29 april 2011

No Holds Barred (1989)

Als kind was ik, net als zoveel jongens rond de tien jaar, enorm gefascineerd door worstelen. Ik bleef op tot middernacht (in die tijd al een opgave) om de nieuwe WCW-aflevering te kijken, dewelke op videocassette werd opgenomen en de komende week herhaaldelijk werd afgespeeld. Ik speelde worstel-videogames, kladde worstelaars in mijn schoolboeken en speelde de sport na in de tuin en slaapkamer. Het is een heel vreemd fenomeen dat naar mijn gevoel niemand echt snapt. Wat is de aantrekkingskracht van overdreven gespierde mannen in idiote, weinig bedekkende kledij die doen alsof ze elkaar aftuigen? De idiote personages? De plotlijnen waar The Bold and the Beautiful jaloers op zijn? Het lijkt allemaal zo vreemd, en dat is het op zich ook wel, maar hoewel de markt hier grotendeels tot kleine jongentjes beperkt wordt is het in de USA een gigantische industrie, waar wij als volwassen Europeanen alleen maar eens raar van kunnen opkijken. En wie tegenwoordig al eens een wedstrijd op Eurosport ziet voorbijkomen weet dat het allemaal nog veel en veel idioter is dan vroeger, maar toch blijft het belachelijk lucratief bij onze overzeese buren. De persoon die als katalysator diende voor deze zeer vreemde show is Hulk Hogan, wiens populariteit in de jaren 80 zo onvoorstelbaar groot was dat hij waarschijnlijk makkelijk president had kunnen worden, als hij daar even zin in had gehad. En waarom die hele natie verliefd was op de halfkale superman met de blonde snor en beperkte woordenschat? Een eeuwig mysterie.

Zijn eerste filmrol kreeg hij in Rocky III waar hij Stallone een aantal minuten in elkaar mocht meppen. Dat deed hij zo goed dat de marketingcampagne (ook wel "Hulkamania" genoemd) werk maakte van een film met Hogan in de hoofdrol. Aangezien het zijn allereerste hoofdrol was wordt Hogan hier nog wat binnen zijn comfort zone geplaatst en speelt hij een populaire worstelaar. Pas nadat dit hem goed afging zou hij vreemdere rollen toegespeeld krijgen, zoals een babysitter, iemand die denkt dat hij de Kerstman is en een intergalactische soldaat.

Yup, iemand vond dit een goed idee

Hogan speelt Rip, en ik ben vrij zeker dat die naam gekozen werd omdat Hogan zijn shirts altijd kapot scheurt. No Holds Barred was het begin van Hogan's carrière als familieman op het grote scherm. Zijn eigen abominabele 'Hogan Knows Best' familie buiten beschouwing gelaten: de Hulkster probeert hier duidelijk een graantje mee te pikken van Arnold Schwarzenegger's succes. Arnold werd, vooral door zijn samenwerkingen met Ivan Reitman (Kindergarten Cop, Twins en - slik - Junior), eerder een familiekomiek dan een actieheld. Arnold was in die tijd de absolute goedzak waar alle kinderen van hielden, en op diezelfde manier wordt Hogan hier neergezet als een ééndimensioneel, puur goed personage dat nooit ook maar iets fout doet. Een man van het volk, die niet wil dat zijn naam teveel gemarket wordt, maar zich vooral op liefdadigheid wil richten.

Hier afgebeeld: Hogans liefdadigheidsinstelling voor de arme kindjes in Afrika

Rip is zo populair dat andere televisiemaatschappijen jaloers worden op de kijkcijfers die hij verzamelt. De grote pief van één zo'n maatschappij is Kurt Fuller, en wel... wat kan ik over hem zeggen? In een film die bol staat van overdreven geschreven personages en hammy acteerwerk steelt hij met alle gemak de show. En dat bedoel ik als een groot compliment. Fuller is een tiran die door de kantoren marcheert, zijn werknemers constant mishandelt en altijd, maar dan ook echt altijd boos is.


Fuller speelt de hele film op het niveau van de gemiddelde soap opera en is daardoor één van de meest entertainende schurken die ik in lange tijd gezien heb.

Hulk Hogan is gewend van te acteren in een worstelring. Wanneer er weer eens een vreemde plotlijn geïntroduceerd wordt binnen de WWF-wereld moet zijn verbazing vanaf de achterste rijen merkbaar zijn. Logischerwijs is de Hulkamaniac dan ook geen meester van subtiliteit. Tijdens de opvulling tussen het vechten door kunnen we dat nog enigszins begrijpen: wanneer de film een liefdesverhaal probeert op te zetten is het logisch dat dat niet lukt met zo'n grote hoop manvlees aan de ene kant. Er zijn meerdere pogingen om ons dat te doen vergeten: wanneer Hogan en zijn vriendin-in-spé naar een Frans restaurant gaan wordt hij behandeld als een boer. "I suggest the quiche with escargots... that's 'cheesepie with snails' to you", zegt de ober. Want ja, Hogan ziet er nu niet bepaald geraffineerd uit. Maar wanneer de chefkok dan tot aan zijn tafel komt en vraagt of hij het gebruikelijke wil antwoordt Hogan "Oui, bien sure, j'ai faime". Want Hogan apprecieert de fijnere dingen, ondanks dat hij "maar een gewone man is". Een ander restaurant wordt dan weer overvallen terwijl hij toevallig aan het lunchen is. Hulk verslaat de gewapende overvallers door eten naar hen te gooien, want Hogan houdt eigenlijk helemaal niet van geweld, zelfs niet als hij er levens mee kan redden.

