26 augustus 2011

Porco Rosso (1992)

Dit is, om meerdere redenen, een belangrijke film in de carrière van Miyazaki. Voor het eerst sinds Laputa zet hij zijn liefde voor de luchtvaart nog eens centraal in een film neer (wat hij sindsdien overigens niet meer gedaan heeft). Het is de laatste film (na eerder Totoro en Kiki's Delivery Service) die gekenmerkt wordt door een dun plot dat ondergeschikt is aan het verhaal. Het is de eerste film die duidelijk binnen onze geschiedenis geplaatst wordt (Italië, na de eerste Wereldoorlog). Het is de eerste Miyazaki die duidelijk gelinkt kan worden aan een welgekend sprookje (De Kikkerprins, later zou Miyazaki ook nog een eigen interpretatie aan Alice in Wonderland en De Kleine Zeemeermin geven). Porco Rosso is het begin en het einde van vele belangrijke stromingen binnen Miyazaki's oeuvre. En toch is dit één van zijn werken die schandelijk over het hoofd gezien wordt.

De film vertelt het verhaal van Porco, een Italiaanse piloot. Tijdens de eerste Wereldoorlog vloog hij nog voor de Italiaanse luchtmacht, nu leeft hij als premiejager die zijn klanten bescherming biedt tegen luchtpiraten. We zien Porco's ambigue liefdesverhouding met restaurant-uitbaatster Gina, zijn vriendschap met vliegtuig-ingenieur Fio en zijn rivaliteit met de Amerikaan Curtis. Het vreemde aan dit verhaal is echter dat Porco ergens doorheen de jaren veranderd is in een varken, en niemand zich daar echt druk in lijkt te maken. We zien dat natuurlijk wel vaker bij Italiaanse mannen, maar toch... (ik ga mezelf het voordeel van de twijfel gunnen en zeggen dat die opmerking volledig stereotyperend, maar absoluut niet beledigend is).

We krijgen geen duidelijke uitleg waarom dit het geval is. Het is niet zo dat er een boosaardige heks is die een toverspreuk heeft uitgesproken over Porco, de film biedt ons simpelweg geen simpele uitleg. Miyazaki lijkt zelfs zijn best te doen om dit met alle mogelijke luchtigheid te benaderen en de kwestie niet rechtstreeks aan te pakken: er zijn een paar kleine opmerkingen en woordspelingen, maar algemeen gezien is Porco's varkenssnuit constant de olifant in de kamer.

En dat is zonder meer het sterkste aspect van deze film. Porco is een interessant hoofdpersonage, een uniek figuur in vergelijking met Miyazaki's gebruikelijke voorkeur voor jonge meisjes en hun extreme positivisme. Porco daarentegen is flink verbitterd; hij heeft het fascisme zien opkomen in Italië, heeft zijn grote liefde opgegeven voor zijn land en in ruil zag hij zijn kameraden neergeschoten worden in de oorlog. Porco gaat gebukt onder overlevingsschuld, misantropie en spijt; dit is een somber, levensmoe personage. Of zoals hij het zelf zegt: "I felt like He was telling me just to keep on flying alone forever". En als je zo enorm depressief in een animatiefilm rondloopt kan de regisseur er al eens voor kiezen om je als een varken neer te zetten. Het klinkt eigenlijk zo gek nog niet.

Maar in al zijn simpliciteit is deze aanpak weinig minder dan geniaal. Vergelijk het bijvoorbeeld met Belle en het Beest: hoe geweldig ik die film ook vind (naar mijn gevoel de op één na beste Disney-animatiefilm) voelt het allemaal heel erg plat aan in vergelijking met Porco Rosso. Het Beest is gemeen tegen een heks, dus wordt hij aan de buitenkant even lelijk als aan de binnenkant. Dat is allemaal behoorlijk oppervlakkig, niet onlogisch ook aangezien het voor kinderen gemaakt is. Kinderen leren op die manier begrijpen dat ze vriendelijk moeten zijn en dat echte schoonheid van binnen zit. In Porco Rosso zien we echter hoe onze protagonist eerst een normaal, viriel manschap was. Wanneer hij echter zijn volledige divisie aan flarden zag geschoten worden veranderde er iets in hem, en veranderde hij in het varken dat we zien. Met behulp van één scène toont Porco Rosso ons de deconstructie van het cynisme als levensbeschouwing, de isolatie van een depressie, het omgaan met dood. Met één flashback van ochgod een paar minuten! Moest u mij om één enkele scène uit Miyazaki's oeuvre vragen die zijn genialiteit definieert: bij deze.

