische Gilliam is geworden is ergens wel vreemd, aangezien hij absoluut niet bij het schrijfproces betrokken was. Nochtans is dit script - van de hand van Richard Lagravenese - op vele punten vergelijkbaar met zijn eerdere films tot op dat moment. Het contrast tussen fantasie en realiteit, lagen in de maatschappij en schuld en vergeving staan centraal, net als in Munchausen en Brazil. Vooral dat laatste is interessant, want waar zijn eerdere films al eens oppervlakkig raakten aan boetedoening is het hier constant hét hoofdthema. Jeff Bridges speelt een shockradio-presentator (à la Howard Stern) die op een dag losbarst in een tirade tegen de chiquere klasse van de bevolking. De beller aan wie deze boodschap geuit werd blijkt een psychopaat te zijn en nodigt zichzelf later die avond uit op een feest, waar hij met een shotgun lelijk huis houdt. Bridges' carrière en mentale gezondheid verschrompelen. Enkele jaren later ontmoet hij Robin Williams, die op dat feest aanwezig bleek te zijn. Zijn vrouw was die avond één van de slachtoffers en werd door dezelfde gek die Bridges gelanceerd had neergeschoten, waarna Williams nogal gestoord en volledig in zijn eigen wereldje achterbleef. Bridges probeert gedurende de rest van de film Williams te helpen om zijn misplaatst schuldgevoel weg te werken. Maar het is pas achteraf, wanneer zijn motieven om Williams te helpen minder schijnheilig worden, dat hij verlossing vindt. En nogmaals: Gilliam heeft hier niet aan meegeschreven, de ironie dat deze film over schuld en vergelding er komt na de grote problemen rond Munchausen is puur toeval.

In zijn radioprogramma lacht Bridges met de problemen van andere mensen: het plebs en hun bijkomende problemen belachelijk maken is zijn job, en hij heeft er duidelijk plezier in. Maar nadat hij van zijn troon valt bevindt hij zich plots in die sociale groep waar hij nooit van moest weten. Het verhaal van een man die zich schikte naar de verwachtingen van de maatschappij, die vervolgens terechtkomt tussen individuen die de betekenis van dat woord nauwelijks nog begrijpen. Williams' personage leeft in zijn eigen wereld en het kan hem niks schelen dat hij buiten de gebruikelijke conventies valt. En ook in dat opzicht evolueert Bridges, en het mag niemand verbazen dat vooraleer de credits passeren hij zijn scrupules heeft laten varen en zich kan schikken in een uniekere levenswijze. Zot zijn doet geen zeer in Gilliams films, integendeel: het zijn de "normalen" die de vele geneugtes mislopen. Williams' eigen kijk op de wereld is speciaal, uniek en kleurrijk, waar de conventionelere Bridges vastgeroest zit in het saaie, voorgekauwde wereldbeeld dat je langs alle kanten wordt opgedrongen door de massa. Het is een steeds terugkerend concept binnen Gilliams films, maar verbeelding is iets moois, zelfs wanneer het zo oncontroleerbaar is als bij Williams.

Dusver is dit de enige keer dat Terry Gilliam die ode aan de verbeelding op zo een sobere manier brengt. Nuja, sober is een relatief begrip natuurlijk: alles wordt wederom vanuit vreemde perspectieven en hoeken gefilmd en in vergelijking met de meeste grote regisseurs is de cinematografie van The Fisher King nog steeds iets speciaals. Maar nooit krijgt de fantasie de bovenhand en de film neemt voor het grootste deel plaats in de realiteit. Er is één groot effect - een monsterlijke ridder die Williams' verleden symboliseert - en daar houdt het ongeveer op. Gilliam gaat deze keer veel subtieler (wederom zo'n relatieve term) te werk, en drukt de creativiteit van de film uit in cameravoering, belichting en woorden. Daarmee voelt The Fisher King veel minder vol (en vooral: minder vermoeiend) aan dan de rest van Gilliams repertoire, en hoewel de film gerust een klein half uur korter had gemogen is dit misschien wel de rustigste, meest ontspannen zit die je tijdens een Gilliam-film kan beleven. Tot slot een woord over de twee hoofdrolspelers, die beide fenomenaal zijn. Robin Williams is even druk en energiek als in het gros van zijn films (zijn latere werken als Insomnia of World's Greatest Dad niet meegeteld), maar binnen dit personage past het voor een keer en hij weet zijn personage ondanks zijn drukte ook nederigheid en een hart mee te geven. Jeff Bridges op zijn beurt toont geen enkele foute noot doorheen de film, zorgt voor een handvol sterke scènes en draagt de hele film met tekenend gemak: een wereldprestatie. Zonder deze twee heren had The Fisher King zijn goede bedoelingen waarschijnlijk niet kunnen waarmaken, maar zoals het er uiteindelijk voor staat is dit Gilliams mooiste film.