Dat zijn mooie pogingen om de grenzen met de realiteit te doen vervagen, maar het lukt allemaal totaal niet: we blijven altijd die rare worstelaar met zijn rare shirts zien. En dat is ook logisch; dat is zelfs waarom we überhaupt een film met Hulk Hogan zouden kijken. Belangrijker is dat je Hogan natuurlijk kan doen overkomen in actiescènes, en wel...


Oké oké: Hulk Hogan is in elke situatie een afschuwelijk acteur. De enige reden dat hij een filmcarrière van de grond kreeg was door zijn enorm succes als worstelaar, en de acteertrucjes die hij daar heeft opgepikt probeert hij ook in deze film door te voeren. Er is altijd wel iets vreemd aan Hogan: een vreemde blik, een ongepaste reactie of zijn ogen die recht uit zijn blonde schedel geperst lijken te worden. Maar eerlijk gezegd heb ik daar totaal geen probleem mee. Bij dit soort slappe familiefilm is overacten nu eenmaal veel entertainender dan iets dat je serieus kan nemen, en entertainment is het enige vlak waar dit soort film zijn sterren moet verdienen. En in dat opzicht zijn zowel Fuller (ik kan niet genoeg benadrukken hoe geniaal hij is) als Hogan sterk in hun rol, maar vuurwerk komt er pas echt wanneer de twee tegen elkaar mogen spelen.


Het is voor dit soort scènes dat je de film wil kijken, en op dat vlak is de film absoluut geen teleurstelling. Het is een standaard TV-film die ingevuld wordt door amusante acteurs die flink staan te overdrijven. Om dat punt nog even helemaal te onderstrepen is er nog de andere schurk. Aangezien Kurt Fuller de hyperpopulaire Rip niet naar zijn televisiestation kan lokken creëert hij zijn eigen worstelfederatie: The Battle of the Tough Guys. Het is zo'n lachwekkende naam waar je toch maar geen grap over wil maken omdat het dan lijkt alsof je met een gehandicapt persoon aan het lachen bent. Fuller houdt try-outs en dergelijke, tot hij zijn kampioen vindt: Zeus.


What's wrong with your faaaaaaaaaaaaaace?

Dit is Tom Lister, wie je misschien wel kent van zijn beperkte rol in The Dark Knight of als president van het melkwegstelsel in The Fifth Element. Zijn rol hier wordt beperkt tot het trekken van gekke gezichten en constant in het rond schreeuwen. Neen serieus, ik denk niet dat er vijf opeenvolgende seconden in deze film zitten waar Lister niet op een complete psychopaat lijkt. Dit is bijvoorbeeld hoe ze zijn personage introduceren.


Het mooie aan No Holds Barred is dat deze drie zwaargewichten stuk voor stuk genoeg speeltijd krijgen. Je hebt niet het idee dat je te weinig van Fuller of Zeus te zien hebt gekregen, wat in dit soort films al eens vaak het geval is. Daardoor is de film behoorlijk amusant voor wat het is: behoorlijk overdreven allemaal, maar het weet anderhalf uur te boeien zonder dat het ooit echt saai wordt. Ik heb enkele keren zeer hard moeten lachen en ik heb Hulk Hogan Frans horen praten: er zijn veel slechtere manieren om anderhalf uur te doden.

24 april 2011

Source Code (2011)

Duncan Jones maakte op een budget van 5 miljoen zijn magistraal debuut Moon. Gejuich in de straten en een mijlpaal in de moderne science-fiction geschiedenis (die helaas niet al te rijk is). Twee jaar later krijgt meneer Jones 30 miljoen tot zijn beschikking, en weer creëert hij een sci-fi pareltje dat veel mensen zal verrassen, al kon er nog wat aan bijgeschaafd worden. We zitten dus nog niet op het punt waar ik Duncan's kindjes wil, maar hij is alleszins wel al goed bezig.

Inception. Hah, ik was eerst. Er zal de komende jaren geen omkomen aan zijn: slimme science fiction zal altijd vergeleken worden met Nolans film. In het geval van Source Code niet helemaal onterecht: ook hier wordt een verhaal van misdaad verteld in een nogal vreemde structuur. Waar Inception steeds maar weer een stapje naar beneden deed zet Source Code steeds weer een stapje terug. In feite valt de film makkelijk samen te vatten als een combinatie van Twelve Monkeys en Groundhog Day. Een trein wordt opgeblazen en door wat magisch wetenschappelijk gebrabbel kan agent Jake Gyllenhaal de laatste acht minuten van een persoon op de trein herleven. Vervolgens beleeft hij die acht minuten steeds weer opnieuw om achter het wie, wat en hoe van de ontploffing te komen.

Dat klinkt behoorlijk briljant, en dat is het ook; Source Code schiet op het vlak van interessant narratief even raak als Inception dat deed. Het is een verfrissende vertelstijl die veel mogelijkheden biedt, en die worden ook nog eens goed benut ook. Een pluim in de hoed van zowel Duncan Jones als schrijver Ben Ripley, die we verder kennen van - verschiet u niet - Species III en Species: The Awakening. Niet te hard beginnen lachen: ik garandeer u dat het scenario van Source Code zeer goed ineen steekt en dat we niets van zijn Species-verleden vinden binnen deze film. De whodunnit die op 8 minuten informatie gebaseerd wordt is zeer interessant om volgen en voelt door zijn compactheid een beetje aan als een lange aflevering van The Twilight Zone.