Maar die zwartgalligheid van het hoofdpersonage wordt wederom verpakt in een frisse, amusante, luchtige film, of wat had u gedacht. Qua stijl doet de film heel sterk denken aan Kiki's Delivery Service: er is humor, er is drama, er is avontuur, er is actie. De film wordt bijeengehouden door een dun plot, maar het is vooral de invulling daarvan die de film bepaalt. Maar daarnaast kent de film - als enige binnen Miyazaki's Ghibli-catalogus - vooral een treffende gelijkenis met The Castle of Cagliostro. Porco Rosso baadt in eenzelfde heerlijke sfeer als Miyazaki's debuut, waardoor de film een veel avontuurlijker en losser karakter heeft dan we inmiddels van hem gewend zijn. Het doet eigenlijk vooral denken aan die Kuifje-tekenfilms die vroeger op Ketnet te zien waren, al heeft de Europese locatie daar misschien ook wel mee te maken. De muziek is swingend, de personages scherp geschreven ("I'd rather be a pig than a fascist", aldus Porco) en de hele film heeft lak aan conventies en ongeschreven regels. Miyazaki doet hier gewoon waar hij zin in heeft: tekenend hiervoor is het grote gevecht tussen Porco en de Amerikaan. Wat begint als een typische dogfight eindigt snel wanneer de machinegeweren blokkeren, waarop de twee elkaar beginnen te bekogelen met allerhande materiaal en uiteindelijk landen om alles te beslissen in een nogal barbaarse bokswedstrijd. We zien het Disney niet snel doen.

Daarmee zou je je wel durven afvragen in hoeverre Porco Rosso een kinderfilm is. Miyazaki's motivatie om deze film te maken zou eerder met Japanse zakenlui te maken hebben dan met kinderen, en de dramatiek rond het hoofdpersonage is nu niet bepaald iets dat past binnen de meeste kinderen hun leefwereld. Er valt genoeg te bewonderen, maar dit is Miyazaki's eerste film die duidelijk voor een volwassen publiek gemaakt werd. Waar de animatiefilms aan onze kant van de aardbol als doel hebben om kinderfilms voort te brengen waar je als volwassene ook naar kan kijken, is het bij deze Porco Rosso exact omgekeerd en is dit een film waar kinderen op de tweede plaats komen. Een idee dat Miyazaki met zijn volgende film nog duidelijker naar voren zou brengen.

Porco Rosso lijkt een beetje de vergeten Miyazaki te zijn. Samen met Kiki's Delivery Service (en logischerwijs ook The Castle of Cagliostro) vormt het een gat binnen zijn filmografie dat maar weinig succes kent tegenwoordig. We zouden niet weten waarom: de film kan zich makkelijk meten met alles wat Miyazaki tot op dit punt gemaakt heeft en op vlak van stijl past het perfect binnen zijn catalogus. Een logische uitleg is er niet voor, dus doe uzelf een plezier en kijk deze te weinig besproken film wanneer u de kans hebt. Het introduceert enkele duistere thema's op een heel vernuftige manier, maar is verder weer een weergaloos spektakelstuk dat iedereen zal kunnen boeien.