5 september 2010

Piranha (2010)

James Cameron uitte al kritiek op Piranha 3D: de expliciete effecten zouden het medium der 3D-films vervuilen, zoals 80's horrorfilms dit vroeger deden. Bullshit natuurlijk, Cameron denkt sinds Avatar dat hij 3D heeft uitgevonden en dat zijn mening de wet is. Piranha 3D reageerde officieel dat Cameron zich kinderachtig gedraagt, Avatar gerust wat meer inventief met zijn verhaal had mogen omgaan en dat dit soort genrefilms het volledig van het plezier moet hebben, waar 3D-effecten evenveel kunnen betekenen. Ik mag deze film nu al. Want ja, zo is het: waar 3D zeker een meerwaarde bood om de grote wereld van Pandora te bezichtigen is het misschien wel nog effectiever om een zwevende penis in 3D opgepeuzeld te zien worden door een piranha... om die vervolgens weer terug opgebraakt te zien worden. U weet nu al of Piranha 3D - eigenlijk gewoon Piranha, maar dat zorgt alleen maar voor verwarring - uw soort film is.

Het is 'spring break' rond een meer, waar het stikt van de piranha's. Voila, dat is het verhaal. Het plot deelt zich op in twee delen: aan de ene kant zien we het plaatselijke politiekorps onderzoek doen naar wat er allemaal gaande is. Het mooie aan dit deel is dat we hier in échte B-filmstijl een hoop one hit acteurs zien: Elisabeth Shue (Back to the Future) heeft haar charisma nooit verloren, Ving Rhames (Pulp Fiction, Mission Impossible) is vrij badass, Christopher Lloyd (Back to the Future, The Addams Family) is energiek op een manier zoals alleen hij dat kan, ... dat zijn het soort acteurs die je voor B-cinema moet inhuren: bekend van gezicht en vooral gedefinieerd door één rol, maar daarom nog geen slechte acteurs. Het tegenovergestelde vinden we dan weer terug aan de andere kant van het verhaal, waar een groep tieners op het meer rondcruisen. Hier vinden we wel onbekende acteurs terug voor wie deze film een belangrijke zaak is; in tegenstelling tot de herkenbare gezichten beseffen zij minder in welk soort film ze zitten. Terwijl Elisabeth Shue en co veel plezier hebben met hun pseudo-zelfspot, mist dat een beetje bij de jongeren. Maar geen nood, er is één man die al die zelfspot op zich neemt en daarmee de jongeren redt: Jerry O'Connell, en manmanman wat is hij geweldig in deze film. Als eigenaar en regisseur van de "Wild Wild Girls" (een parodie op "Girls Gone Wild") speelt hij een totale eikel die de cocaïne aan zijn neus heeft hangen en de objectificatie van vrouwen als voornaamste hobby ziet. Jerry O'Connell staat zich zo enorm hard te amuseren, wat geweldig aanstekelijk is waardoor je elke keer dat hij in beeld komt weet dat er iets moois te wachten staat, en geen enkele keer stelt hij teleur. Jerry O'Connell is het beste wat Piranha 3D kon overkomen, zonder twijfel.

