24 maart 2010

I'm Here (2010)

In het begin van zijn carrière maakte Spike Jonze vooral muziekvideo's (ondermeer zowat de beste ooit: Fatboy Slim's "Weapon of Choice"). Hij heeft hier geleerd veel te doen met weinig tijd, een vaardigheid die hij met deze film perfect weet te hanteren. De film toont erg veel gelijkenissen met Where the Wild Things are: niet alleen zijn de effecten en de cinematografie even knap (met de gelukkige terugkeer van de shots tegen de zon in), maar I'm Here toont ook een gelijkaardige thematiek. Waar in zijn laatste film de psychologie van een gebroken kind centraal stond, toont Jonze hier zijn blik op een destructieve relatie: een liefdesverhaal waar de één letterlijk alles overheeft voor de andere zonder enige kijk naar zichzelf. Dat... maar ook robots!


Op een half uur tijd weet het verhaal zich mooi te ontwikkelen. We zien een saaie bibliotheekrobot (zo'n oude PC-kast op een lichaam) wiens leven vastzit in een allesbehalve interessante sleur; deze robot (Sheldon genaamd) wekt meteen sympathie en medeleven op. Wanneer hij een vrijgevochten vrouwtjesrobot (die dan weer meer wegheeft van een crash test dummy) ontmoet breekt hij uit die sleur, iets waar hij haar enorm dankbaar voor is. De daaropvolgende relatie vraagt héél veel van Sheldon (wat op een heerlijke manier in beeld wordt gebracht), maar hij weet dat ze het waard is. I'm Here kent daarmee een merkwaardige toon, want ookal is het verhaal eerder tragisch: een vrolijke en hartverwarmende ondertoon overheerst. Duidelijk geïnspireerd door zijn relatie met Michelle Williams is dit Jonze's meest persoonlijke film dusver, wat de prent een onmiskenbare oprechtheid meegeeft. De diepgang van Where the Wild Things are wordt hier niet bereikt, maar Jonze toont hier dat de kwaliteit van die film (net als Adaptation en Being John Malkovich acht jaar terug) geen toeval is: Spike Jonze profileert zich voor de tweede maal als één van de grootste regietalenten van het moment.


8.5

I'm Here is momenteel te bekijken op de officiële website: geen geweldig systeem (veel plezier met de wachttijden), maar gebruiksvriendelijke versies zijn inmiddels op de donkerdere hoekjes van het internet te vinden.

21 maart 2010

Where the Wild Things are (2009)

Where the Wild Things are werd erg wisselvallig ontvangen, vaak in extremen: ofwel vind je het een van de beste films van 2009, ofwel het saaiste dat je in jaren hebt gezien. Mijn mening daarover - terwijl ik het risico loop op het randje van de arrogantie te treden - is dat dit een film is voor intelligente mensen. Als jij zo iemand bent die vooral graag naar mooie plaatjes kijkt terwijl hij zijn popcorn opschrokt is dit niets voor jou, ben je echter niet vies van je hersenen te laten werken tijdens een film zal Where the Wild Things are je belonen met een van de mooiste, meest emotionele en meeslepende films in lange tijd.

Hoofdpersonage Max (fantastisch vertolkt door Max Records) heeft geen vriendjes, zijn zus doet alsof hij niet bestaat, haar vrienden pesten hem, zijn moeder heeft geen tijd voor hem en zijn leerkracht zegt hem op de koop toe dat de zon ooit gaat ontploffen. Daar word je als tienjarige niet vrolijk van, Max leeft dan ook erg teruggetrokken en houdt zich maar al te vaak bezig met zijn eigen fantasie. Na een flinke ruzie (wat nu, bevroren maïs als avondeten?) rent Max weg van huis en komt hij terecht op een eiland waar grote beesten heersen. Hij overtuigt deze beesten - de Wild Things genoemd - ervan een koning te zijn en voor de rest van de film zal hij tussen hen leven. Het leeuwendeel van de film (waar Max op het eiland zit) kent geen klassieke narratie of overkoepelend verhaal voor het plot, wat veel mensen tegen de borst kan en zal stoten. Ondanks dat deze prent zich vooral emotioneel zal manifesteren verdient de stijl van de film een vermelding: Spike Jonze's cinematografie is geweldig, met een achter Max spurtende handcam en enkele bijzonder warme shots tegen de zon in. De soundtrack van Karen O (van de Yeah Yeah Yeah's) is meeslepend en vooral de manier waarop de Wild Things tot leven worden gebracht is fenomenaal: een mix van kostumering - waardoor hun fysieke aanwezigheid duidelijk is - en CGI om de gezichten te animeren en alle emoties mee te geven. Zelden zal je monsters zo snel accepteren als echte personages, een onderschatte mijlpaal in de wereld van speciale effecten. Wat ook helpt bij deze snelle acceptatie zijn de stemacteurs, die stuk voor stuk geweldig zijn. Ze weten net genoeg weemoed en melancholie in hun stem te leggen waardoor elke zin doel treft.

Maar de echte kracht bevindt zich in de thematiek van Where the Wild Things are. De film werd compleet verkeerd aan de man gebracht als een kinderfilm, terwijl dat nauwelijks minder juist kan zijn. Dit is een film over kinderen, waarin de psychologie van een gebroken kind (de scheiding van Max' ouders, de problemen met zijn zus, etc. etc.) bestudeerd wordt. De Wild Things dienen als metafoor voor al de emoties waar Max mee kampt, wanneer hij voor het eerst met ze in contact komt. Hij is bang van zijn emoties en probeert ze te controleren, wat natuurlijk niet lukt, waarna we zien hoe hij daar mee omgaat en ze leert accepteren. Tegelijk zien we in de Wild Things ook Max' familieleden: hij ziet zijn zus, stiefvader-in-wording, maar vooral ook zichzelf en zijn moeder van buitenaf. Hij kan de relatie die altijd zo moeizaam verliep voor de eerste keer van buitenaf zien, en we zien hem langzaamaan begrijpen hoe zijn gedrag anderen schaadt. In feite is dit een knap gemaskeerde coming of age van Max, we zien een grote stap richting volwassenheid waar Max de dingen in perspectief leert bekijken ("How could guys like us worry about a tiny little thing like the sun?").

