29 januari 2010

The Room (2003)

De bovenstaande foto wordt prominent gebruikt als merchandise voor de film The Room; zowel op posters, de officiële DVD als een gigantisch billboard. Dat moet een duidelijk beeld geven van de film: er is op geen enkel moment met ook maar een halfdicht oog gekeken naar de kwaliteit van deze film; verreweg de meest fascinerende en unieke film van de voorbije jaren. Dit is een bijna onemanshow van Tommy Wiseau die de film - naast het vertolken van de hoofdrol - heeft geschreven, geregisseerd, geproduceerd en gefinancierd (6 miljoen verzameld door onder andere, naar zijn zeggen, leren jassen te importeren uit Korea). Een passieproject van een héél speciale man.

Wiseau is geen man voor het grote (noch kleine) scherm. Hij ziet eruit als een clochard en spreekt zijn gedubde zinnen uit op een bijna betoverende wijze. Wiseau is de enige wiens stem echter heropgenomen werd en de timing en intonatie klopt langs geen kanten vergeleken met de vertolkingen. In combinatie met zijn steeds terugkerende lachjes gaat er geen één zin voorbij die Wiseau kan uitspreken zonder een vreemd (en meestal hilarisch) effect te creëren. Hij is mogelijk de minst getalenteerde acteur die ooit een hoofdrol heeft mogen dragen, wat jammer is aangezien het compleet foute gedrag gedurende het complete anderhalf uur simpelweg hilarisch is. De rest van de cast kan zich niet meten aan het niveau dat Wiseau zelf haalt, maar dat komt zeker niet door een gebrek aan ambitie: de hoeveelheid overacting op zich is al een wonderbaarlijk stuk cinema.

Minstens even sterk is het script, ook weer geschreven door mijnheer Wiseau zelf. Geen idee waar deze man dialogen heeft leren schrijven, maar eender welk Oost-Europees land hij ook vandaan komt (naar eigen zeggen komt hij uit New Orleans, maarja...) kan men onmogelijk op deze manier praten. Zelfs de simpelste basis van een conversatie - de groet - weet Wiseau niet overtuigend te brengen en de personages in The Room lijken elke keer weer enorm verbaasd dat ze één van de 5 andere personages tegenkomen. Wie bij de productiewaarde denkt aan erotische films die al eens 's avonds laat op de commerciële zender worden getoond: The Room staat daar qua schrijven nog mijlenver vandaan. Niet dat Wiseau het niet probeert te evenaren door de kijker te bombarderen met smaakloze, onnodige en onwennig langdurende seksscènes. De dialogen zitten verder ook nog eens vol pijnlijk misplaatste clichés en schijnbaar door Babelfish vertaalde spreuken, het is een groot raadsel hoe Wiseau dit geschreven heeft. Naast schrijven heeft hij ook totaal geen oog voor regie, maar dat was waarschijnlijk al lang duidelijk.

Maar ondanks het gigantische trainwreck dat dit duidelijk is (mogelijk de slechtste film ooit) biedt The Room een gigantische hoeveelheid fun. In Amerika is dit een midnight showing fenomeen geworden van The Rocky Horror Picture Show proporties: toeschouwers smijten met lepels, schreeuwen mee met hun favoriete oneliners en roepen allerlei opmerkingen naar het scherm. Jammer dat een soortgelijke ervaring natuurlijk onmogelijk is in de Benelux, maar dit toont aan wat voor een geniale partyfilm er in The Room schuilt. Dit is een film om meermaals te kijken, om met vrienden te kijken, om stomdronken te kijken, ... The Room is een film als geen ander en is sowieso de meest frisse en speciale kijkervaring die je ooit zal krijgen. Een misbaksel van een film die ik puur door zijn entertainmentwaarde niet minder dan 5/10 kan geven. Iedereen tegelijk: YOU ARE TEARING ME APART LISA!


5.0

Let the Right One In (2008)

Sinds 2008 zijn vampiers terug cool. De bleke bloedzuigers zonder spiegelbeeld hebben zich uit de gothic-kringen gevochten en liggen sindsdien weer goed in de markt bij het publiek, specifiek bij de jongere, vrouwelijke kijker. Want laten we eerlijk zijn: sinds de populariteit van de Twilight-reeks (die vampieren reduceert tot blinkende eenzaten met een voorliefde voor bloed en eendimensionale verhaallijnen) is het milieu waarin Nosferatu ooit heerste flink omgeslagen. HBO zorgde echter dat de vampieren door True Blood hun waardigheid niet compleet verloren. Tomas Alfredon deed hetzelfde met zijn verfilming van het boek Låt den rätte komma in en vergaarde internationaal succes met zijn film die zowel weet te ontroeren als te beklijven.

Centraal staat de relatie die zich vormt tussen Oskar en zijn nieuw buurmeisje/vampier Eli. De problematiek die hiermee gepaard gaat wordt niet naar de achtergrond geschoven maar vormt het hart van de film; in principe is dit eigenlijk boven alles een coming of age van een twaalfjarige. In tegenstelling tot de hierboven genoemde werken weet Let the Right One In zich te onderscheiden in zijn toon: nooit overdreven sentimenteel, nooit pikzwart in zijn duisterheid maar steeds op het randje van beide. De band die Oskar en Eli vormen is mooi om te zien, maar er weegt steeds een zware onzekerheid op de ware bedoelingen van de vampier. Anderzijds zijn de scènes waar we de donkere kantjes van de personages zien ook altijd beladen met een gepaste melancholie. Een verdienste die - naast de knappe (maar sobere) regie van Tomas Alfredson - ook volledig staat op de jongere protagonisten (Lina Leandersson en Kåre Hedebrant die beide sterk spelen) en de schitterende cinematografie.

Het grote probleem zit hem echter in de adaptatie van het originele boek, waar flink wat aanpassingen aan gedaan zijn. Dat de voogd van Eli in de overzetting geen pedofiel blijkt te zijn is begrijpelijk, maar de subplots die de focus van de twee knapen trekt weet de schwung toch enigszins uit het geheel te halen. Een vrouw die gebeten wordt en zelf langzaamaan een vampier wordt is een leuk idee en geeft enkele sterke scènes, maar krijgt veel te veel tijd om zich te ontplooien (ruim een half uur), zonder dat het uiteindelijk echt ergens naar toe leidt. Dat Oskar last heeft van enkele pestkoppen (die zo standaard zijn dat je je afvraagt uit welke cliché-databank ze zijn opgevist) is essentieel voor het verhaal, maar wordt niet met dezelfde finesse gebracht die het hoofdverhaal rijk is. Daardoor is Let the Right One In een mooie en betoverende film geworden die met een beetje extra tijd op de werktafel tot een genreklassieker getrimd had kunnen worden.