De film is met net iets meer dan negentig minuten eigenlijk een beetje té compact. In die minimale tijdsduur wordt het hoofdpersonage namelijk ook nog uitgediept en wordt de technologie van de Source Code uitgelegd. Op zich past het allemaal, maar soms lijkt het net een beetje té beperkt. Wanneer er bijvoorbeeld een sequens plaatsvindt waar Gyllenhaal meerdere tripjes naar de bewuste acht minuten neemt zonder dat we daar één frame van zien, krijg je te duidelijk het gevoel dat het de overgang tussen twee aktes is. Het is een oplossing om de spanning op te bouwen en de deadline te voelen naderen, maar wel op een manier die maar weinig voldoening schenkt. De film had op dat vlak misschien wel een tiental minuutjes meer mogen gebruiken, al blijft het tempo op deze manier natuurlijk wel zeer hoog.

Die tien minuten die de film mist zit er dan ook nog eens teveel in aan het einde, wat de meest frustrerende epiloog moet zijn sinds Kingdom of the Crystal Skull ofzo. Wanneer de film een perfect genietbaar slot bereikt heeft en je gelukzalig in je stoel achteruitleunt komt de film met nog een scène. En nog een. En nog een. Het is als bij Return of the King, waar de film niet door lijkt te hebben dat het met elke extra scène weer idioter wordt en het publiek al lang klaar was om naar huis te gaan. Enkele subtiliteiten worden nog eens een keer duidelijk uitgelegd en de hele film wordt in een ander licht geplaatst, enkel en alleen om met een happy ending te kunnen afsluiten. Nu is het wel een verdienste dat dit niet heel idioot overkomt: de manier waarop het verhaal aangepast wordt past wel degelijk en het voelt niet aan als een artificiële Shyamalan-twist die pas aan het einde wordt ingebouwd. Maar het is gewoon compleet en volledig nergens voor nodig: de hele structuur van de film wordt aangepast, enkel en alleen om een "en ze leefden nog lang en gelukkig" moment te kunnen toevoegen. Enerverend, op z'n minst.

Het jammerlijk is vooral dat juist bij Source Code gebeurt. Wanneer een middelmatige film als The Book of Eli verprutst wordt door het einde is dat jammer, maar niet meteen rampzalig. Source Code is tot aan zijn laatste akte een fenomenaal stukje fictie waar ik maar heel weinig negatiefs over kan zeggen. En het is nu niet dat het einde zo afschuwelijk slecht is hoor. Het is geen Star Wars III. Het is geen War of the Worlds. Het is geen Planet of the Apes remake. Het zorgt gewoon voor een zure nasmaak die nu eens helemaal nergens voor nodig was.

En die zure ondertoon zal vast ook wel doorheen de recensie overheersen, maar laat me heel duidelijk zijn: Source Code is meer dan de moeite waard en een magistrale film. Duncan Jones brengt het hele verhaal nagenoeg perfect in beeld - nochtans niet simpel met zo'n opzet - en gooit er nog de nodige flair in (dat freezeframe!). Je zou verwachten dat diezelfde acht minuten op den duur zouden vervelen, maar dat valt enorm goed mee; knap van Duncan Jones. Jake Gyllenhaal is fenomenaal in de hoofdrol (Prince of Persia is alweer vergeten) en is voor een groot deel verantwoordelijk voor de beleving (die triestheid in zijn ogen vlak voor hij weer eens sterft), Vera Farmiga en Michelle Monaghan zijn allebei simpelweg perfect gecast en grote actrices, al hoeft Monaghan nooit echt buiten haar comfort zone te gaan.

Weet je, misschien dat het einde wel meevalt wanneer je de hele film met de juiste ingesteldheid kijkt en over voldoende voorkennis beschikt. Ik hoop het, zodat ik er de tweede keer nog meer van kan genieten, want op die laatste tien minuten na kan Source Code zich echt wel meten met Duncan Jones' eerste. Liefhebbers van Moon kunnen deze film zonder aarzeling gaan kijken en zullen grotendeels niet teleurgesteld worden door deze slimme, meeslepende science-fiction thriller. Misschien komt er wel een ultimate cut waar de laatste tien minuten van de film ontbreken, is er toevallig al iemand een petitie gestart?

13 april 2011

The Secret of NIMH (1982)

Disney heeft altijd min of meer het alleenrecht op animatiefilms gehad. Hoewel er tegenwoordig veel concurrerende bedrijven zijn, van Dreamworks tot Ghibli, had ome Walt's succesbedrijf vroeger maar weinig concurrentie. Tegenwoordig is er ruime keuze tussen de vele niet-Disney films als The Iron Giant en The Prince of Egypt, maar vroeger - min of meer sinds Sneeuwwitje in 1937 tot de jaren 80 - was Disney het enige bedrijf dat frequent kwaliteitsvolle animatiefilms uitbracht. Bijgevolg werd Disney lui. Zeer lui.