Maar als je Where the Wild Things are echt wil beleven is een actieve zit noodzakelijk. De film leent zich als geen ander tot een blik in jezelf, want waar de problematiek van Max geweldig in beeld wordt gebracht nodigen de Wild Things ook uit tot een projectie van je eigen kindertijd. Wie nog enigszins in contact staat met zijn 'innerlijke kind' zal zich ongetwijfeld in Max kunnen terugvinden, wat zorgt voor een emotioneel meeslepende en introspectieve film; voor wie er zich voor openstelt. De manier waarop Spike Jonze deze drie lagen verwerkt is niets minder dan fenomenaal: uitgaande van het minimale concept (het originele kinderboek kent nauwelijks tekst) heeft hij hier samen met Dave Eggers een diepgaand scenario neergeschreven waar - op basis van het boek - niemand op had durven hopen. Bij een oppervlakkige blik zal Where the Wild Things are vooral verwateren in een saai plot zonder echt overkoepelend verhaal (ze bouwen een fort, houden een zandgevecht, etc.), maar wie verder kijkt dan dat zal, met het grootste respect voor de regie van Spike Jonze (die de verschillende lagen héél knap uitbalanceert in een echte tour de force), meegevoerd worden in een van de mooiste films van de laatste jaren.


10.0

Alice in Wonderland (2010)

Problemen in de filmindustrie: Disney profileerde zich als een bende assholes door de DVD-release van Alice in Wonderland al drie maanden nadat de film in de zalen te zien is te plannen. De bioscopen pikten dit niet en stelden zich defensief op: als de periode zo kort is kunnen de mensen evengoed wachten op de DVD-release, wat ons financieel zal raken; daarom boycotten we de film en tonen we hem helemaal niet (de logica werkt maar half, maar kom). Achja, grote woorden en een hoop kabaal, maar uiteindelijk kiezen de bioscopen toch ook voor de centen. Zoveel rumoer voor wat uiteindelijk een degelijk filmpje is dat toch het volst tot zijn recht komt in de cinema.

Dit is, in tegenstelling tot wat de marketingcampagne doet vermoeden, geen remake van het originele verhaal (en specifiek de welgekende Disney animatiefilm). Dit is eerder een soort sequel, geschreven door Linda Woolverton waar de originele boeken Alice in Wonderland en Through the Looking Glass gecombineerd worden. Alice is hier negentien jaar en staat op het punt te trouwen met een enorme douchebag, maar ze heeft flinke twijfels. Na enkele ditjes en datjes keert ze terug naar Wonderland, terwijl ze zich nauwelijks nog iets herinnert van haar vorige avonturen en deze grotendeels heeft afgeschreven als een droom. Ze ontmoet de klassieke personages voor een tweede keer: de Mad Hatter, Tweedledee & Tweedledum, de Chesshire Cat, etc. etc. Deze kleurrijke personages hebben deze keer echter een politieke agenda: de Rode Koningin haar schrikbewind heerst over Wonderland terwijl de Witte Koningin in ballingschap leeft, en dat willen de Wonderlanders anders zien. Dit verhaal wijkt duidelijk af van het origineel en weet niet echt te overtuigen: in de eerste plaats draait de film nog altijd rond de wonderlijke wezens die Alice ontmoet, het nieuwe verhaal wordt al te vaak naar de achtergrond geschoven en is alleen aanwezig om een grote, actievolle climax te kunnen bezorgen in het derde act.

Want boven alles is Alice in Wonderland een visueel festijn waar kleurrijke personages in rondlopen. Alle creativiteit die in de film gestoken is geweest is te zien op het scherm: niet alleen zijn de personages heruitgevonden, maar vooral de omgevingen zijn wondermooi; in de grote bossen van Wonderland valt er in elk hoekje wel iets te zien waar over nagedacht is geweest. De wereld komt hierdoor echt tot leven en je zal je van begin tot eind - ondanks het graatmagere plot - niet vervelen omdat er altijd wel iets is dat je aandacht verdient. De 3D technologie helpt hier absoluut niet bij: deze nieuwe cinemahype raakt nu al uitgeput en 2 uur door een bril naar het scherm kijken is in dit geval allerminst aangenaam. In tegenstelling tot Avatar, waar de wereld min of meer tot leven leek te komen, is Alice in Wonderland niet diezelfde overkoepelende ervaring. De 3D dient voornamelijk voor enkele effecten op je af te sturen en niet zozeer om diepgang te creëren; de derde dimensie voegt absoluut niets toe aan het geheel terwijl je achteraf - met koppijn en het gevoel dat je de film door een zonnebril hebt bekeken - verveeld achterblijft. Als deze Alice al van het begin met 3D in het achterhoofd werd gemaakt, is de vraag slechts hoe vervelend de achteraf toegevoegde effecten in films als Clash of the Titans zullen zijn. Neen, voor mij mogen de tijden van ouderwets film kijken weer snel terugkeren.