7.5

24 januari 2010

Children of Men (2006)

Wanneer baby Diego wordt vermoord is de wereld in schok. Diego was immers de jongste persoon ter wereld en werd een icoon, ondanks zijn arrogantie die hem na achttien jaar het leven kostte. Achttien jaar? Jawel, want de wereld is flink naar de kloten: de mensheid kan al gedurende achttien jaar geen kinderen meer verwekken. Waarom? Dat is niet belangrijk, Alfonso Cuarón kiest ervoor om het achtergrondverhaal te laten voor wat het is: dit is een verhaal over de breking van de situatie, niet de oorsprong. Daarmee is Children of Men niet het meest hapklare toekomstbeeld (de oorzaak voor de grimmige wereld wordt nooit gegeven), maar eerder een verhaal dat zich afspeelt binnen een fictieve toekomst waar de situatie nu eenmaal is zoals ze is.

Deze situatie doet zich voor in de nabije toekomst van 2027. Terwijl vrouwen stuk voor stuk niet langer in staat zijn om kinderen te produceren en mannen zinloos met hun dwarsfluit staan te draaien is de wereld vervallen in anarchie en chaos. Binnen de politiestaat die Engeland is geworden probeert men de constante migrantenstroom tegen te gaan (door ze als beesten op te sluiten) terwijl er daardoor weer terreurgroepen ontstaan die zich tegen de enige overgebleven beschaving gekeerd heeft. In het midden van deze vervallen maatschappij staat Theo: een pseudo-depressieve eenzaat die op de rand staat van het alcoholisme balanceert sinds zijn zoontje gestorven is (aan een griepepidemie in 2008, wat u vast wel bekend in de oren klinkt). Wanneer hij Julian, een activiste en de moeder van zijn gestorven zoon, tegenkomt krijgt hij een levensbelangrijke missie opgedrongen: een zwangere migrant veilig naar een humanitaire organisatie smokkelen.

Elke scène in Children of Men draait rond Theo, gespeeld door Clive Owen die weer geweldig staat te acteren. De melancholie rond het personage is bijna tastbaar en als onconventionele actieheld straalt hij steevast een natuurlijk charisma uit, zelfs wanneer hij op sletsen rondloopt. De verdere casting is perfect met Michael Caine (die zich duidelijk staat te amuseren), Julianne Moore met flair en een aantal karakteracteurs. Het is echter Alfonso Cuarón die de show volledig steelt. Net als in Y tu mamá también houdt Cuarón het realisme centraal en worden er in weinig scènes verschillende shots gemonteerd. Waar dit in Y tu mamá también al voor vuurwerk zorgde tussen de personages, wordt de stijl hier ook gebruikt voor de grootse actiescènes. Vuurgevechten en achtervolgingen worden allemaal in één take opgenomen (met als absolute hoogtepunt de ruim tien minuten durende finale) en zijn een verbluffend stuk cinema. De absolute perfectie in de choreografie is overweldigend en zorgt voor enkele van de meest intense actiescènes ooit op film vastgelegd.

Children of Men is een uitzonderlijk stukje cinema dat alle elementen perfect weet te combineren. De maatschappelijke kritiek is duidelijk aanwezig, maar weet nooit de bovenhand te krijgen: de focus blijft gedurende de hele film op de personages en hun doel liggen, wat al een flinke verdienste is als je naar de concurrentie kijkt. Maar daarnaast werkt de film ook als een spectaculaire actiethriller met een intelligent script; niet alle informatie wordt per sé letterlijk gezegd, maar Cuarón durft het ook aan om om belangrijke informatie te vertellen aan de hand van een ludieke grap of zelfs achtergrondbeelden. Dit alles wordt verpakt in een net-niet-apocalyptische wereld die er fantastisch uitziet (Cuarón werkt wederom samen met cinematograaf Emmanuel Lubezki) ondersteund door prachtige acteerprestaties en een geweldige soundtrack. Children of Men is één van de grote prestaties van de moderne cinema en een prent die op elk vlak een absolute voltreffer is.

10.0

22 januari 2010

Y tu mamá también (2001)

Eigenlijk is Y tu mamá también een roadtrip tussen twee oversekste tienerjongens en een ietwat oudere vrouw. Waar er voorbeelden genoeg zijn om de banaliteit van dit thema te onderstrepen (iedereen zal wel een aantal platte roadtrip-films kunnen bedenken), lijkt Alfonso Cuaróns kijk op de situatie niet beter: de humor is nog altijd even banaal (voornamelijk over scheten en seks) en het grote plot is uiteindelijk slechts een simpele opvolging van losse gebeurtenissen. Onder dit oppervlakkige uiterlijk weet Cuarón echter veel meer te doen met zijn film en geeft hij het verhaal veel verschillende lagen en dimensies: Y tu mamá también is een héél erg grootse film.

Samen met Amores Perros zorgde deze prent voor de grote doorbraak van een nieuwe golf van Mexicaanse filmmakers: Alejandro González Iñárritu bezorgde ons met 21 Grams en Babel enkele van de sterkste drama's van deze tijd en Guillermo del Toro kreeg een monsterhit te pakken met El Laberinto del Fauno en de Hellboy-franchise. Het is echter Alfonso Cuarón die zich tot de grootste van dit trio heeft geprofileerd door niet alleen de Harry Potter franchise naar een nieuw niveau te tillen met Prisoner of Azkaban, maar ook het absolute meesterwerk Children of Men te creëren. De doorbraak van de Mexicaanse cinema lijkt echter niet evident: ook in Y tu mamá también zien we grote verschillen in cultuur terug. De manier waarop openlijk over seks wordt gepraat (en grafisch getoond wordt, ookal is het smaakvol in beeld gebracht) wordt nog altijd onmogelijk geacht in de Westerse wereld en bezorgde Y tu mamá también dan ook een onverdiende R-rating. Schrijnend dat in deze tijd van over-the-top geweld blijkbaar seks nog altijd het grote taboe is. Maar laat je niet mispakken aan deze rating: want ondanks de duidelijke aanwezigheid (en het centraal staan van) seks gaat deze film over veel meer dan dat: liefde, vriendschap, het leven, de dood, sociaal klasseverschil, ... dit is een diepgaand meesterwerk dat heel veel te vertellen heeft, maar dat alleen maar aan volwassenen mag doen.