Vergis u niet, net als iedereen die niet opgegroeid is tot een door misantropie verteerde psychopaat heb ik destijds Disneys animatiefilms verslonden dat het niet meer mooi was. Maar het meeste van de écht goede Disneyfilms kan ruwweg binnen de jaren 40 en 90 geplaatst worden, alles daartussen werd opgevuld met films die niet kunnen tippen aan parels als Aladdin en Dumbo. Er zijn enkele uitzonderingen, maar het grootste deel bestond uit films als Lady en de Vagebond, Frank en Frey, Robin Hood, ... we hebben er vroeger uren aan versleten en ons er goed mee geamuseerd, maar uiteindelijk weten deze films niet de magie van de grote meesterwerken te brengen. Don Bluth deelde die mening, en zorgde er uiteindelijk misschien wel onrechtstreeks voor dat Disney het roer uiteindelijk terug heeft omgegooid.

Don Bluth was animator bij projecten als De Reddertjes en De Aristokatten, en middenin de productie van Frank en Frey verliet hij elk kinds favoriete bedrijf. Hij was van mening dat Disney de geest van de klassieke animatiefilm was kwijtgespeeld, en samen met een handvol andere Disney-animators vormde hij een productiestudio die uiteindelijk zou leiden tot Sullivan Bluth Studios. Na een paar kleine projecten slaagde Don Bluth met zijn eerste langspeelfilm volledig in zijn opzet. The Secret of NIMH kan zich namelijk meten met enkele grote Disney-klassiekers, die in die periode simpelweg nergens te bespeuren waren. Dit was een project van pure passie en liefde voor traditionele animatie: er circuleren allerhande verhalen omtrent het productieproces, van animators die 110 uren per week kloppen tot de producers die hun woningen hypothekeerden om het budget toch maar bijeen te sprokkelen. En die totale devotie en liefde voor het medium spat van het scherm.


The Secret of NIMH (een adaptatie van het boek Mrs. Frisby and the Rats of NIMH) gaat over... weet je, het is moeilijk samen te vatten waar het precies over gaat. Het begint met Mrs. Brisby (ja, Brisby; het bedrijf dat frisbee's produceerde deed nogal moeilijk bij de verfilming van het boek) en haar zoon die longontsteking heeft, maar al snel moet ze haar huis beschermen van een boer en zijn tractor, komt ze terecht bij een samenleving van intelligente ratten, etc. etc. Het is een ode aan de film dat dit verhaal niet echt samengevat kan worden in één alinea. Meerdere plotlijnen worden doorheen de film geïntroduceerd en vormen uiteindelijk wel één coherent plot, maar het is geen simpel verhaal dat van punt A naar punt B verteld wordt. Het is - voor een kinderfilm dan toch - behoorlijk complex en propt de 80 minuten dan ook flink vol.

Dat stimulerende narratief past geheel binnen Don Bluths visie aangaande kinderen. De doelgroep voor animatiefilms wordt te vaak betuttelt en Bluths visie is in feite simpel: zolang je er een happy end aan vastknoopt kan je kinderen zowat alles voorschotelen. Die volwassen houding is terug te vinden in de film: bij een zwaardgevecht zien we effectief streepjes bloed, personages beginnen niet elke vijf voet een geforceerd lied te zingen en een redelijk groot personage sterft zelfs middenin de film, zonder uiteindelijk terug te keren. Dit zien we ook terug in enkele intense scènes, waarvan ik me goed kan inbeelden dat ik ze als kleuter doodeng zou vinden. Maar uiteindelijk heeft de hele film veel meer gewicht door die aanpak; het is een gok om kinderen als volwassenen te behandelen, maar in veel gevallen is het voor beide partijen voordelig.

De personages zijn kleurrijk en betrekkelijk origineel, vergeleken met hun Disney-tegenhangers. Mrs. Brisby is een heerlijke protgaonist: geen jong ventje dat nog oh zoveel te leren heeft, maar een weduwe met vier kinderen onder haar hoede. Dat is behoorlijk onconventioneel, maar het is een keuze die respect afdwingt. In plaats van de typische evolutie van het hoofdpersonage te doorlopen straalt Brisby al meteen een zekere wijsheid uit. En daarbij voelen de emoties van de doorleefde Brisby veel natuurlijker aan, juist omdat haar motivatie altijd logisch is: ze denkt aan haar kinderen. Verder zien we een hoop nevenpersonages zoals de klunzige Jeremy (de altijd geweldige Dom DeLuise), de Grote Uil (de enorm krachtige stem van John Carradine), de oude rat Nicodemus, de schijnheilige schurk Jenner, etc. etc.

En dan is er nog de grootste verdienste van The Secret of NIMH: de prachtige animatie. Disney was flink bezig met het animatieproces te stroomlijnen (klassieke technieken kostten teveel tijd en geld), maar NIMH werd echter compleet op ouderwetse animatie gebouwd. Het gevolg is één van de mooist vormgegeven animatiefilms ooit. De animatie is soepel en vloeiend er er wordt gespeeld met enkele interessante vondsten; de gloeiende ogen van de Grote Uil en Nicodemus, de manier waarop de achtergrond in spannende scènes bloedrood wordt en hoe het gehele kleurenpalet tot leven lijkt te komen. De film ziet er op elk moment simpelweg prachtig uit. Misschien nog wel het belangrijkste is hoe de animatie gebruikt wordt zoals het eigenlijk hoort: om een visuele ervaring te creëren die bij niet-geanimeerde cinema onmogelijk is. Een doornstruik hoeft geen saaie doornstruik te zijn, maar kan een intimiderend doolhof vol gevaren worden, waar elke schaduw gevaarlijk kan blijken. The Secret of NIMH is een meesterwerk van traditionele animatie, en in combinatie met de prachtige soundtrack is het een toonbeeld van stijl.