18 augustus 2011

Kiki's Delivery Service (1989)

In een gesprek met hoofdpersonage Kiki vertelt een jonge artieste wat haar motivaties als kunstenaar zijn, haar eigenlijke drijfveren. Ze zegt hoe haar oude schilderijen kopies waren van iets wat ze al eens eerder gezien had, en dat ze toen gezworen heeft haar eigen unieke werk te produceren. We kunnen aannemen dat Miyazaki op dat moment rechtstreeks tot zijn publiek spreekt, en terecht ook. Met My Neighbour Totoro creëerde hij een uniek werkstuk, waar zijn eerdere films veel conventioneler aangepakt werden. Maar het interessantste aan dit alles is dat er naast zijn gepaste trots ook een zekere arrogantie schuilgaat. Niet alleen is hij tevreden op wat hij met Totoro gecreëerd heeft, maar hij uit zekere gevoelens tegenover mensen die tevreden zijn met steeds maar weer kopies te schilderen. Of dat nu gevoelens van medelijden, afkeer of teleurstelling zijn is maar de vraag.

Kiki's Delivery Service is duidelijk Miyazaki's meest persoonlijke film. Voor een keer praat hij eens niet over Moeder Natuur, maar snijdt hij daadwerkelijk onderwerpen aan die hem nauwer aan het hart liggen. Om diverse thema's als ondermeer een cultuurclash, "de jeugd van tegenwoordig" en de geest van een artiest aan te snijden mixte hij de traditionele vertelstijl van Laputa: Castle in the Sky met de vrijblijvendheid van My Neighbour Totoro. We krijgen het verhaal van Kiki, een dertienjarige heks die in een nieuwe stad aankomt en - blijkbaar geheel volgens de heksentraditie - een eigen zaak moet opstarten.

Die stedelijke omgeving is nieuw binnen Miyazaki's films. Gekenmerkt door een soort oud-Europese architectuur voelt het zeer warm en herkenbaar aan, zonder dat er een duidelijke locatie op geplakt wordt. Maar uiteindelijk is het slechts een stad. De wereld van Kiki's Delivery Service barst niet echt van de originaliteit; waar Totoro nog op elk aspect een eigen creatie is leent Miyazaki hier grotendeels van bestaande folklore (en de film is dan ook nog eens een adaptatie van een kinderboek). Heksen die op bezems vliegen en zwarte katten met zich meezeulen is niets nieuws, dat is een wereld waar we allemaal al van onze kinderjaren mee vertrouwd zijn. En toch is dit thematisch gezien Miyazaki's meest veelzijdige film, misschien juist wel om die reden. Aangezien er geen nieuwe wereld is waar we ons als kijker aan moeten aanpassen durft Miyazaki ons interessantere thema's aan te rijken, zonder dat we verdrinken onder de hoeveelheid informatie die we gaandeweg moeten opnemen.

Wat Kiki's Delivery Service echt onderscheidt van de rest op haar meesters palmares is de sterke conservatieve wind doorheen de film. Dat viel ook wel een klein beetje af te leiden uit de milieugezinde tint doorheen zijn eerdere films, maar hier is het niet langer een ondertoon. De stad als setting is duidelijk een vervuild milieu: er zijn een aantal toffe personages, maar al de persoonlijkheidsloze karakters die de film opvullen zijn op zich verwerpelijke randgevallen waar Kiki niets mee te maken wil hebben. Ze lachen haar indirect uit om haar voorkomen en respecteren haar andere, in hun optiek ouderwetse gedrag niet helemaal. Opmerkelijk is echter dat de artieste, waarvan eerder vastgesteld werd dat Miyazaki rechtstreeks door haar spreekt, de geest van 'de heks' en de geest van 'de artiest' rechtstreeks linkt. Als we die lijn doortrekken en Kiki met Miyazaki linken zien we toch wel enkele interessante aspecten binnen dat personage.

Kiki heeft namelijk een stevig inferioriteitscomplex, wat leidt tot (gedeeltelijke) sociale isolatie. Als plattelandsheks die het in de grote stad moet waarmaken kent ze een flinke cultuurshock, want zoals we allemaal weten is het leven in een klein dorpje heel anders dan in een grote stad. De mensen zijn er koeler en afstandelijker, de omgeving is drukker, ... en als we Miyazaki mogen geloven lijdt je moraliteit er ook onder. Ze wordt scheef bekeken wanneer ze voorbijgangers een simpele vraag stelt, valt compleet uit de toon qua kledij en heeft alle moeite om enkele basisrelaties op te bouwen. Interessant is dat Miyazaki in zijn jeugdjaren meermaals van school moest veranderen; is Kiki's Delivery Service gedeeltelijk autobiografisch? Zijn dit demonen uit Miyazaki's verleden die hij hier verfilmt? In ieder geval hebben we Miyazaki zelden zo'n persoonlijk verhaal zien vertellen.