De visuele stijl is representatief voor het verhaal: een rauwe, losse handcam met een erg natuurlijke belichting waardoor de film nooit afstandelijk aanvoelt. Alfonso Cuarón laat hier zijn acteurs heel vrij in hun spel, waar hij zo weinig mogelijk cuts verkiest en steeds weer voor lange takes opteert (iets waar hij in Children of Men naar terugkeerde). Wat volgt zijn scènes die opgebouwd worden door de acteurs zelf waar met enige regelmaat de vonken van afspringen. Cuarón verdient respect voor zijn zijn bewonderenswaardige visie en de manier waarop hij deze aanbrengt.

Natuurlijk is dit in de eerste plaats een - om het met een hippe term te zeggen - coming of age verhaal dat prachtig wordt uitgewerkt waardoor een geloofwaardige band wordt neergezet tussen de personages. Op hetzelfde moment wordt er ook veel gezegd over de vriendschap van het duo, wanneer blijkt dat de basis van hun vriendschap uit leugens bestaat. Tegelijkertijd wordt er echter ook regelmatig de parallel gelegd tussen de modernisering van Mexico, waar - net als de jongens hun vriendschap - plaats geruimd moet worden voor de toekomst. De basis van het leven wordt hier bijzonder effectief voorgeschoteld en iedereen zal zich herkennen in het verloopt van de relatie tussen de jongens gedurende het grootste deel van de film. Maar het is de slotsequens die Y tu mamá también nog wat extra geeft waardoor de presentatie van leven en dood duidelijk wordt doorheen de volledige film, waardoor een tweede kijkbeurt bijna onontkoombaar is. Mensen toch, zelden kom je zo een goed uitgewerkt einde tegen dat de hele film een extra dimensie geeft op zo een subtiele manier. Een waanzinnig slot op een bijzonder sterke film waar héél veel in te vinden is, voor wie er open voor staat.


9.5

18 januari 2010

House of Flying Daggers (2004)


In wezen is House of Flying Daggers een kettingreactie van visueel overweldigende set pieces. We krijgen confrontaties tussen ninja's te zien in open landschappen en gesloten bossen, in de zon en in de sneeuw, hoog en laag en elke andere variant die je daarop kan bedenken. Regisseur Zhang Yimou houdt dit elke keer fris en zorgt ervoor dat wanneer de strijd losbarst het nooit als een herhaling aanvoelt; er is voldoende te beleven in elke strijd. Dat deze sequensen ook nog eens aan elkaar hangen door een plot en personages kan je eigenlijk meteen al vergeten.

En je zal het ook vergeten: het verhaal van House of Flying Daggers is niet meer dan een klassieke liefdesverhouding. Persoon X is verliefd op persoon Y, maar ze behoren tot twee groepen die tegenover elkaar staan, en persoon Z komt zich er ook nog wat mee moeien. Niet veel meer dan een variant op Romeo & Julia, dus. Maar in tegenstelling tot vele actiefilms (of het nu martial arts is of niet) neemt het daardoor niet te veel hooi op de vork. Waar veel moderne actiefilms zichzelf overschatten door een groots verhaal (inclusief plottwists) te vertellen verliezen ze de essentie uit het oog of voelen ze veel te afstandelijk aan. House of Flying Daggers houdt het simpel en zorgt ervoor dat het verhaal zich rustig kan ontplooien en dat je als kijker wat emotionele voeling hebt met de personages: hoe minimaal die ook is, de band is tenminste aanwezig. Hoogstaand is het allemaal niet, maar het zorgt wel dat de emotionele finale voor een keer eens niet plat op zijn gat valt.

Maar goed, dat is niet zozeer een pluspunt als het ontbreken van een vaak voorkomend minpunt. Uiteindelijk heeft een film als deze spektakel nodig om zich te manifesteren als een sterke genrefilm, en daarin zal je als kijker zeker niet teleurgesteld zijn. Wanneer aan het begin een soort trommel-en-mouwen spel wordt gespeeld (je begrijpt het wanneer je het ziet) geraak je helemaal in een trance door de opvolging van shots en de muziek. Dat deze trance naadloos aansluit op een knap gechoreografeerde vechtscène zegt veel over de regie van Zhang Yimou. Maar het absolute hoogtepunt komt er wanneer meerdere tegenstanders het tegen de held opnemen in een bamboebos: vliegend van de ene bamboestok naar de ander. Waar dit misschien gelijkend klinkt aan de scène in de boomtoppen van Crouching Tiger, Hidden Dragon wordt het hier veel intenser opgezet waardoor de vechtscènes geen moment te lang aanvoelen. En voor een film die volledig draait rond de kunst van martial arts is dat een flink pluspunt.

8.0

Amores Perros (2000)


Een jongeman treedt binnen in de duistere onderwereld van Mexicaanse hondengevechten om geld bijeen te sparen en te vertrekken met de vrouw van zijn dromen: zijn broers vrouw. Een succesvolle redacteur verlaat zijn vrouw en kinderen om samen met een topmodel te gaan wonen, maar hun relatie verloopt moeizaam wanneer zijn vriendin gehavend uit een auto-ongeval komt. De situatie escaleert volledig wanneer hun hond ergens onder de vloer vast komt te zitten. Een ex-revolutionair - wiens dochter niet eens weet dat hij bestaat - leeft als huurmoordenaar op straat, met als enige 'kennissen' de honden waar hij voor zorgt. Drie verhalen, zeer veel drama en een heleboel honden: dat is Amores Perros.