Ik zou zeggen dat er helemaal niets scheelt met The Secret of NIMH, maar het einde is een lichte domper. Er komt wat magie bij kijken zonder dat het echt uitgelegd wordt, terwijl dat absoluut nergens voor nodig is (en naar wat ik hoor in het boek ook niet het geval was). Het is een beetje als Beest die in een prins verandert of Pinokkio die een echte jongen wordt, alleen lijkt het een beetje minder goed te passen binnen de wereld van NIMH. Er hangt wel een mooie, opbeurende levensles aan vast, maar tja... het had niet gemoeten. Maar dat is dan ook het enige kritiekpunt in een verder bewonderenswaardige animatiefilm. Eigenlijk is The Secret of NIMH van een niveau dat Disney op dat moment nog niet bereikt had: een interessant verhaal dat tot leven wordt gebracht door een waanzinnig knappe animatie, van een schoonheid die sindsdien nog zelden behaald werd. Don Bluth slaagde in zijn opzet om de magie terug binnen de animatiefilm te brengen; The Secret of NIMH is een kunstwerkje.

11 april 2011

Phantasm (1979)

De Phantasm reeks is een het vergeten broertje van de grote horror-series die aan het einde van de 70's en begin 80's kwamen opzetten. Halloween, Evil Dead, Friday the Thirteenth, Nightmare on Elm Street, Poltergeist, The Omen, ... ze werden allemaal grote, succesvolle franchisen die hun weg naar het grote publiek vonden. Phantasm is echter nogal in de obscuriteit verloren gegaan; bijzonder jammer, want deze hoogst originele horrorfilms kunnen de concurrentie met de eerdergenoemde reeksen met gemak aan.

De film onderscheidt zich vooral door een erg dromerig gevoel te creëren. Nog veel sterker dan andere horrorfilms vindt Phantasm plaats in zijn eigen realiteit, waar alles mogelijk is. Waarom Don Coscarelli daar precies in slaagt is niet geheel duidelijk, al heeft het misschien wel te maken met het feit dat de originele cut van Phantasm drie uur lang was, waarna de regisseur de prent zelf tot 80 minuten verknipte. Bijgevolg zijn er heel wat overgangen en waarschijnlijk ook wel enige uitleg verdwenen, en dat doet de film goed. Wanneer Michael Myers weer eens uit de juiste deur komt vallen moet je daar niet te hard bij nadenken, want uiteindelijk valt er in de gemiddelde horrorfilm niet veel logica te vinden. Maar hier aanvaard je dat gewoon en ga je mee op in de wereld die bol staat van het surrealisme. Wat is nu precies echt en wat niet? Het maakt niet uit, gezien alles verweven wordt in een geheel waar alles steek lijkt te houden, of dat nu het geval is of niet. Het is een gegeven waar de Nightmare on Elm Street serie ook regelmatig mee speelt, maar het wordt hier veel subtieler uitgevoerd.

Die wereld wordt bevolkt met sympathieke personages en een intimiderend kwaad. De spilfiguur is de Tall Man, een ruim twee meter grote lijkschouwer waar we nooit echt vat op krijgen. Hij is lichtjes kalend, enorm sterk en woont in zijn mausoleum, maar verder weten we nauwelijks iets over hem. Hij is een perfecte schurk, die een zeer sterk mysterieus aura rond zich heeft hangen. Zijn motivaties zijn nooit echt duidelijk, waardoor hij een alomtegenwoordig kwaad wordt. Hij bestuurt de protagonisten hun angsten, maar waarom weten we niet. Zijn presence is angstaanjagend zonder dat op een te duidelijke manier te doen: Leatherface loopt met een kettingzaag rond en Freddy heeft vlijmscherpe klauwen en ziet er degoutant uit. De Tall Man heeft zo geen duidelijke bron van dreiging, maar slaagt er toch in om onder je huid te kruipen. De Tall Man blijft op elk moment in de film een vage slechterik waar je rekening mee moet houden en die duidelijk niet in onze wetten van de logica genesteld is. En dat is verfrissend, want het geeft de hele film een bepaalde spanning: hij kan elk moment opduiken. En wanneer hij dan plots door het venster springt denken we daar niet te ver over na. Het is een heel opmerkelijke spanning die Coscarelli creëert; het valt niet te vergelijken met andere horrorfilms, en eerlijk gezegd kan ik niet precies aanduiden hoe hij dat voor mekaar gekregen heeft.

De Tall Man heeft een leger aan jawa's (die ventjes met bruine jassen uit Star Wars) tot zijn beschikking. Dit zijn lijken die hij gestolen heeft en tot zijn slaven heeft gemaakt in een andere dimensie. Ofzoiets, want uiteraard krijgen we geen echte uitleg hierover. In het mausoleum vliegt er dan ook nog eens een metalen bal rond die zich in het voorhoofd van slachtoffers dringt en de prooi volledig leegzuigt. Als een of andere bewakingsmechanisme, gok ik. Het zijn zaken die je maar voor waar moet nemen; dit is een horrorfilm, dit is de schurk en dit doet hij. En dat werkt door die dromerige sfeer die er doorheen de film zit. Als jij in een nachtmerrie achtervolgd wordt door kleine bruine ventjes zal je daar ook bang van zijn, zonder dat je weet waarom. Phantasm heeft datzelfde effect, en kent daardoor een hele hoop behoorlijk creepy scènes.