Er zit één scène in Piranha 3D die de film perfect samenvat: terwijl de paniek is uitgebroken breekt er ergens een kabel los. Deze zwiept het scherm uit en raakt één van de voorheen feestende meisjes diagonaal, van rechterschouder tot linkerheup. Hierdoor springt het topje van haar bikini los. Ze staart enkele seconden topless rond, tot de bovenkant van haar lichaam van de onderkant glijdt. Dat is waar deze film rond draait: cheesy 3D-effecten, over-the-top gore en gratuit naakte vrouwen. Allereerst dat laatste: neen, dit is geen veredelde porno. Het oh zo preutse Amerika heeft weer eens flink overdreven: er zijn een paar scènes die volledig staan op de rondingen van de actrices (in sommige gevallen effectief porno-actrices), maar dat zijn in totaal slechts een paar minuten. Soms is het zelfs heel knap gebracht (een onderwater ballet op de tonen van "The Flower Duet"), en slechts zelden overdreven (een shot waar het scherm van links tot rechts en boven tot onder gevuld wordt met een stel ontblote talenten is er misschien een beetje over). Die andere steunpilaar van het genre is heel wat frequenter aanwezig: de gore. Het aantal bebloede, half opgepeuzelde ledematen is nauwelijks bij te houden en ook nog eens vrij vaak origineel. Zo zien we bijvoorbeeld een vrouw die letterlijk gezichtsverlies lijdt of een van ledematen ontdaan, parasailend lichaam. Het mooiste aan dit alles is dat al het bloed en de lappen vlees praktische effecten zijn: Howard Berger en zijn collega's hebben honderden figuranten van de nodige makeup voorzien, wat veel overtuigender is dan CGI (zoals helaas in The Expendables gebruikt werd).

En dan is er nog het 3D effect. Neen, diepte wordt hier niet gebruikt om de omgeving echt tot leven te wekken en er zijn een paar momenten waarop het zelfs totaal niet werkt (het éne fragment dat er door een rooster gefilmd wordt, bijvoorbeeld, lijkt alles op de voorgrond te staan). Maar uiteindelijk is de 3D hier enkel en alleen aanwezig om het zo cheesy mogelijk te misbruiken. Denk aan oude horrorfilms als Jaws 3D, dat is de manier waarop het hier gehanteerd wordt. Elisabeth Shue steekt een taser door het scherm en Jessica Szohr heeft de eer om op de camera over te geven. Dat is geen grootse cinema, maar voor dit soort film wel een grote meerwaarde. Eigenlijk is het verrassend hoe goed Piranha 3D de B-film sfeer weer te creëren. Gelijkaardige projecten die een degelijk budget voor handen hebben zijn zich vaak te bewust van hun bedenkelijke kwaliteit en geven constant dikke knipogen, wat bijna voor parodiëring zorgt. Dat is hier absoluut niet het geval: Alexandre Aja en zijn cast nemen de film volkomen serieus als een ludiek project en amuseren zich tijdens het maken van de film, maar het komt nooit over als een komische hommage aan de genrefilms. Dit is gewoon een genrefilm op zich, en dan ook nog eens een heel plezierige. Sterker nog: de meest amusante film die ik in de bioscoop gezien heb sinds Drag me to Hell.

2 september 2010

Pokémon de Film: Mewtwo tegen Mew (1999)

Ik ben op dit moment 21, dus was ik in de periode dat de Pokémon rage volledig losbrak 10 jaar oud. Ik was simpelweg de definitie van de doelgroep en ik heb me dan ook volledig laten inpakken door Nintendo's commerce. Ik was verslaafd aan Pokémon Blue en Silver op de Game Boy, verzamelde honderden speelkaarten, ruilkaarten en in feite alles waar een pokémon opstond. Maar goed, iedereen deed dat vroeger: Pokémon is zonder twijfel de meest lucratieve franchise van de laatste jaren en waarschijnlijk aller tijden. Toen de eerste film hier in 2000 in de bioscoop te zien was ben ik em dan ook gaan kijken en omdat kinderen alles goed vinden werd ik niet teleurgesteld. Maar weet de film zich tien jaar later nog staande te houden? Ik schrijf deze recensie uit het standpunt van iemand die de eerste 250 pokémon nog altijd bij naam kent, maar ik doe mijn best om het zo te beschrijven dat iedereen kan volgen.