De titel vertaalt zich naar "life's a bitch", oftewel: "het leven is kut", en dat is niet gelogen. In Amores Perros toont Alejandro Gonzales Innaritu hetzelfde deprimerende wereldbeeld dat hij in al zijn films vooropstelt. Wie bekend is met de man zijn later werk (21 Grams en Babel, oftewel Innaritu's trilogie over de dood) weet min of meer wat te verwachten: geen enkel personage krijgt ooit maar een strohalm toegeworpen en hoe slecht de situatie er ook uitziet: het kan en zal nog erger worden. Dit maakt van Amores Perros een zware ervaring, want na ruim tweeënhalf uur toe te kijken naar de verschillende lijdenswegen zullen er maar weinig kijkers zijn die van enig optimisme blijk zullen geven. Neem daar nog eens de rauwe visuele stijl en de grafische - doch smaakvol gemonteerde - hondengevechten bij (het is geen toeval dat de film ons voor één keer aan het begin vermeldt dat er geen dieren gekwetst werden) en je zit na afloop zeker en vast met een flinke baksteen in je maag. Dat is dan ook het absolute minimum waar Innaritu voor gaat.

Een film met dat effect kan alleen maar werken indien de regie nergens hapert, en het mag gezegd: de echte uitblinker hier is Innaritu zelf. Net als zoveel van zijn generatiegenoten is de invloed van Pulp Fiction erg voelbaar, maar in tegenstelling tot de vele regisseurs die sindsdien Tarantino's structuur probeerden te kopiëren is Innaritu een van de weinigen die niet moet onderdoen voor het origineel. Hij paced elk verhaal op zijn eigen manier, schept steeds duidelijkheid en geeft elke keer net iets meer energie aan de centrale gebeurtenis tussen de verhalen; een werkelijke tour de force, en dat voor een debutant. Innaritu begeleidt hier een sterke, Mexicaanse ensemble cast waarvan vooral Gael García Bernal is doorgebroken (later nog terug te zien in ondermeer Y tu mamá también, Babel en Blindness) en Emilio Echevarría de show mag stelen. Die laatste speelt dan ook de enige voor wie het lot blijkbaar een greintje sympathie heeft, wat ervoor zorgt dat het gitzwarte verhaal toch nog beschikt over een lichtpuntje, hoe miniscuul het dan ook is.


9.0

17 januari 2010

Ratatouille (2007)


Pixar is een vreemd iets. Aan een zeer hoog tempo produceren ze steevast pareltjes van een onmiskenbare kwaliteit, maar toch mist het iets. Waar ik een groot liefhebber ben van een groot deel aan Disney-klassiekers (Aladdin, Lion King, Beauty & the Beast, ... de lijst gaat nog even door) heb ik nooit eenzelfde gevoel voor affectie gehad bij de Pixar-producten. Lange tijd schreef ik dit af aan nostalgische gevoelens, maar Ratatouille toont aan dat het eerder een ondefiniëerbare factor is die Pixar simpelweg (nog) niet altijd in zijn films weet te leggen. Zo vind ik het jammer dat Wall-E mij zeer weinig doet; alhoewel de eerste helft onmiskenbaar sterk is, is dit niet voldoende om mij een speciaal gevoel te geven. Dit verhaal gaat op voor de meeste Pixar films, maar Ratatouille is de eerste uitzondering (en wordt sinds kort ook door Up aangevuld).

Waarom dit zo is kan ik niet beschrijven. Het is een emotionele reactie die bij eerdere Pixars ontbreekt maar wel cruciaal is om de ervaring compleet te maken. Eén van de overeenkomsten tussen Ratatouille en het oudere Disney werk is Remy. In Remy krijgen we een klassieke animatieheld: een schattig-uitziend dier met antropomorfe kenmerken en een niet alledaagse karakteristiek. Dit is een blauwdruk waar Pixar meestal van afstapt, waardoor Remy de kokende rat beter past tussen de boogschietende vossen, onderzoekende muizen en vliegende olifanten die de Disney-catalogus rijk is. Maar verder is Ratatouille niet anders dan het oudere Pixar werk, het plot is bijvoorbeeld weer in één zin uit te leggen: Remy wil zijn droom vervullen en vindt daarmee een kompaan die hem helpt. Natuurlijk zijn er wat hobbels tijdens de weg naar het happy ending, maar grootse epiek is dit allerminst (niet dat iemand dat ook maar durft verwachten).

Eén van de belangrijkste redenen waarom Ratatouille echt werkt is waarschijnlijk Brad Bird. Na het grote succes dat hij behaalde metThe Incredibles besloot Pixar hem er terug bij te halen. Bird, die vooral vertoeft in de schaduw van Andrew Stanton, de man die de grootste Pixar-successen op zijn naam heeft staan (Finding Nemo en Wall-E), toont zich hier voor de tweede maal als de beste regisseur ten huize Pixar. Bird weet het verhaal van Remy perfect op te bouwen aan een aangenaam tempo terwijl hij zijn publiek de tijd gunt om te genieten van de visuele pracht die Pixar weer neer heeft gezet. Want laat ik dat nog even vermelden: de film ziet er weer absoluut subliem uit. De vormgeving van Parijs is prachtig en alles binnen de film geniet van een grote graad aan detail. En ook wel zo belangrijk in een film als Ratatouille: van het afgebeelde eten krijg je het water in de mond.


9.0

(500) Days of Summer (2009)


Als er één genre is waar je tegenwoordig niet van kan verwachten dat je van je sokken wordt geblazen is het toch wel de romantische komedie. De basis geworden voor domme cinema en allergisch aan originaliteit, een genre waarin 99% te vermijden is. Maar het is juist dat één procentje waarin een absoluut briljante film als (500) Days of Summer in verschijnt dat – ironisch genoeg – bol staat van de originaliteit.

Debutant Marc Webb weet elk cliché te ontwijken (goed, het einde is misschien de uitzondering) wat zeker in dit genre niet evident is. De non-lineaire verhaalstructuur (er wordt voortdurend doorheen de tijd (en daarbij ook emoties) gesprongen) werkt perfect en is nooit verwarrend wat zorgt voor een unieke ervaring. Je krijgt eigenlijk een liefdesverhaal te zien waarbij het niet-zo-leuke einde meteen vermeld wordt, waar plaats is voor geluk en voor verdriet met hier en daar ook nog eens een leuke anekdote er tussen gestoken. Een heerlijk volle film die geen tijd verspilt maar toch rustig aanvoelt; een weergaloze pacing. Al helpt de oprechtheid van de film wel, want het verhaal voelt altijd ècht aan, wat al een gigantische breuk met het verschrikkelijke genre oplevert.