De wereld wordt bevolkt door inventieve personages die allemaal wel hun glorie-moment krijgen. Matt Lucas (die van Little Britain) speelt de dubbelrol van Tweedledee & Tweedledum, die fysiek de afwezigheid van Humpty Dumpty opvangen (kaal, wit en rond). Tussen de stemacteurs vinden we Alan Rickman als een heerlijk donkere rups en Steven Fry als de prachtige Cheshire Cat (mijn favoriete personage, wiens schermtijd helaas veel te beperkt is) . Enig enthousiasme steekt de kop op wanneer de grote Jabberwocky spreekt en Christopher Lee's stem klinkt, maar dat wordt alweer snel de kop ingedrukt wanneer blijkt dat deze perfecte casting tot drie zinnen beperkt blijft. Het daadwerkelijke acteerwerk is eerder beperkt in vier grote rollen: Mia Wasikowska zet (na een aarzelend begin) een sterke en sympathieke Alice neer, Anne Hathaway dartelt hilarisch elegant rond als de Witte Koningin en haar tegenspeelster, de in een Burton-film onvermijdelijke Helena Bonham Carter, heeft duidelijk veel plezier in haar rol als de Rode Koningin (OFF WITH HIS HEAD!). Het grote pijnpunt bevindt zich echter in de vorm van die andere Burton-regular: Johnny Depp als de Mad Hatter. Depp zet een van zijn zwakste rollen in lange tijd neer in een constant wisselende prestatie die nooit juist lijkt: de helft van de tijd hervalt hij in Jack Sparrow gedrag (dat loopje!), terwijl hij op andere momenten met een Schotse tongval praat of van hyperactiviteit naar een emotionele monoloog springt. Depp mag zich dan al bewezen hebben in eerdere samenwerkingen met Burton: hier is hij storend en inconsistent

En dan is er nog het eerder derde genoemde act dat in feite niets meer is dan een Lord of the Rings scène die er bij de haren wordt bijgesleurd. Een grootse veldslag waar Alice het opneemt tegen een grote draak terwijl onder hen twee legers - het slechte kaartspel tegen het goede schaakspel - de zaak uitvechten, waar alle eerder genoemde personages hun vechtscène krijgen. Deze hele sequens steekt goed in elkaar en blijft steeds overzichtelijk, maar toch voelt deze strijd compleet misplaatst aan in een sprookje als Alice in Wonderland, wat zorgt voor een zwak einde dat absoluut niet weet te overtuigen. Maar enerzijds is deze scène onvermijdelijk voor de film: Alice in Wonderland is absoluut geen grootse cinema en is inhoudelijk nergens, maar om een film die volledig teert op visuele effecten en ludieke personages te overtreffen in een grote finale ben je genoodzaakt om beroep te doen op een luide en domme actiescène. Burtons nieuwste film mag dan wel een visueel genot zijn, maar het neemt nooit een optie om iets meer dan dat te worden. Niet dat dat enigszins verrast: Burton heeft zelden wat te vertellen in zijn films (de laatste keer was waarschijnlijk Ed Wood, al komt Big Fish nog in de buurt) en dat is hier niet anders. Leuk, maar luchtig vermaak.


6.5

20 maart 2010

Deadly Prey (1987)

Beeld je de vleesgeworden versies van Rambo en Commando in. Deze twee personen krijgen een dochter, ter wereld gebracht door The Most Dangerous Game. Op school krijgt ze les van Terminator en Aliens, haar beste vriendjes op school zijn Robocop en Predator en haar eerste vriendje waarmee ze thuiskomt is Die Hard. Die persoon is DEADLY PREY, een film die het verdient om volledig in hoofdletters geschreven te worden.

Mike Danton is een average Joe. Bij zijn introductie leren we dat hij samenwoont met zijn knappe vriendin en een enorme hekel heeft aan opstaan, dat is ook zowat alles dat we echt over hem leren. Wanneer hij het vuilnis gaat buitenzetten stopt een rasecht verkrachtersbusje om hem de weg te vragen, Mike helpt hen vriendelijk verder wanneer iemand achter hem sluipt en hem vol op het hoofd slaat; deze onbekende is luitenant Danton van het Amerikaans leger, we weten dat hij een badguy is want hij draagt een zonnebril (en niet het Matrix soort). Danton wordt ontdaan van zijn shirt (een simpele wifebeater) en zijn schoenen en wordt gedropt in een jungle, ondertussen draagt hij enkel nog een jeans short waar Tobias Fünke het diepste respect voor zou tonen (een shoutout naar de Arrested Development fans). Danton is ongewild onderdeel geworden van een supergeheim militair trainingsprogramma waar militairen jacht maken op een mens. Maar Danton is niet zomaar iemand, ooit was hij de grootste moordmachine die het leger ooit heeft voortgebracht. En zijn mentor...... was kolonel Hogan, die op dit moment leiding geeft aan het trainingsprogramma. DUM DUM DUUUUUUUUUM!

De rollen worden omgewisseld en Danton maakt nu (op ongezien creatieve wijze) jacht op de vele figuranten die in militair kostuum rondlopen. Hij slaat een soldaat neer en breekt zijn rug door hem op te nemen en horizontaal tegen een boom te stoten. Hij ontfutselt een granaat van een soldaat en gooit die vervolgens in diezelfde soldaat zijn broek, waarna enkel smeulende botten achterblijven. Wanneer hij zijn arm gebroken heeft doorboort hij een soldaat met een willekeurige tak die binnen handbereik ligt. En net wanneer je denkt dat het onmogelijk is om nog cooler te zijn slaat hij ook nog eens een schurk neer met diens eigen arm, die Danton daarvoor zelf had afgehakt. Ook buiten de confrontatie schittert hij door zich perfect te kunnen camoufleren op een tak, drie meter boven de grond zonder gebladerte, of een halve meter onder ondiep, helder water. Geweren gebruikt hij niet, tenzij het als lokaas is om de aangetrokken soldaat daarna een dolk in de nek te steken. Mike Danton wil niet alleen zoveel mogelijk bloed zijn, hij wil het ook zo hardcore mogelijk verkrijgen. Mike Danton is BADASS!