Want uiteindelijk is het een achtbaanrit vol schrikmomenten en een bijna constante spanning. De meeste films die ik in de eerste paragraaf opsomde zijn degelijke horrorfilms, waar vooral opgebouwd wordt naar schrikmomenten. Die schrikmomenten zijn waar de films volledig op steunen: de films gaan in feite nergens over en bouwen enkel en alleen op naar de enkele verrassingen, maar verder zijn ze volkomen leeg. Phantasm voelt echter veel meer aan als een geheel waar je toevallig ook wel eens van zal verschieten, en dat is véél interessanter om naar te kijken. Dat heeft ook wel te maken met de rollen die de "slachtoffers" invullen: Michael Baldwin is een goede kindacteur die niet vervalt in constant zeuren en Reggie Bannister is een charismatische ijscoman, al werd zijn rol in de tweede film nog veel groter. En Angus Scrimm als de Tall Man is een horroricoon dat geplaatst mag worden naast de grote slashervillains.

Phantasm is een unieke horrorfilm. De meeste grote horrorfilms volgden de Halloween-blauwdruk ewaarin de belangrijke rollen inwisselbaar waren; of je nu Jason Voorhees of Michael Myers in je film hebt zitten maakt uiteindelijk maar weinig verschil. Phantasm is echter iets dat je écht nog nooit gezien hebt op deze manier, en alleen al om die reden zou iedereen die dit genre een warm hart toedraagt deze film moeten zien. Maar ook buiten die originaliteit om - of misschien eerder met behulp van - durf ik Phantasm tussen de vijf beste horrorfilms aller tijden te plaatsen. Het is spannend, het is memorabel, je verschiet er al eens van... alles wat een film van dit kaliber moet hebben. Een bescheiden meesterwerkje.


8 april 2011

Battle: Los Angeles (2011)

Min of meer iedereen die zichzelf ook maar een beetje filmliefhebber durft noemen en kritisch naar hun films kijkt heeft een hekel aan Roland Emmerich en Michael Bay films. Dit zijn de twee grote krachten achter de idiote Amerikaanse cinema, waar personages, dialogen en plot zo cliché mogelijk zijn, maar een hele hoop gebouwen 'knal', 'krak' en 'boem' zeggen, en waar geweren communiceren via 'pieuwpieuw' en 'ratatatatatatat'. Er wordt flink wat gemanipuleerd om de kijker het gevoel te geven dat hij meeleeft met personages die op een halve minuut, zonder enige moeite samengesteld werden. Een film als The Day After Tomorrow of Transformers 2 creëren lijkt als kijker zo simpel omdat er geen greintje inventiviteit bij komt kijken. Luider en groter is altijd beter en fuck enige vorm van finesse. "Iedereen kan dat", zou je zelf dus bijna zeggen, maar daar komt deze Battle: Los Angeles kijken. Jonathan Liebesman leert ons namelijk een les in nederigheid: wees tevreden met die bouwpakket-blockbusters, want tegen mijn verwachtingen in vraagt het toch een zeker talent. Jonathan Liebesman beschikt duidelijk niet over het talent om de meest oppervlakkige en inhoudsloze cinema die je voor mogelijk kan houden tot leven te brengen.

Dit was een afschuwelijke film, echt waar. Ik heb niet één positieve zaak te melden en een hele waslijst aan minpunten. En voor die reden introduceer ik een nieuw soort recensie op Not a Tumor: ik neem de moeite niet meer om een coherente tekst te vormen bij dit soort films. Ik zal mijn grote hoeveelheid kritiek gewoon ongestructureerd in een lijst vormen, want dit soort film verdient eigenlijk niet meer moeite dan dat.

De 24 redenen waarom Battle: Los Angeles een ramp is

1. We beginnen bij de absolute basis: de titel. Want hoewel volgens vele posters en pagina's als imdb de film effectief Battle: Los Angeles heet, krijgen we in koeien van letters 'WORLD INVASION: Battle Los Angeles' te lezen. Het is nooit een goed teken als een film niet tussen twee titels kan kiezen: bij goedkope B-films is dat nog enigszins begrijpelijk, bij een grote productie als dit is het verontrustend.

2. Aaron Eckhart zit in deze film. Het minpunt is daarmee niet de acteur - ik hou van Aaron Eckhart, wie niet? - maar dat hij juist in deze film zit. Want naast de zeer dubieuze kwaliteit van het eindproduct is dit vooral een contante actiefilm. Pakweg 80% van de film bestaat uit rondrennen, schieten en halve zinnen schreeuwen: daar hebben we Schwarzeneggers, Lundgrens en Stathams voor, een sterk acteur als Eckhart staat zijn talent hier volledig te verkwisten.

3. In Battle: Los Angeles wordt de wereld overlopen door aliens. He is dan heel erg Amerikaans om heel die wereldgebeurtenis te verfijnen naar één plaats in Amerika. Er wordt twee keer een zeer korte referentie naar "de rest van de wereld" gemaakt, maar uiteindelijk lijkt deze "strijd om de aarde" alleen in Amerika plaats te vinden.