Net als de originaliteit binnen de film. Het ultieme voorbeeld is wanneer Tom wordt uitgenodigd door Summer; je ziet een splitscreen met zijn verwachtingen en de
realiteit, een absoluut briljante manier om – zonder woorden – Toms teleurstelling te tonen en als kijker te begrijpen. Zo zit er in elke scène wel iets unieks, wat zeer aanstekelijk werkt. Maar ook het script (wederom van de hand van 2 debutanten) voelt op elk moment uniek aan. Het IKEA-bezoek is iets dat je nooit zal zien in een Sandra Bullock-film, maar is zoveel krachtiger en duidelijker dan eender welk genrecliché.

Maar het zijn de 2 acteurs die het plaatje helemaal afmaken. Zooey Deschanel is de lichtjes excentrieke droomvrouw die uiteindelijk toch ongrijpbaar is en Joseph Gordon-Levitt is zoals altijd goed als het emotionele middelpunt van de film en weet steevast de perfecte noot te raken. De twee op zichzelf zijn goed, maar het is de interactie tussen het duo dat de film helemaal afmaakt. Er zijn maar weinig films die me zo raken en onder de huid kunnen dringen om daar vervolgens enkele dagen tot weken te blijven sluimeren; Once was die film vorig jaar, (500) Days of Summer is die film dit jaar. Niet te missen.

10.0

15 januari 2010

The Constant Gardener (2005)


Justin Quayle is een verlegen,vriendelijke diplomaat die een zeker gebrek aan kracht uitstraalt. Door zijn besluiteloosheid haalt hij niet veel plezier uit zijn job en richt hij zich vooral op tuinieren, los van de grote problemen. Tessa is zijn tegenpool: een gedreven activiste die zoveel mogelijk mensen wil helpen. Maar toch vinden ze elkaar en gaan samen naar Afrika, waar Tessa - inmiddels Justins vrouw - vermoord wordt. Justin moet weten waarom en trekt op onderzoek; vreselijke plannen van farmaceutische bedrijven worden duidelijk en gaandeweg zien we Justin steeds meer veranderen in Tessa.

Dat is slechts één van de sterke elementen van The Constant Gardener, een geweldige film van Fernando Meirelles gebaseerd op het gelijknamige boek. Boven alles is dit een aanklacht tegen farmaceutische bedrijven: medicijnen worden in Afrika uitgedeeld puur om de bijwerkingen te testen, aangezien deze mensen toch sowieso zouden sterven en er niemand is die om deze mensen geeft. In hoeverre dit waar is is lastig te stellen, maar elk weldenkend mens zal hier toch flink van onder de indruk zijn. Een zekerder gegeven dat hierdoor knap tentoon wordt gesteld is de verwaarlozing van het Afrikaans continent door het Westen. Jawel, The Constant Gardener is een geladen politieke thriller die heel wat te zeggen heeft en weet door zijn originele thematiek indruk te wekken. Niet dat dit allemaal zou werken zonder een goede verhaallijn: het verlies van Justin is sterk en wordt door de structurering van de film heel knap uitgewerkt. Daarnaast leveren Rachel Weisz en vooral Ralph Fiennes (één van de beste acteurs van dit moment) ijzersterke prestaties: Weisz weet in haar scènes (die volledig uit flashbacks bestaan) het emotionele middelpunt van de prent te worden en Fiennes speelt zijn progressie op een hartverscheurende manier en is op elk moment perfect.

Maar ook op technisch vlak is dit een knappe prestatie. Meirelles houdt vast aan de rauwe stijl die hij in Cidade de Deus al gebruikte (zijnde het iets soberder) en zorgt hiermee voor een energetische inbreng. Het camerawerk is van hoog niveau met een constante handcam die niet te veel aandacht op zichzelf vestigt, maar wel met een uitzonderlijke finesse beheerst wordt. In combinatie met de perfecte mix van Westerse en Zuiderse muziek in de soundtrack resulteert dit in een een krachtige Cidade de Deus-light stijl die de thematiek van The Constant Gardener perfect aanvult; een krachtige film met een ingewikkeld plot, prachtig acteerwerk en een stevige morele impact.


8.5

Top 10 van 2009

Terwijl ik nog volop bezig ben met het opstellen van mijn lijstje voor afgelopen decennium dringt ook het afgelopen jaar zich op. Een jaar dat matig was; een top 10 vullen lukte nog probleemloos, maar veel meer moest het toch niet zijn. Wat niet wegneemt dat er voldoende kwaliteit in de zalen is geweest dit jaar, waarvan enkele nog lang onthouden zullen worden.

Aangezien de plaatsen in een top 10 beperkt zijn, blijven nog enkele hoogtepunten van het jaar onbekroond. Zo is er geen plaats voor Avatar, een film die zeker onthouden zal worden en waar ik erg van genoten heb, maar net dat beetje extra miste. Andere hoogtepunten waren er in het sublieme Der Baader Meinhof Komplex, een film die handelt over de aanslagen van het Rote Armee Fraktion; misschien had de balans iets meer op de personages en minder op de gebeurtenissen mogen liggen, maar je zal nooit een boeiendere geschiedenisles krijgen. Dit geldt ook voor Frost/Nixon, dat samen met mijn andere Oscarfavoriet The Wrestler nét buiten de boot valt. Alsook Star Trek, er zijn maar weinig blockbusters die dit niveau halen, maar het gebrek aan originaliteit deed de film net de das om.


Dead Snow is luid, smerig en politiek incorrect. Zombieliefhebbers begrijpen dat dit pluspunten zijn; Dead Snow is de beste oldschool zombiefilm in vele jaren. Het genre wordt door films als [Rec] en 28 Days Later terug omarmd door mensen zonder voeling met het genre. Niet dat deze films slecht waren (alhoewel [Rec] toch immens overschat wordt), maar de essentie van het genre ligt nog altijd binnen klassiekers als Evil Dead II en Breaindead. Dead Snow past onder deze noemer en is een rock&roll zombiefilm met een hoog fungehalte. En natuurlijk: Nazi zombies.


Kathryn Bigelow levert met The Hurt Locker de sterkste Irak-film tot op heden af. Sergeant William James is een expert in bommen ontmantelen en heeft er op moment van filmen 873 bijna-doodervaringen opzitten; de man is verslaafd aan oorlog en The Hurt Locker levert een blik binnen de psychologische wereld van deze man. Nogal verrassend dus dat er binnen dit serieuze script meer actie zit dan in de conventionele superheldenfilm. De film wordt overladen door set pieces waar steevast de spanning tot zeer grote hoogtes wordt opgewerkt, maar blijft altijd meer dan "slechts een actiefilm".