"Hoeveel slachtoffers waren er voor mij?" vraagt Danton terwijl hij een curieuze gezichtsuitdrukking tevoorschijn tovert, iets wat hij gedurende de film wel vaker doet. "Ik heb echt geen idee, dit is mijn eerste dag", stottert een doodsbange soldaat. Danton wacht eventjes, en reageert dan "....slechte timing." Ted Prior toont zich hier een meer dan capabele actieheld: hij is atletisch, gespierd (zijn spieren hebben spieren) en hij weet hoe hij oneliners moet uitkramen. En daarin schuilt de kracht van Deadly Prey, dat één van de beste B-actiefilms is die ik ooit heb gezien: het budget is niet hoog, maar ze persen er alles uit wat ze kunnen: het acteerwerk is cheesy maar passend, de soundtrack catchy (voornamelijk bestaand uit een korte "DUM DUM DUUM"), het script heerlijk fout en de effecten lachwekkend op hun best. Enige finesse is nauwelijks te bespeuren, maar dat hoeft ook niet in een actiefilm: Deadly Prey is één grote, logge, domme, anderhalf uur durende actiescène die geen seconde saai wordt. Diepgang, spanning of (bedoelde) humor zit er niet in, maar zelden was een actiefilm zo volgeladen en was een B-film zo entertainend zonder ooit stil te vallen. Een enorme guilty pleasure die zich in mijn ogen mag meten met de grote klassiekers.


8.0

16 maart 2010

Birdemic: Shock and Terror (2008)

Wanneer je eenmaal een bepaalde hoeveelheid B-films gezien hebt daalt er een zekere arrogantie over je neer. Er komt een punt wanneer je denkt dat je alles gezien hebt en je nooit nog iets zal aanschouwen dat zo slecht is dat het je daadwerkelijk van je sokken zal blazen. Wel, bij deze ben ik weer één illusie armer: Birdemic: Shock and Terror is het slechtste dat ik tot op heden gezien heb, en dat met enige lengtes voorsprong. Dit is de motherload der slechte films waar de hoeveelheid flaters nauwelijks bij te houden is, laat staan te beschrijven. Toch: een poging.

We maken kennis met Rod, de protagonist die ons gedurende de film op sleeptouw zal nemen. Rod is een succesvol software-verkoper die net de grootste verkoop van zijn carrière heeft afgerond: een miljoen dollar, HOOYA! Tijdens zijn lunch spreekt hij Nathalie - een wel erg knappe blondine - aan met "ken ik jou niet ergens van?" Smooth. Maar jawel, de twee blijken elkaar van de middelbare school te kennen (nuja, kennen is een groot woord) en wisselen van telefoonnummer: deze twee zullen (daar valt nu eenmaal niets tegen te beginnen) een romance starten. In aanloop naar deze romantiek zien we het dagdagelijkse leven van onze helden: Nathalie is een model, poseert voor een fotosessie en gaat op de koffie bij haar suïcidaal dikke, 70 jaar oude moeder. Rod rijdt wat rond in zijn Toyota, laat zonnepanelen installeren (waarvan hij de kostprijs subtiel afpingelt) en rijdt nog wat rond in zijn Toyota. De Goden lachen Rod toe wanneer het bedrijf waar hij werkt wordt verkocht voor een miljard dollar, DUBBELE HOOYA! Zijn relatie met Nathalie versnelt en uiteindelijk overnachten ze samen (want zo gaat dat bij huisbezitters) in een hotelkamer: de romanticus! Op dit moment zitten we, absoluut serieus, drie kwartier in de film.

Het is vanaf dit moment dat de ware shitstorm losbarst waardoor je binnen enkele minuten de volledige eerste helft compleet zal vergeven. Het hotel waarin de twee zich bevinden wordt aangevallen door arenden die zichzelf in ware kamikazestijl torpederen en - je moet het zien om het te geloven - exploderen; hoe of waarom wordt nooit verder uitgediept, het grootste deel van de adelaars is echter niet explosief. Het centrale duo ontsnapt uit hun kamer en rent een andere kamer binnen, waar ze twee kompanen vinden. Ze moeten naar hun busje zien te geraken, maar de vogels beletten hen dit. "We need something to protect ourselves", zegt het nieuwe mannelijke personage, en vervolgens gaan ze de adelaars met kleerhangers te lijf. Wanneer ze het voertuig bereiken heeft hun nieuwe vriend gelukkig een machinegeweer klaarliggen, just in case. Op dit moment stopt het plot van de film: de "schurken" van de film zijn geïntroduceerd en de rest van de film bestaat vooral uit rondrijden in het busje en vogels neerschieten. Enig achtergrondverhaal krijgen we nog aan de hand van monologen van respectievelijk een gekke wetenschapper en een hippie. De reden achter het psychopathische van de vogels - en pas op, dit zijn spoilers - blijkt terug te linken aan (klootzakken dat wij mensen toch zijn) GLOBAL WARMING! Geen wonder dat Al Gore het ten alle koste wil tegenwerken.

Het verdere verloop van de reis bestaat uit toevallige gebeurtenissen; allereerst gaat de groep - geschrokken door het moordlustige gevogelte dat hen bedreigt - eens flink picknicken, dat spreekt voor zich. Verder worden ze al eens overvallen, redden ze een bus in nood, worden ze afgezet door een Aziatische winkelbediende en - in navolging van Alfred Hitchcock's The Birds - valt het bijkomstige vrouwelijke personage ten prooi aan een arend terwijl ze aan het kakken is. Wanneer de film dan eindelijk eindigt (iets met duiven ofzo, ik begrijp het nog altijd niet goed) heb je in feite geen idee waar je naar hebt zitten kijken. Een poging tot korte omschrijving: een hopeloos amateuristische actiefilm, geschreven en geregisseerd door een Viëtnamees die zichzelf 'De Meester van de Romantische Thriller' noemt waar het leeuwendeel van het budget bestaat uit vervoerskosten. Gevuld met clichés, een dubbel politiek statement (global warming EN de Irak oorlog!); Birdemic is ongenuanceerd (qua understatement kan dat tellen) en fouter dan de gemiddelde 60's pornofilm.