Mewtwo is een kloon van Mew, een legendarische pokémon. Mew is een kleine, roze kruising tussen een kat en een veldmuis, waar zijn kloon Mewtwo - door de inbreng van wetenschappers - een sterkere, grotere versie is. Mewtwo is een emo die nogal last heeft van een identiteitscrisis. Hij blaast het laboratorium waarin hij verwekt werd op om vervolgens benaderd te worden door Giovanni: de leider van het criminele Team Rocket. Hij belooft Mewtwo dat ze volwaardige partners kunnen worden. Giovanni meet Mewtwo een mechanisch kostuum aan en we krijgen een montage aan gevechten. Mewtwo verslaat ondermeer een Onyx (een gigantische slang opgebouwd uit rotsblokken), Magneton (drie metalen oogballen met hoefijzermagneten) en Alakazam (bruin, gebogen figuur met een grote snor en een lepel in beide handen) in een handomdraai. Ook zien we hoe Mewtwo een kudde Tauros (buffels met drie staarten en swarovski kristallen in zijn voorhoofd) vangklaar maakt voor Team Rocket. Jaja, de samenwerking werpt zijn vruchten meteen af. Team Rocket zou zomaar de wereld kunnen veroveren op deze manier: ze hebben de grootste kracht ter wereld aan hun kant en er is niets dat hen kan stoppen. Maar dan zegt Giovanni tegen Mewtwo dat ze eigenlijk geen partners zijn omdat pokémon minderwaardig zijn aan mensen. Mewtwo wordt boos en blaast alles op. Wie oh wie had dit toch kunnen zien aankomen?

De drie hoofdpersonages zijn ergens aan het kamperen: Brock (een Aziaat en zedendelinquent in wording), Misty (een vervelend ros meisje met de korste broek ter wereld) en Ash (een moraalridder die altijd honger heeft en... em... een pet draagt). Meteen word ik er aan herinnerd hoe volkomen willekeurig Pokémon is: een jongen met een bandana loopt voorbij en roept "HEY, JIJ DAAR! IK BEN OP ZOEK NAAR EEN POKÉMON TRAINER DIE ASH HEET EN UIT PALLET TOWN KOMT, KEN JE EM?". Ash antwoordt dat hij dat is. "LATEN WE EEN MATCH HOUDEN, TENZIJ JE BANG BENT OM TE VERLIEZEN", roept de vreemdeling. Maar...... waarom? Wie is deze gast, waar komt hij vandaan, waarom wil hij per sé tegen Ash vechten en hoe kent hij hem überhaupt? Ik weet het niet en ik zal het nooit weten. Nu, het is belangrijk om te weten dat Pokémon vroeger als een religie voor ons kinderen was: we waren er elke dag uren mee bezig en kende alles zowat uit ons hoofd. Ook nu nog is er heel veel van die kennis blijven plakken. Dus het is van essentieel belang dat je consequent blijft in de pokémonlogica, en dat is iets waar de serie én films hun voeten meer dan eens aan vegen. Zo ook in dit gevecht: allereerst vecht Bulbasaur (een turquoise, viervoetig reptiel met een bult op zijn rug) tegen Donphan (een stenen olifant): Bulbasaur wint door een zonnestraal aanval te doen. Dat kan, gezien de soort en sterkte van de aanval. Daarna neemt Squirtle (een blauwe, rechtopstaande schildpad) het op tegen Machamp (een bodybuilder met vier armen): Squirtle wint door een bubbelstraal aanval. Dat zal al in geen honderd jaar gebeuren, omdat Machamp een krachtigere pokémon is, niet speciaal zwak is tegen water én bubbelstraal geen sterke aanval is. Maar dan wordt de trainer die Ash uitdaagde kwaad en gooit hij drie pokémon tegelijk in de aanval: Een Venomoth (paarse mot), Pinsir (kakkerlak met een schaar op zijn kop) en een Golem (een groot rotsblok met een hoofd en ledematen). Ze worden alle drie verslagen door één bliksemstraal aanval van pikachu (de gele muis die iedereen wel kent). Nu, één van de simpelste regels in pokémon is dat elektriciteit niet werkt tegen grond-pokémon. Dus waarom moet die Golem daar staan? Ze hadden daar letterlijk zowat elke willekeurige pokémon kunnen tekenen, maar ze nemen een pokémon waarvan elk kind weet dat hij niet eens jeuk zou krijgen van Pikachu's aanval. Waarom? Alleen maar om mij kwaad te maken, daarom! En dan krijgen we tegelijk ook nog eens een verschrikkelijke remix van het themanummer te horen, grrrrrrrrr...