District 9 was ongetwijfeld dé grote sleeper-hit van 2009. Neill Blomkamp kreeg - met de steun van Peter Jackson - 30 miljoen ter beschikking om zijn kortfilm Alive in Joburg uit te werken tot een volledige speelfilm. Vooral in de eerste helft is hij erin geslaagd om een memorabel en uniek stuk cinema te creëren, waar Sharlto Copley zich al improviserend in rasechte documentaire-stijl doorheen de sloppenwijk van de aliens werkt. En ookal verliest de film zijn originaliteit in de tweede helft waar het niet meer dan een (nog steeds goed uitgewerkte) actiefilm wordt, is het geheel zonder twijfel een heel erg sterke film gebleken.


Quentin Tarantino is een vreemd figuur. Met slechts twee écht goede films op zijn palmares heeft hij zich toch opgewerkt tot een legende die vooral bij de jeugd op handen gedragen wordt. Waarop de fanbase precies gebaseerd is weet ik niet, maar de man verdient zijn status weer een beetje meer nu hij - vijftien jaar na Pulp Fiction - een derde ècht goede film op zijn naam mag zetten. Inglourious Basterds is weeral eerder een grote collage van andermans stijlen en ideeën, maar de manier waarop hij het hier in één film brengt is niet minder dan indrukwekkend te noemen. En dan is er nog die geweldige Hans Landa die met gemak de meest geniale schurk van het jaar is. Buongiorno nog aan toe.


Toegegeven: ik ben geen Pixar fan. De productiestudio levert onmiskenbaar steevast kwaliteit af, maar ik mis veel te vaak iets in de film: Wall-E verwatert na de geweldige eerste helft in een standaard verhaal met slapstickhumor, Finding Nemo werd mij nooit iets meer dan 'amusant' en Monsters, Inc ziet enkele van de meest briljante Disney ideeën aller tijden in rook opgaan in een zwak script. Neen, naast Toy Story en Ratatouille heeft Pixar niet veel uitgebracht waar ik echt wild van word. Wel, Up dus wel. Om maar niet te spreken over de openingsscène - die bijna niet met woorden te beschrijven is - zit de film verder vol met interessante personages, leuke scènes en een geweldig gevoel doorheen de hele film. Eén van de beste films die Pixar al heeft uitgebracht.


Zoals ik in mijn review al schreef is In the Loop één van de meest intelligente komedies in jaren. Niet beperkt tot één vorm van humor mikt de film steeds erg hoog; bij elke grap wordt er volop gegaan voor een begrijpend gegniffel of een lompe bulderlach en - vaker dan soortgelijke films - slaagt In the Loop daadwerkelijk in zijn opzet. Zeker niet naar iedereen zijn smaak, maar voor wie niet vies is van een beetje buitenlandse politiek een absoluut meesterwerk.


Maar weinig mensen hadden op voorhand durven voorspellen dat Duncan Jones - zoon van David Bowie - met het sterkste stuk science fiction van het jaar zou komen. Maar uiteindelijk blijkt Moon een klepper van formaat te zijn waar alles aan klopt: het relatief originele verhaal, de perfecte pacing en de meesterlijke prestatie van Sam Rockwell maken van Moon een complex maar toegankelijk verhaal dat weet te fascineren van begin tot eind. Enige minpunt is het dagenlang vastzitten met de gedachte aan Space Oddity.


Het is geen Evil Dead IV maar Sam Raimi kwam nooit eerder zo dicht in de buurt. De koning van de horrorkomedie keerde voor het eerst na Army of Darkness terug en liet meteen zien dat hij zijn touch niet kwijt is. In plaats van zombies krijgen we deze keer een oude vloek, maar verder blijft het basisprincipe hetzelfde. Alison Lohman ondergaat een flinke dosis pech, terwijl Raimi zich duidelijk terug amuseert in de regiestoel: schrikeffecten worden gebruikt voor alles behalve het aanjagen van angst, er valt heel wat te doen rond een geit en David Paymer kreeg géén bloed in zijn mond. Dé cinema-achtbaanrit van 2009.


Spike Jonze waagt zich aan gedurfd experiment: Where the Wild Things are is geen kinderfilm, maar veeleer een film over je eigen kindertijd. Een introspectieve film die sterk afhankelijk is van je eigen ervaringen als kind en de mate waarmee je hiermee momenteel in contact staat. Daarmee niet de meest toegankelijke adaptatie van het kinderboek, maar wel een veel sterkere film waar maar weinig filmmakers in zouden slagen. Spike Jonze brengt de wild things tot leven door een mix van kostumering en CGI en werkt de film af met een prachtige fotografie, knap camerawerk en een wondermooie soundtrack van Karen O. Door de ietwat trage pacing en het ontbreken van een echt plot of typische narratie zal dit vast niet naar ieders smaak zijn, maar indien je er voor open staat valt er héél veel te vinden in Where the Wild Things are.


Dat juist binnen de romantische komedie - het genre bij uitstek dat de cinema compleet aan het verzieken is - er een magische en betoverende prent als (500) Days of Summer opduikt; de ironie ontgaat u vast niet. Debutant Jessy McCartney brengt een zelden gezien oprechte kijk op de relatie; hartverwarmend mooi bij momenten en wat later weer even hard deprimerend. Door de speciale structurering van het verhaal volgen de tegenstrijdige emoties mekaar zeer snel op, maar nooit voelt dit enigszins verwarrend aan. We leren de personages begrijpen en voelen precies wat er in hun hart omgaat, doorspekt met een wijde variatie aan sterke scènes (grappig, vertederend, ontmoedigend en ga zo maar door), visuele innovatie én een uniek gevoel doorheen de prent. (500) Days of Summer werd een film die twee weken in mijn achterhoofd bleef camperen om me dagelijks nog even te herinneren aan dit moderne meesterwerk. Zonder enige twijfel mijn absoluut favoriete film van het voorbije jaar.

14 januari 2010

Hot Fuzz (2007)


Na de grote hit die Shaun of the Dead was kregen Edgar Wright en Simon Pegg de mogelijkheid om een vervolg te schrijven op hun knappe zombieparodie. Met min of meer dubbel zoveel budgetaire mogelijkheden gingen de twee aan tafel zitten om eens diep na te denken. Het resultaat bleek even ruim en simpel als het basisidee achter Shaun of the dead: een parodie op de big budget actiefilm.