Verrassend - schrap dat: mindblowingly-dit-gaat-mijn-petje-te-boven-verbazingwekkend genoeg is het acteerwerk niet echt een punt waarop je Birdemic echt vol zal kunnen pakken. Goed, Alan Bagh (Rod) heeft een verschrikkelijke timing, intonatie, lichaamstaal en zo kan ik nog wel even doorgaan. Whitney Moore (Nathalie) is echter een verademing: op vlak van uiterlijk is ze relatief gezien een Godin (vergelijk haar met bijvoorbeeld Lisa van The Room (YOU'RE TEARING ME APART!)), maar ze toont ook (na een aarzelend begin) enige presence op het scherm. Ook de bijrollen zijn ok: toegegeven, ze zijn slecht, maar ik heb slechter gezien. De grootste fouten komen op de kap van James Nguyen, een belabberd regisseur als er ooit een was. De man heeft absoluut geen gevoel voor timing, mise-en-scène of editing wat de dialogen nog veel pijnlijker maakt dan het halfbakken Engels dat hij neergeschreven heeft (al zal het niet verbazen dat dat ook niet van enig schrijverstalent kennis geeft). De quasi onbestaande productiewaarden tonen zich dan nog het beste in de audio: schijnbaar opgenomen met de micro van de gebruikte camera, het volume variëert constant waardoor sommige woorduitwisselingen onverstaanbaar zijn. Om dan op een winderige dag op het strand te gaan filmen helpt daar natuurlijk ook niet bij.

Maar boven dit alles is er één reden waarom Birdemic misschien ooit een cult-fanbase zal vergaren: de speciale effecten (al is dat al teveel eer). In een tijd waar elke hobbyist met een computer en wat vrije tijd iets kan produceren dat als effect bestempeld mag worden zet James Nguyen enkele gigantische passen achteruit. De vogels (tevens dé draaischijf van de film) zijn veeleer animated gif's dan dat het CGI is: de hele film door zien we dezelfde vijftal vogel-loopjes die tot in het oneindige gecopypaste werden zonder rekening te houden met diepte of continuïteit. Het resultaat overtreft elke fantasie en zet een nieuwe standaard binnen het genre der crapfests. Vijftig jaar na datum toont James Nguyen zich de nieuwe Ed Wood: een visionair die zich niet beperkt tot details als acteren of plot, maar wel met passie zijn best doet om iets kijkbaars af te leveren. En in dat aspect slaagt hij wel degelijk met Birdemic, de onbedoeld grappigste film in lange tijd. Class A rotzooi.


3.0

14 maart 2010

Mega Shark vs. Giant Octopus (2009)

Het al dan niet waargebeurde plot van Mega Shark vs. Giant Octopus is even cool als de titel doet vermoeden: een megalodon (zo'n prehistorische, gigantische haai) en een even gigantische octopus ontdooien plots en enkele minuten later weten ze al voor paniek te zorgen. Dat is de hele premise: haai en octopus fucken allerhande shit up. Er wordt een plan in werking gesteld om de twee tegen te houden: ze worden beiden naar een drukbevolkte haven (San Francisco en Tokyo) gedreven om ze daar te vernietigen. Klinkt als een goed plan!

Maar neen, natuurlijk lukt het niet. Het nochtans waterdichte plan werd bedacht door het centrale trio van de film: allereerst is er Debbie Gibson, in betere tijden was ze een tienerpopsensatie maar zo'n dikke twintig jaar later is ze door de wereld vergeten in dit soort films belandt. Achja, ons Debbie doet dat niet slecht: acteren is niet haar sterkste punt, maar ze komt sympathiek over en beschikt over een zekere milf-factor, dus qua schermvulling valt er niet te veel te klagen. Aan haar zijde vinden we haar oude leerkracht en mentor Sean Lawlor - sprekend in een Iers accent dat zo belachelijk is dat je nooit zal geloven dat hij daadwerkelijk Iers is - en Vic Chao; de Japanse love interest die dan weer op geen enkel moment de indruk wekt dat hij het eiland ooit met eigen ogen gezien heeft. De enige memorabele rol wordt gespeeld door Lorenzo Lamas: een heerlijk cheesy en ééndimensionale militair die iedereen constant afblaft én in het zwart gekleed gaat met bijpassend staartje. Hardcore!

Wanneer het drietal hun uitstekende plan echter niet blijkt te werken (Mega Shark eet een brug op en zwemt rustig weg) worden de twee giganten tegen elkaar uitgespeeld. In deze epische climax zien we Mega Shark en Giant Octopus tegen elkaar vechten: Giant Octopus knijpt Mega Shark plat, die op zijn beurt dan weer twee keer dezelfde tentakel afbijt. En dan - wanneer de spanning ondraaglijk wordt (enig sarcasme is soms moeilijk geschreven te krijgen) - sterven de beide monsters en is de wereld er van verlost. Een finale die nog sterker tegenvalt dan het onbesliste King Kong vs Godzilla, want wie verzint nu serieus een eindgevecht waarin beide partijen plots sterven? Goed, naar mijn gevoel is de duidelijke winnaar Mega Shark die ruim dubbel zoveel schermtijd krijgt. Naast de eerder genoemde brugscène haalt hij eerder ook al een schip neer en grijpt hij een vliegtuig uit de lucht (HIJ GRIJPT EEN VLIEGTUIG UIT DE LUCHT!). Sorry Giant Octopus, maar daar kan niemand overheen.