4. Het openingskwartier van deze film is het slechtste dat ik heel lange tijd gezien heb. De personages binnen de film - wilde gok: acht ofzo - worden allemaal stuk voor stuk, om de beurt geïntroduceerd. We zien een soldaat, zijn naam verschijnt onderin beeld, we horen één van de vele genreclichés en hop naar de volgende. Het gaat heel snel en je leert geen enkel van de personages kennen, en daar verandert gedurende de rest van de film helemaal niets aan. Dit zijn nauwelijks personages te noemen, ze zijn er gewoon omdat het moet en als kijker kan het je geen bal schelen. Aaron Eckhart is er gelukkig nog om als herkenningspunt te dienen, verder is het een grote knoeiboel van namen en gezichten die je niet echt kan plaatsen.

5. En aangezien we de personages niet kunnen onderscheiden, zijn ook hun geforceerd achtergrondverhaal niet te volgen. We krijgen er een hele hoop: de leider die met pensioen gaat en slechte herinneringen heeft aan een vorige missie, de soldaat wiens broer gestorven is, de soldaat wiens vrouw zwanger is, etc. etc. Maar omdat we niet weten wie wie is weten we ook niet bij wie precies wat leeft. Verwarring alom. Er is een personage wiens broer gestorven is onder het bevel van Eckhart, en dat merk je pas eenmaal de twee aan het bekvechten zijn. Dan springt het plots te binnen: "aaaah, dus dat was diegene met de dode broer". Je kan zeggen wat je wil over Emmerich en Bay, maar zelfs in films als Armageddon worden de flinterdunne personages tenminste duidelijk gedefiniëerd. De introductie tot deze "personages" is misschien wel het zwakste dat ik ooit gezien heb: het toont aan dat deze karakters van geen enkel belang waren voor de regisseur, en hij alleen maar op de actie focust. En aangezien ons hoofdpersonage ook alleen maar herkenbaar is omdat hij Aaron Eckhart is (wat was onze protagonist zijn naam weer?) krijgen we geen enkel degelijk personage om ons doorheen het verhaal te loodsen.

6. Eén van de soldaten is de R&B zanger Ne-Yo. En hij is zo slecht als je zou verwachten.

7. En Ne-Yo draagt een overdreven dikke bril wat het allemaal nog heel wat onnozeler maakt.

8. Nog een soldaat die we terugvinden is Michelle Rodriguez als de sexy, Mexicaanse marine-chick met ballen aan haar lijf. Ik zal niet zeggen dat ik dat een vervelende rol vind, maar je kan tegenwoordig geen actiefilm met mariniers meer kijken zonder dat Michelle Rodriguez zich erin gewerkt heeft. Ze is flink bezig om haar hele carrière op te bouwen rond het Vasquez personage van Aliens, en dat begin ik stilaan flink beu te worden.

9. Na tien minuten (inclusief de openingcredits) wordt de aarde aangevallen en na een kwartier zijn onze non-personages al op weg naar het gevecht. Verder is er voor een groot deel geen verhaal: dit zijn de personages die vervolgens een uurtje naar aliens gaan schieten. Ik denk dat Liebesman daarmee het effect van de invasie wil nabootsen: snel en desoriënterend. Maar als gevolg van die aanpak valt zijn hele film ineen.

10. Die aliens zijn op zich nog niet zo slecht bedacht: ze lijken een beetje op Alpha van de Power Rangers, maar het zijn geen enorme high-tech aliens die allerhande lasers en jetpacks enzo hebben. Ze schieten met machinegeweren en raketten, waardoor het unieke aspect rond aliens wegvalt. De aliens in deze film hadden makkelijk - makkelijk! - vervangen kunnen worden door pakweg Arabieren om een overtuigende oorlog neer te zetten, en het enige dat veranderd zou moeten worden is het uitzicht van de tegenstanders.

11. Ze stralen ook gewoon veel te weinig dreiging uit. De grondtroepen hebben een zwakke plek in het midden van hun romp en we zien enkele voertuigen neergehaald worden met een enkele granaat of explosie. En daarbij zijn ze niet eens zo enorm talrijk, zoals de dreiging in zombiefilms gecreëerd wordt: het voelt simpelweg niet aan alsof dit soort leger andere grote wereldsteden zou kunnen omverwerpen, zoals gezegd wordt. Waarom zijn die gevechten überhaupt nodig? De aliens zijn hier niet om de mensheid te domineren, ze willen gewoon iedereen doden: je zou verwachten dat de hightech aliens wel met genoeg bommen vanuit hun ruimteschepen zouden kunnen gooien, in plaats van te moeten landen en iedereen individueel neer te schieten.

12. De motivatie van deze aliens slaat volkomen nergens op. Ik kan me enorm ergeren aan slechte wetenschap in "science fiction", dus als scheikunde je ding niet is: sla dit blok gerust over. In ieder geval komen de aliens hier om ons water te stelen, aangezien het het enige vloeibare water is in het gekende universum. Zou het dan niet zoveel logischer zijn om bijvoorbeeld naar de ringen van Saturnus te vliegen en daar een hoop ijs te ontdooien? Het zou in ieder geval heel wat minder moeite kosten. Maar wat vooral vervelend is, is dat water zogezegd als brandstof gebruikt wordt. Nuh-uh. Water is geen verbinding waaruit je energie wint: het is het eindeffect van hoe waterstof gebruikt wordt als brandstof. Waterstof verbranden tot waterdamp om er energie uit te halen, dat is het basisprincipe. Als je dat met vloeibaar water wil doen ga je in het beste geval (dus met 100% rendement) alle waterstof- en zuurstofatomen netjes verdelen, waardoor als je ze terug samenbrengt een even grote energiewinst hebt als je erin hebt moeten steken. Is het rendement lager dan 100%, dan kost het je energie. Neem daarbij dat waterstof en zuurstof twee van de vaakst voorkomende elementen in het heelal zijn, en kom tot de conclusie dat dit niet de snuggerste aliens zijn die op onze Aarde gesukkeld zijn.