Mewtwo heeft dit gevecht gezien en stuurt Ash een uitnodiging per Dragonite (een oranje, dikke, homoseksuele draak). Hij organiseert een groot pokémontoernooi waar alleen de beste naar toe mogen komen. Jesse, James en Meowth - het niet zo succesvolle deel van Team Rocket dat elke aflevering iets slecht probeert te doen, maar altijd faalt - leren ook van dit toernooi omdat ze Dragonite - één van de snelste pokémon ter wereld - tegenhouden met... een braadpan. Ash en zijn posse gaan naar de ferry, maar door een sterke storm kan geen enkele pokémontrainer naar het toernooi. Enkele van deze trainers hebben pokémon als Caterpie (een rups), Weedle (een rups met een pin op zijn hoofd) en Bellsprout (een tak met een dikke kop), dus ik ben niet zeker hoe Mewtwo "de beste pokémontrainers" precies geschift heeft. We krijgen een irrelevant verhaal te horen over pokémon die met hun tranen mensen terug tot leven brachten (ik ben benieuwd of dat later nog zal terugkeren) en uiteindelijk wordt de boottocht afgelast door de grote storm. "Ik ga lekker toch naar New Island, al mijn pokémon zijn waterpokémon, we zwemmen er gewoon naartoe!", zegt een vastberaden trainer terwijl elke kijker die vroeger zijn best heeft gedaan om een uitgebalanceerd team te creëren even kreunt. Ash & co hun pokémon zijn niet sterk genoeg om heel dat stuk te zwemmen, maar dan worden ze om onverklaarbare redenen geholpen door Team Rocket, die zich logischerwijs verkleed hebben als Zweedse Vikingen. Nadat een grote golf hen overspoelt en hun vermommingen plots verdwenen zijn zinkt de boot, waardoor Ash, Brock en Misty met hun te zwakke pokémon tot aan New Island zwemmen (huh?), terwijl Team Rocket de vliegende gasbal Weezing gebruikt... Wie schrijft dit?

Mewtwo heet zijn gasten welkom en zegt dat de storm een test was: alleen zij die echt waardig zijn hebben het gehaald... en de tientallen anderen zijn dus maar gewoon verdronken neem ik aan... vrij luguber voor een kinderserie, Pokémon. Weet je wat ook vervelend is wanneer je alle pokémon bij naam kent? Wanneer de tekenfilm pokémons verkeerd benoemt. Een trainer zegt hoe de storm geen probleem was voor zijn Pidgeotto. Goed en wel, maar de pokémon die hij bij zich heeft is een Pidgeot, de geëvolueerde vorm van Pidgeotto. Een héél erg groot deel van alle kinderen in 1999 had deze fout kunnen zien, maar toch is dat blijkbaar niemand in het productieproces opgevallen. Jessie (van Team Rocket) gaat tijdens het rondneuzen toevallig op de juiste knop van een computer zitten en leert zo dat het grote machine dat ze in de kamer zien (enkele meters loopband en een gigantische machine) dient om DNA (lees: enkele haartjes) van een pokémon te nemen, om die daarna te kopiëren. Ondertussen is Mewtwo een grote speech begonnen over pokémon en mensen, en corrigeer me als ik er langs zit... maar ik denk dat dit een metafoor tegen racisme hoort te zijn. Pokémon zijn slaven van mensen, kunnen geen vrienden zijn met elkaar, etc. etc. Dat klinkt toch wel héél erg als de situatie tussen blanken en zwarten voor 1955.