Wie ooit een B-haaienfilm gezien heeft weet welke gebreken ze mogen verwachten: de footage van Mega Shark bestaat voornamelijk uit enkele (een stuk of drie?) scènes die opgekocht werden uit een documentaire en deze worden constant herhaald (een bepaald haai-zwemt-voorbij-camera shot wordt een tiental keer gebruikt). Aangezien er geen documentaires beschikbaar zijn waar haaien vliegtuigen mid-air opeten werd er voor enkele scènes CGI gebruikt. Het vreemde hier is het verschil tussen de twee kolossen: Giant Octopus ziet er enigszins geslaagd en overtuigend uit, waar Mega Shark schijnbaar door een PS One gerenderd werd. De flagrante fouten in continuïteit (Mega Shark is het een moment sneller dan een jet, terwijl hij even later een duikboot niet kan bijhouden) en zeer cheesy compilaties waarin dromen en wetenschappelijke experimenten (rood + blauw = fluorescerend groen, SCIENCE!) getoond worden geven de film wel de typische B-charme mee en daarmee is Mega Shark vs. Giant Octopus zeker genietbaar voor liefhebbers van het genre. So bad it's good.


5.0

6 maart 2010

Inglourious Basterds (2009)

Het heeft even geduurd, maar na vijftien jaar kinkloppen levert Tarantino eindelijk weer een film af waarvan je echt kan zeggen: dit is een beauty. Vreemd eigenlijk, dat hij na klassieker der klassiekers Pulp Fiction geen echt goede prent meer uitbracht maar nog steeds op handen gedragen wordt door zowel filmliefhebbers als frat boys. Met de twee Kill Bills leverde hij nog amusant en goed gemaakt entertainment af, maar dat Jacky Brown en vooral Death Proof niets aan de man zijn status hebben veranderd is op zijn minst opmerkelijk te noemen. Maar goed, dat zijn inmiddels alweer oude koeien, want na deze Inglourious Basterds kan de opperkin vast weer vijftien jaar mee.

Tarantino zal dit zelf wel zien als zijn ode aan oude oorlogsavonturen zoals The Dirty Dozen, maar er zullen buiten de Q-man zelf maar weinig mensen Inglourious Basterds op deze manier zien. Het groepje pissed off Joden dat de tijd doodt door Nazi's te scalperen is het bijverhaal van de film, de toegevoegde coolness-factor waardoor de film Tarantino's naam mag dragen. Van tijd tot tijd krijgt het excentrieke groepje weer eens een overdonderende scène waarna ze plaats maken voor de kern van de film, een interval waar bij tijden flink wat minuten tussen zitten. De essentie van de film vinden we in Shosanna, een cinema-uitbaatster die vooral op wraak uit is; knap vertolkt door de furieuze schoonheid Mélanie Laurent, die haar personage niet laat ontsporen tot een cliché. Daar tegenover bevindt zich Hans Landa, waarschijnlijk tegelijk de meest sympathieke en angstaanjagende Nazi die ooit op film werd vastgelegd. Christopher Waltz steelt elke scène van de verder sterk getalenteerde cast en zal deze rol (waar hij de rest van zijn carrière mee vergeleken zal worden) niet snel meer overtreffen.

De kracht van de film zit hem zoals altijd in het script. Tarantino toont eindelijk nog eens dat hij wel degelijk meer kan dan een schijnbaar eindeloze monoloog over Superman in zijn film proppen. In Inglourious Basterds steekt duidelijk meer moeite dan zijn vorige vier films bij elkaar: het plot is aangenaam en doet duidelijk meer dienst dan enkel wat wat coole scènes aan mekaar rijgen, dat kan van Kill Bill niet gezegd worden. Ook de dialogen vloeien weer zoals vroeger en blijven vooral praktisch, zonder het einddoel uit het oog te verliezen door over de zoveelste popcultuur-referentie te beginnen, dat kan van Death Proof niet gezegd worden. De hele film bouwt logisch op tot een over the top, maar bevredigende climax en balanceert vooral de weg naar dat einde toe goed uit. Enkele fenomenaal spannende set-pieces (de opbouw in de Leone-scènes is weergaloos), de gebruikelijke coolness en de doeltreffende humor (waaronder de absolute dijenkleter 'buongiornow'), ... elementen die we stuk voor stuk misten in Tarantino's laatste werken.

Eén van de weinige fouten waarin Tarantino hervalt is de verplichte filmschool die hij in zijn film verwerkt. Iedereen weet dat hij verliefd is op films en er gigantisch veel heeft gezien, maar de zoveelste obscure Franse film die genoemd wordt voelt te geforceerd aan. En tja, veel dieper dan dat alles wordt er niet gegaan natuurlijk; Inglourious Basterds is naar goede gewoonte een absoluut voorbeeld van style over substance (alweer een hele generatie die verrast zal worden tijdens de geschiedenislessen), maar meer heeft niemand ooit verwacht; veel valt er ook niet te klagen wanneer de stijl zo goed is als hier. Tarantino mag dan weer absoluut geen bal te zeggen hebben in zijn film, maar dat wordt ruimschoots gecompenseerd door puur cinemagenot van een heel hoge plank.


9.0

5 maart 2010

The Blind Side (2009)

Deze Sandra Bullock-film is geen oscarmateriaal, dat mag niet als een verrassing komen aangezien de dame haar populariteit nu eenmaal niet heeft gebouwd op basis van intelligente of enigszins intrigerende cinema. The Blind Side is het type film dat een eeuwigdurende toekomst staat te wachten op de kabel-tv: middelmatig in elk aspect. Door het gebrek aan een Oscar voor beste programma-opvulling leek The Blind Side vooral een gedoemde toekomst tegemoet te gaan, maar door de verworven nominatie groeide deze blok clichés uit tot een groot succes. Oftewel: hoe een film zijn onderwerp perfect kan belichamen.