13. Los Angeles ziet eruit als een oorlogsgebied. Ik begrijp wel dat je je film wil plaatsen binnen onze visie van "oorlog", maar er is simpelweg geen logische reden waarom het interieur van alle gebouwen in LA plots vernietigd zou zijn, waarom alles zo vuil is en er soms zo hinderlijk veel rook hangt. Tenzij het essentieel was voor deze aliens om modder over de muren van willekeurige gebouwen te smeren, natuurlijk, maar anders hoeven we het ook niet op de set te zien.

14. Een heel groot deel van de film is een aaneenschakeling van set pieces zonder een degelijk plot. Een paar militairen lopen de stad binnen om overlevenden te zoeken, en na zoveel uur worden er bommen gedropt. Ze lopen gewoon wat rond, er wordt een schot gelost en ze rennen bijvoorbeeld een gebouw binnen om te schuilen. Meer is er niet aan.

15. En dat zou misschien niet zo erg zijn (alhoewel, zonder personages...) als de actie degelijk geschoten was, maar ook dat is niet het geval. Het is weer een hele hoop shakycam en onoverzichtelijk in elkaar flansen, zodat je eigenlijk nauwelijks een idee hebt wat er gebeurt. Zo'n beetje als elke actiefilm sinds de Bourne-franchise, dus.

16. De dialoog bestaat quasi volledig uit clichés en bevelen. In combatsituaties horen we constant "move to live, marines", "gogogo" en dat soort zaken. In de iets rustigere momenten krijgen we dan weer zaken als "You're gonna get out of here, and you're gonna marry Cherice", of "I need you to be my little marine". Dat laatste was trouwens tegen een klein Mexicaans jongetje, niet dat u verkeerde ideeën krijgt.

17. Dat klein Mexicaantje is trouwens nog zo'n poging om sympathie bij de kijker los te wrikken. Er zitten een paar burgers in de film - uiteraard zonder ontwikkelde persoonlijkheid of memorabele naam, wat denkt u wel niet? - die de militairen helpen, waaronder een kleine jongetje dat zijn verliest vader. Wenen, zeg ik u. Wenen. Tranen. Tuiten. Wenen.

18. Het is zo belachelijk saai allemaal! Het is schieten op slechteriken, zonder ooit echt te weten wie er precies aan het schieten is. Ik werd meermaals compleet afgeleid door dingen als bijvoorbeeld een haar op mijn arm, wat geen goed teken is voor je actiefilm. Uiteindelijk wil je gewoon dat het schieten stopt en dat één kant wint: het maakt niet uit wie, zolang er maar iets interessants gebeurt.

19. En dat, net als de vijanden die geen dreiging uitstralen, had misschien wel een beetje geholpen kunnen worden door een beetje gore in de film te brengen. Mariniers die sterven omdat ze van een explosie wegspringen: gaap. Laat een beetje bloed zien en misschien zien we nog wel eens een échte dreiging in deze aliens. Het zou op zijn minst sterker entertainment zijn. Maar de PG-13 rating (die tegenwoordig vaker en vaker in ongepaste films komt kijken) verpest dat compleet.

20. De gebrekkige logica in het scenario. Er worden veel te veel dingen geforceerd die niet natuurlijk overkomen: wanneer een hoop ruimteschepen voorbijvliegen en één blijft hangen, roept een marinier meteen "ze traceren onze radiosignalen!". Wanneer enkele burgers en mariniers gered worden met een helikopter, blazen de aliens die helikopter op. Een tijdje later ontsnappen de centrale personages met een helikopter. Enfin, het soort fouten dat we tegenwoordig in elke blockbuster tegenkomen, dus.

21. Het is een flinke pro-oorlogsfilm. Regelmatig wordt ons erop geduid hoe cool het Amerikaanse leger wel niet is, hoeveel ze van hun land en diens inwoners houden en wat voor een eer het toch niet is om dat land te mogen dienen. Dit is gewoon twee uur propaganda voor het Amerikaanse leger, zoals dat vroeger wel eens vaker werd gemaakt.

22. Het einde is een enorme deus ex maquina. Plots komen de personages uit bij het moederschip en gaan ze er van uit dat zonder deze basis alle ruimteschepen zullen crashen, omdat Eckhart toevallig gezien had dat ze onbemand zijn. Enorm geforceerd, een simpele oplossing om de film te beëindigen zonder dat daar een echte aanleiding voor was.

23. En dat eindigt dan ook nog eens in een enorme anticlimax omdat het gigantische moederschip (denk aan de grootte van het schip in District 9) met één enkele raket neergehaald wordt. Yup, het hart van de aliens hun machinerie wordt neergehaald met één enkel raketje. Het is alsof een Terminator zou sterven omdat hij met een mes neergestoken wordt. Dat moederschip wordt uiteraard ook nauwelijks bewaakt, want zo zijn die aliens wel.

24. En uiteindelijk wordt dus de hele wereld gered omdat vijf mariniers per toevallig een raket op het moederschip afvuurden. Graag gedaan, Europa, Afrika, Oceanië en Azië. FUCK YEAH AMUHRICUH.