De beginsituatie is hier compleet omgekeerd aan Shaun of the Dead: het Pegg-personage is een overijverige politieagent die de rest van het Londense korps belachelijk maakt door zijn resultaten. Hij wordt dan overgeplaatst naar het landelijke Standford waar er als politieagent niets te beleven valt. En dan gebeuren de moorden...

Net als hun vorige prent is Hot Fuzz een sterke parodie geworden die het genre nergens belachelijk wil maken. Wright en Pegg zijn duidelijk liefhebbers van actiefilms en creëren hier in de eerste plaats (wederom) een sterke genrefilm die toevallig plaatsvindt in een lachwekkende situatie. De camera en editing is razendsnel en vol energie, Pegg gedraagt zich als eender welke actieheld archetype en maakt in zijn koel gedrag enkel plaats voor de occasionele oneliner. Technisch gezien is dit gewoon een zeer degelijke actiefilm, zijnde het niet dat Pegg voornamelijk minderjarigen uit cafés zet en achter zwanen holt. Het is hetzelfde soort humor dat zo goed werkte in Shaun of the Dead en hier wordt er niet van stijl veranderd: geen opzichtige, zelfbewuste flauwigheden maar oprecht grappige situaties die steevast doodserieus benaderd worden. De link tussen de twee films is overduidelijk en wordt zelfs op gepaste momenten uitgebuit; dit soort links zullen we hopelijk nog vaker tegenkomen in The World's End, het aankomende slot van de zogenaamde 'blood-and-icecream trilogy'.

Het is pas tijdens de climax dat Hot Fuzz zich echt kan onderscheiden van zijn spirituele voorganger. Waar Shaun of the Dead zich toch wat verslikte gedurende het laatste half uur staat Hot Fuzz recht om volledig te ontaarden in een weergaloze over-the-top actiesequens die zijn gelijke niet kent. De volledige bevolking van Stanford keert zich tegen Pegg en er volgt een grote hoeveelheid aan shootouts en actiescènes: de minder belangrijke personages die gedurende de film subtiel werden neergezet krijgen allemaal hun moment de gloire wat leidt tot een handvol memorabele scènes en een twintigtal minuten absolute hilariteit. Het volledige team heeft er duidelijk plezier in om deze finale te creëren en dat spat op zijn beurt weer van het scherm af, zonder op één moment de serieuze aanpak te verliezen. Jawel, Wright en Pegg hebben duidelijk geleerd uit hun vorige fout.

8.0

Shaun of the Dead (2004)


Shaun zijn leven is één grote sleur: hij zit vastgeroest in zijn toekomstloze job in een electronicaketen en het lijkt hem niets te schelen. Zijn vrije tijd balanceert hij volledig tussen thuis zitten met zijn beste vriend Ed (een luilak zonder job die zijn dagen vult met bier, videospelletjes en moppen tappen) of op café gaan samen met zijn vriendin. Die sleur breekt echter volledig wanneer zijn vriendin hem plots laat zitten, en aangezien een ongeluk nooit alleen komt breekt er ook nog eens een gigantische zombie-epidemie uit. Neen, het zit Shaun allemaal niet mee.

Simon Pegg (die het hoofdpersonage vertolkt) en regisseur Edgar Wright begrijpen als geen ander hoe een goede parodie eruit moet zien. Wanneer het duo aan een vers script begint focussen ze zich niet op een aantal specifieke films zoals het overgrote deel van de moderne parodieën doet (de befaamde Movie reeks, bijvoorbeeld). Neen, de heren grijpen een genre (in dit geval dus de zombiefilm) en verleggen de grenzen van het genre op een heel aparte manier; de twee vervallen nooit in een simpele opeenvolging van grappen met een dikke knipoog zoals zoveel slechte collega's doen. Shaun of the Dead is in essentie een serieuze film die nooit van zichzelf lijkt te weten dat het slechts een parodie is, hierdoor voelt de film veel steviger en voller aan dan de 'concurrenten'. Het is door dit gegeven dat de film werkt; wanneer een groepje overlevenden een zombie met biljartkeus te lijf gaat op de maat van Queen's "Don't stop me Now" - een scène die in essentie misschien wel cartoonesk klinkt - voelt het nooit aan als over-the-top belachelijk. Zelfs de minst subtiele momenten van de film voelen - geheel door de algemene sfeer - nooit aan alsof het er in zit om te lachen, en dat is precies waarom de humor in de film werkt.

Maar (en dit is een vrij grote 'maar') de film vergeet dit tegen het einde zelf. Het is niet dat de film plots vervalt in de wijze van andere platte farçes, het is eerder dat de film vergeet dat het überhaupt een komedie is. Zoals ik al aangaf lijkt de film niet te beseffen dat het een parodie is, dat is nu eenmaal waarom het grappig is, maar het laatste kwartier is gewoonweg geen parodie meer. De film vervalt in het doen van een normale zombiefilm: zombies worden neergehaald terwijl de defensielijn steeds iets verder opschuift, enkele overlevenden worden te pakken genomen, er wordt heel veel geroepen en de toog vliegt in brand, en hoewel dat allemaal zéér entertainend is wordt er tijdens die volledige finale nauwelijks een grap verteld. In dat gegeven wordt de film uiteindelijk zelf zijn eigen onderwerp en parodieert Shaun of the Dead naar het einde toe zichzelf. Dit gegeven breekt de sfeer van de film op een bepaald moment en hoewel er nooit aan kijkplezier wordt ingeboet verschuift het effect van de film wel, wat een vreemde sfeer geeft. Desalniettemin is er veel te veel dat effectief werkt aan Shaun of the Dead om de film hierop af te kraken en heeft deze onverwachte kaskraker het succes zeker niet gestolen. Een verademing binnen het genre 'komedie', dat helaas steeds verder afsterft.

7.0

12 januari 2010

Avatar (2009)


Het is bijna niet te vatten: James Cameron, toch wel dé big budget actieregisseur bij uitstek, heeft in vijftien jaar geen actiefilm meer gemaakt. Het is van True Lies geleden dat de meester zich nog eens aan explosies en oneliners waagde, en het klimaat is sindsdien toch enigszins veranderd. Nadat het genie achter Terminator en Aliens zijn vizier had gericht op Titanic werd de markt overgenomen door figuren als Michael Bay; de val van de blockbuster was groot en verandering zit er niet meteen aan te komen. Voor groots, episch en actievol entertainment is het nog steeds een helse opdracht om doorheen de hersendodend banale bandwerken op zoek te gaan naar iemand die het juist doet. En kijk, daar is James Cameron weer.