Het had zo mooi kunnen zijn, tien films die kans maken op de meest prestigieuze Oscar, voornamelijk omdat een nominatie tegenwoordig qua marketing evenveel waarde heeft als een overwinning. Maar helaas wordt de categorie (zoals te verwachten viel) niet opgevuld met onvolprezen stukjes genialiteit (een nominatie voor Moon zou bijvoorbeeld mooi zijn geweest, ondanks dat zo'n film nooit zal winnen). In de plaats krijgen we twee nominaties die bij een overwinning nog meer commotie zouden veroorzaken dan Crash en Chicago deden. Nuja, dan nog zijn er twee gewichten binnen deze twee: even slecht als Precious is dit zeker niet. Het grote probleem is dat The Blind Side nauwelijks een eigen persoonlijkheid heeft: het is lastig om sterke flaters of pluspunten op te noemen, de film laat zo goed als geen blijvende indruk achter. Uiteindelijk is dit een platte en kleurloze film die zeker niet goed is, maar ook niet veel fout doet en ook geen moeite lijkt te doen om wèl te overtuigen.

We krijgen het verhaal van Michael Oher: een kansarme kleurling die kampt met enkele problemen: hij komt uit een slechte buurt, zijn moeder is een alcoholicus en hij is min of meer dakloos. Daarmee staat hij in de erg donkere schaduw van Precious: Michael Oher is gebaseerd op een echte persoon en zijn achtergrond wordt daardoor beperkt tot het realistische. De film slaagt er niet helemaal in om voeling met hem te creëren, maar er is wel enige sympathie voor hem, in tegenstelling tot de vijf-personages-in-één die bij Precious centraal stonden. Er bestaan veel jongeren als Oher, dat weet je gewoon, bij Precious heb je eerder het gevoel dat dat er héél misschien wel eens een enkeling zoveel problemen met Murphy heeft gehad. Daarmee is Michael Oher in theorie een veel overtuigender hoofdpersonage, maar hij wordt veel te zwak ontwikkeld en neergezet om echt geslaagd te kunnen noemen. Oher wordt vooral gereduceerd tot reacties en staat er verder een beetje bij te staan terwijl hij volledig naar de achtergrond wordt gedrukt door Leigh Anne Tuohy: Sandra Bullock die wel overtuigt en naar goede gewoonte veel energie en optimisme binnen de film brengt, ondanks haar immens vervelende accent.

"Leigh Anne, you're changing this boy's life." "No....... he's changing mine." Schrijnend dat eender welke schrijver denkt dat hij met zo een oversentimenteel gezwets kan wegkomen. De clichés draaien overuren en kwaliteitsvolle dialogen zijn hier niet aan de orde, want zoals ik al zei: dit is een film voor kabel-tv. Het is op elk ogenblik voorspelbaar, het heeft geen onderscheidende kwaliteiten en komt nooit boven de middelmaat uit, maar toch krijg je in tegenstelling tot veel gelijkaardige budgetbakfilms wel twee uur entertainment door het vlotte tempo en een energieke Sandra Bullock. In feite is dit misschien wel de tegenpool van Precious: waar die film kampte met een gigantisch teveel aan drama probeert The Blind Side eerder te weinig op je emoties in te spelen. Dat zorgt voor een nogal flauwe sisser die maar weinig mensen ècht zal weten te raken, maar je zal tenminste niet zitten zuchten tot de credits aflopen, en dat kunnen we van de in deze review al veel te vaak genoemde Precious niet zeggen.


5.5

3 maart 2010

Precious: Based on the Novel Push by Sapphire (2009)

Het globale wereldbeeld van de Verenigde Staten is flink afgebrokkeld de voorbije jaren; het stereotiep dat de modale Amerikaan zijn hersenen liefst in zijn broekzak meezeult is tegenwoordig meer dan de standaard geworden. Eén belangrijke factor lijkt Oprah Winfrey te zijn: als simpele talkshowpresentatrice heeft ze maar één woord nodig om enkele miljoenen kijkers te laten doen wat ze zegt. Laat Oprah je boek aanraden op haar show en 's anderendaags sta je gegarandeerd bovenaan de verkoopslijsten. Als diezelfde Oprah dan een film produceert weet je wel hoe laat het is. Zelfs de Amerikaanse pers lijkt tot haar doelgroep te behoren, want met 90% op Rottentomatoes én zes oscarnominaties verwacht je toch een bepaald niveau qua film. Helaas, Precious is een rampzalig stuk cinema dat je vooral doet afvragen waar die Amerikanen toch met hun verstand zitten.

Kent u de sketch The Four Yorkshiremen van Monty Python? Wel, dat is precies de manier waarop Precious geschreven is geweest: even over-the-top en je kan er ook al eens smakelijk om lachen. Ik zal het u even kort samenvatten: Precious is een zestienjarige, quasi-analfabetische negerin die eruitziet alsof ze een verkeerd stuk kauwgom uit Willy Wonka's chocoladefabriek heeft meegenomen. Voor de tweede maal is ze zwanger nadat haar vader haar verkrachtte, de eerste keer werd ze gezegend met een mongooltje (die toepasselijk 'Mongo' werd gedoopt). Haar moeder haat haar (uit jaloezie, stel je voor!) en mishandelt haar dusdanig fysiek en mentaal. Ohja, haar vader had ook AIDS en zodoende Precious dus ook. Het is onmogelijk om deze compilatie aan Oprah-gasten serieus te nemen: dit is drama zoals een kleuter het zou schrijven. Gooi genoeg pech op één persoon en uiteindelijk zal het wel straffe kost zijn zeker? Zo werkt het natuurlijk niet en vanaf het moment dat AIDS ter sprake komt heeft Precious de overgang gemaakt van belachelijk zwak drama naar redelijk geslaagde donkere komedie.