Ondertussen heeft Mewtwo drie gekloonde pokémon opgeroepen (Waar hij aan het DNA van die drie is geraakt? Geen idee) en moeten de trainers tegen hem strijden met dezelfde pokémon: Blastoise (een groot uitgevallen schildpad met kanonnen in zijn schild), Venusaur (een reptiel met palmbladeren en een grote, roze bloem om zijn rug) en Charizard (een vuurspuwende draak). Aangezien de kwaadaardige klonen sterker zijn dan het origineel winnen ze, maar de vraag waarom de trainers de tactiek niet gebruiken (water tegen vuur, vuur tegen gras, gras tegen water) is verbazingwekkend. Elk kind dat deze film gezien heeft zou een betere trainer zijn dan eender wie in deze film. Omdat Mewtwo gewonnen heeft steelt hij al de trainers hun pokémon, waarna de film nog eens twee keer in het gezicht van de fans spuugt. Allereerst zien we de bovengenoemde Pidgeot nog eens die heel luid "PIDGEOTTOOOOO" roept, maar nog véél en véél erger is wanneer er naar een Scyther als Alakazam gerefereerd wordt.

HOE KAN JE JE DAARIN VERGISSEN? Pidgeotto tegen Pidgeot, oké, die lijken heel veel op elkaar. Maar dit? Geen enkele gelijkenis. Onvergeeflijk. Enfin: alle pokémon zijn gekloond tot sterkere versies, maar in tegenstelling tot de vorige drie hebben ze geen markeringen meer, dus is het onmogelijk om te weten welke pokémon de goede en welke de slechte zijn. Mewtwo blokkeert alle speciale aanvallen en daarna zien we tientallen duo's identieke pokémon op elkaar inrammen, terwijl Mewtwo en Mew hetzelfde doen. Pokémongevechten waar twee Rapidashen (pony's met vlammende manen) in volle slow-motion tegen mekaar opbeuken of een Pikachu die een andere bitchslapt is behoorlijk saai. En dan ook nog eens die verschrikkelijk foute muziek daaronder: 'BROOOTHEEER MY BROOOOTHEEEER'. Dit is waarschijnlijk het meest cheesy dat Pokémon ooit is geweest, en dat wil wat zeggen.



Iedereen komt plots tot de realisatie dat pokémon laten vechten verkeerd is. En dit is op zich dan nog een braaf gevecht aangezien niemand wordt verbrand of geëlektrocuteerd ofzo. Maar toch: vechten is verkeerd, het zou niet mogen. Dat is de verschrikkelijk hypocriete levensles die de eerste Pokémon film meedraagt: een franchise die volledig staat op het vechten van monsters zegt plots dat dat verkeerd is. Bullshit! Ash loopt dan heroïsch/dom tussen een gevecht in en wordt versteend. Oeioei, de held is dood, wat nu gedaan? Maar wacht eens. Is het mogelijk? Zou het kunnen? Jawel: de pokémon beginnen plots allemaal te wenen en daardoor keert Ash terug tot de levenden. En door die zelfopoffering leert Mewtwo dat niet je omgeving of opvoeding je persoon definiëren, dat doe je zelf door de acties die je binnen je leven uitvoert. En dat echte kracht vanbinnen zit. En dat vechten slecht is. Ja man, ze hebben zoveel mogelijk levenslessen in dit slot proberen te steken, dat is duidelijk. En de grote grap van dit alles is dat Mewtwo hen dan terug naar de haven teleporteert en hun geheugen wist, zodat al die grote levenslessen die iedereen net ontdekt heeft weer meteen verdwijnen en de franchise nog vele jaren pokémon hypocriet tegen elkaar kan laten vechten. Pokémon is hét absolute bewijs dat kinderen alles goed vinden: gooi een paar honderd pokémon in een film van ochgod 68 minuten en je hebt gegarandeerd een financieel succes in handen. Bah.