Avatar is een origineel verhaal. Dat is, Avatar is geen adaptatie, maar ècht origineel is het zeker en vast niet. Het plot staat nu eenmaal bomvol van de clichés (wat verwacht je anders van een Cameron): de vergelijkingen met Pocahontas, Dances with Wolves en FernGully stapelen zich op en het verhaal van de film is onmiskenbaar vergelijkbaar. De vraag die zich dan stelt is waarom dit zo een groot probleem is bij een hedendaagse productie. Om bij dezelfde parallel te blijven: Dances with Wolves is ook een variant op het klassieke verhaal, maar bij deze film - die zichzelf een klassieker mag noemen - schijnt dat geen minpunt te zijn. Dat is hypocriet, maar al wie niet zat te wachten om het verhaal hierop af te schrijven krijgt een flink avontuur terug. Avatar is voorspelbaar, ongenuanceerd en enorm luidruchtig, maar uiteindelijk werkt dat gewoon bij dit soort grootse producties. Het verhaal is simpel maar degelijk en zorgt door de perfecte balans met set pieces voor een complete voldoening. Zeker de finale die na een flinke opbouw werkelijk alles van de kaart veegt is niet minder dan indrukwekkend te noemen. Gedurende de bijna drie uur durende belevenis zit er geen één dood moment in de film of voelt er één scène ook maar lichtjes overbodig, zelfs niet wanneer een vlucht enkele minuten wordt uitgerokken om de omgeving tentoon te stellen. Cameron weet op elk moment wat het publiek wil zien en biedt het vervolgens met veel enthousiasme aan.

Avatar onderscheidt zich dus niet door het verhaal, maar veeleer door de presentatie ervan. De wereld die hier gecreëerd werd is diep en gevarieerd en biedt met alle gemak ruimte voor de komende sequel. De fauna en flora zijn divers (zonder ergens te gimmicky te worden) en voelen aan als één groot geheel. Deze volledigheid strekt ook buiten de wereld van Pandora; alles wat in de film voorkomt voelt af aan. Wanneer holografische kladbladen worden gebruikt past dit binnen het geheel en trekt het voldoende aandacht om het science-fiction gedeelte te onderstrepen, maar nooit ten koste van de scène zelf. Het zijn deze dingetjes die zorgen voor de visuele compleetheid van Avatar.

Hét grote sleutelwoord is gevallen: visueel. Het productieteam achter Avatar heeft kosten noch tijd gespaard om baanbrekende effecten te bezorgen en levert hier zonder twijfel de beste CGI tot op heden af. Vooral de motion capture - toch wel hèt technische paradepaardje van Avatar - zorgt ervoor dat de film volledig werkt. Nooit eerder toonden digitale wezens emotie op deze manier en konden deze zo effectief het emotionele middelpunt van de film vormen. Ondanks het gebrek aan uitdieping of achtergrond bij de platte personages kàn je om ze geven, juist door deze techniek. Hiernaast is ook de 3D alvast berucht, en terecht: de subtiliteit van het geheel weet je nog meer in deze prachtige wereld te betrekken. Avatar voelt - wanneer je nog maar eens kilometers in de achtergrond lijkt te kijken - eerder aan als een bezoek aan Pandora dan een bioscoop. Vandaar ook het (voorlopig?) relatief lage cijfer, in afwachting tot het resultaat van de overzetting naar het huiselijke scherm. Maar dat Avatar sowieso een zoveelste triomf is voor James Cameron staat buiten kijf.


8.5

Eyes Wide Shut (1999)


Kubricks laatste film is geen meesterwerk, maar de film toont wel duidelijk de hand van een meester. Even interessant en veelbetekenend als je kan verwachten van een Kubrick-film, maar aarzelend in enkele essentiële kwaliteiten waar zijn ouder werk wél verzadigt. De film is zeker een half uur te lang, twijfelachtig qua toon en mist wat schwung in het tempo. Maar daar tegenover staat dan weer dat... tja, het is natuurlijk wel een Kubrick.

En zoiets uit zich natuurlijk vooral in het visuele aspect van de film. Kubrick doet zijn reputatie eer aan en gaat flink met de camera tewerk. Slimme, betekeningsvolle cuts wisselen af met de typerende tracking shots die al Kubricks personages zoveel kracht bij zetten. Het is zijn absolute handelsmerk geworden en ontbreekt in zijn zwanenzang zeker en vast niet. Naar goede gewoonte weet hij ook weer het allerbeste uit zijn acteurs te krijgen. Geen verrassing voor de sterke ondersteunende cast, maar om van Tom Cruise en Nicole Kidman - die hoogtepunten altijd afwisselen met trieste dieptepunten - allebei een sterke prestatie te verkrijgen moet je al flink je best hebben gedaan. De twee waren destijds een koppel en weten de problematiek perfect in hun spel te leggen, wat alvast enige oefening voor later bleek te zijn.

Net als in de films spirituele voorgangers is er veel te vinden voor de meerwaardezoeker. Een oprechte kijk op seks in de realiteit en de droomwereld, verbolgen onder metaforen en een keuze voor de vaste relatie boven verliefdheid; wie durft er tegenwoordig nog zo een publieke mening op na te houden?

Genoeg stof om over na te denken achteraf, maar op het moment zelf wordt deze thematiek onderworpen aan één van de vele vallen van meerwaardecinema. De film kabbelt steevast voort aan een opzettelijk gezapig tempo dat de film - los van de technische en inhoudelijke kwaliteit - bij momenten op het randje van saai doet balanceren. Goed, de film gaat er nèt niet over, maar heel veel scheelt het op enkele momenten toch niet. Het is misschien daarom dat het thrilleraspect rond een bepaalde cult er met de haren wordt bijgetrokken. Het doet de balans van de film zeker geen goed en de tempoverandering is wel héél erg plots. Maar los van de duidelijke kwaaltjes is de film een waardig slot voor één van de grootste regisseurs ooit; een uniek project dat stof geeft tot denken en rijk is aan visuele flair, net zoals al zijn films dus.

7.5