Deze film is een grote rommel op zowat elk mogelijk vlak. Regisseur Lee Daniels maakt zich hier enigszins belachelijk en lijkt zijn film nooit echt onder controle te hebben. Een groot deel van de film is meer een aaneenschakeling van scènes dan een geheel, een gevoel dat versterkt wordt door de idiote overgangen (een 'fade to black' of tien) die compleet verkeerd getimed worden. Om het geheel wat op te vullen werd er ruimte gelaten voor scènes die niet direct met het plot te maken hebben, zoals een moment wanneer Precious tegen de grond wordt geduwd door enkele onbekenden. Tja, als dát de manier is waarop je sympathie voor je personage moet opbouwen mag je je echt vragen beginnen stellen. Mooi verspreid zitten er ook wat willekeurige shots (een shot van bakkende eieren tijdens een verkrachtingsscène, hoe haal je het in je hoofd?) en ontvreemdende muziek die er - samen met wel héél kinderlijke droomsequensen - voor zorgen dat de film constant van toon verspringt. De combinatie van deze factoren zorgt ervoor dat je achterblijft met een grote warboel waar nauwelijks nog enige regielijn in te zien is. Deze recensie zou perfect opgevuld kunnen worden met voorbeelden van meneer Daniels' fouten, maar aangezien de flaters hoogtij vieren is het misschien maar beter om het bij deze alinea te laten.

Verder is er niet echt iets noemenswaardigs te vinden in deze stereotiep-versterkende 'white guilt' film die er alle schijn van heeft door blanken gemaakt te zijn. In feite kijk je naar platte personages die vooral spreken in scheurkalenderwijsheden en halve zinnen, en verder vooral zwijgend naar Precious zitten te gapen, want boehoehoe wat heeft ze toch een tegenslag. Precious wordt gespeeld door Gabourey Sidibi, die dat niet slecht doet, al is de vraag maar of haar bereik als actrice het hier flink beproefde 'naar de grond staren' overstijgt. Feitelijk vinden we de beste acteerprestaties terug bij Paula 'tranen in de ogen' Patton, de recht uit een stripboek gestapte Mo'Nique en (slik) Mariah Carey. Dat wil toch al wat zeggen, lijkt me. Ohja, Lenny Kravitz draagt doorheen zijn twee scènes een knappe hybride van een muts en een haarnetje, waarom hij verder in de film zit is een groot vraagteken. Achja, ik kan maar eindigen met één besluit: rare jongens, die Amerikanen.


2.0

2 maart 2010

The Hurt Locker (2009)

"War is a drug", deze zin wordt gebruikt om The Hurt Locker te openen (en pronkt tevens op de poster hierboven). Dat is precies wat Kathryn Bigelow hier wil aantonen, en dan bedoelt ze niet het vrolijke soort drug waar je een gelukzalige glimlach en wazige blik van krijgt: oorlog heeft voor sommige soldaten (en jawel hoor, ook ons hoofdpersonage) een verslavend effect, waardoor ze na hun strijd niet meer kunnen functioneren in het dagelijkse leven.

Tiens, dat komt toch enigszins bekend voor? En ja, in feite heeft dit moderne oorlogsepos weinig te zeggen dat The Deer Hunter niet deed toen de U.S of A vorige keer een of ander Oosters land dat hen scheef bekeek binnenviel . Junkie van dienst is William James (Jeremy Renner), een bommenspecialist en tevens rasechte rebel without a cause die zich zoveel mogelijk wil amuseren met elke pseudo-suïcidale opdracht die er binnenkomt. Hij snauwt zijn kameraden af, negeert rechtstreekse bevelen, schermt zich compleet af van de buitenwereld en ga zo maar door; u kent het cliché vast, het verrast nog dat hij geen leren jack over zijn uniform draagt. De film focust volledig op hem en dat is uitzonderlijk jammer, want de rest van de cast is fenomenaal te noemen. Onbegrijpelijk eigenlijk dat mannen als Ralph Fiennes, Guy Pearce en David Morse hun bijrollen beperkt worden tot maximaal één sequens die vaak niet langer dan een vijftal minuten duurt.

Het centrale personage hebben we allemaal al veel eerder gezien, en in hem schuilt dan ook de grote fout van The Hurt Locker. Dit wordt gemarket als een karakterstudie die de gruwelijkheden van de oorlog voor de zoveelste keer in kaart brengt, maar het karakter dat hier 'bestudeerd' dient te worden is daar veel te oppervlakkig voor. Natuurlijk, we zien allemaal meteen dat hij de oorlog nodig heeft (alsof de eerder genoemde quote nog niet duidelijk genoeg was), maar verder gebeurt er niet héél erg veel rond hem: we kennen zijn personage al door en door omdat het zo'n cliché is. Dat is dan ook grotendeels de fout van de (sterk gefaalde) marketingmachine van The Hurt Locker geweest, want Bigelow weet zelf wel beter: het Jeremy Renner personage staat wel degelijk centraal en de hele film wordt rond hem opgebouwd, maar hij wordt niet mythischer gemaakt dan hij is. Geen bewieroking rond de fictieve lagen die het personage eigenlijk toch niet bezit; op die manier werkt het cliché wel.

Want dit is boven alles een actiefilm. Het relatief oppervlakkige hoofdpersonage dient grotendeels als bindmiddel voor een van de meest actievolle scripts in lange tijd. We krijgen een handvol set-pieces die stuk voor stuk ijzersterk worden uitgewerkt: of het nu de ontmanteling van een specifieke bom is of een hinderlaag waarin de soldaten terechtkomen, je zit meer op het puntje van je stoel dan dat je met de gedachten van Renner bezig bent. Daarin toont Kathryn Bigelow dat ze - in tegenstelling tot de productiestudio - echt wel weet waar ze mee bezig is. Elke actiesequens wordt perfect opgebouwd en uitgebalanceerd: onhoudbaar spannend wanneer het dat moet zijn, met elke keer opnieuw een finale die niet aanvoelt alsof de hele aanloop voor niets is geweest. Dat klinkt niet zo heel bijzonder, maar wordt in het huidige Hollywood veel te vaak verwaarloosd. Daarmee is The Hurt Locker een heel knappe actiefilm die wel iets te zeggen heeft, maar beseft dat die boodschap veel te repetitief is om twee uur te vullen en ter compensatie hopen gierend entertainment biedt.


8.0