Uit dat alles valt ook een conservatieve houding af te leiden. De film verkiest duidelijk het oude boven het nieuwe, het platteland boven de stad, oudere generaties boven de jeugd, ... er hangt een stevig nostalgische "vroeger was alles beter"-factor vast aan de film. Typerend is misschien wel de scène waar Kiki samen met een bejaarde vrouw een taart dient te bakken. Allereerst is er het weinig subtiele gegeven dat de microgolfoven kapot is, en ze de taart dus oldskool met brandhout moeten zien te maken. Qua beeldspraak kan dat al tellen. Maar wanneer Kiki die met veel liefde bereide taart dan uiteindelijk aflevert aan de vrouw haar kleindochter wordt ze koud afgewimpeld. Als antwoord krijgt ze een respectloze "weer een taart van die oude..." em... taart. Het lijkt triviaal, maar zo'n destabiliserende momenten vinden we met enige regelmaat binnen Kiki's Delivery Service. En ookal zijn het hoofdpersonage en haar tegenhanger wél sympathieke kinderen, het merendeel van de kinderen binnen de film is vervelend of ronduit gemeen, terwijl de volwassenen doorgaans veel leukere personages zijn. Daarmee is dit misschien wel de minst kindgerichte kinderfilm ooit, gericht naar kinderen én wel degelijk gemaakt voor kinderen, maar tegelijk ook niet helemaal kindvriendelijk en ondanks de kinderlijkheid van het geheel worden kinderen hier eigenlijk gedemoniseerd tot extreem kinderachtige vlegels die... em... mijn hersenen liggen in een knoop.

Maar die verhalen van onzekerheid, eenzaamheid en die rotvlegels worden subtiel genoeg ingeprent om de film niet te zwaar te maken. Want aan de kern is dit gewoon een luchtig, amusant verhaaltje over een heks die vlaaien rondbrengt samen met haar sprekende kat. De dag-tot-dag routine van dit verhaal zorgt voor een soort vrijzinnigheid die ook in Totoro terug te vinden was: er is geen duidelijk plot, er zijn alleen gebeurtenissen. Al is de basis voor Kiki wel duidelijk steviger dan Totoro: je krijgt wel degelijk een goed uitgewerkt basisplot en wordt niet zomaar binnen de situatie gedropt. Mensen die Totoro iets teveel een scheet in een fles vinden zullen de balans van Kiki's Delivery Service sterker weten te appreciëren.

Want de (relatief) veelzijdige inhoud staat Kiki's Delivery Service niet in de weg om gewoonweg weer een verdomd toffe animatiefilm te zijn. De prent zit wederom vol met lichthartige momenten; of het nu humor, actie of drama is. Het is misschien wel de meest stabiele film die Miyazaki op dat moment gemaakt had: waar zijn eerdere werken uitblonken in één bepaald aspect of één specifieke aanpak, is Kiki veel dan wel gematigd, maar ook een allrounder. We herkennen veel van de positieve punten van zijn eerdere films, die goed afgewogen worden en heel precies binnen de film uitgebalanceerd worden. Daardoor mist de film een beetje de geniale eigenzinnigheid van Totoro, maar valt er eigenlijk niet echt iets slecht over te zeggen. Kiki's Delivery Service steekt goed in elkaar, is een genot om naar te kijken en is inhoudelijk interessanter dan ooit.

13 augustus 2011

Rise of the Planet of the Apes (2011)

Aaaaaah, niets dat zo goed voelt als een flinke meevaller. Het originele Planet of the Apes van 1968 is nog steeds één van mijn favoriete science fiction films, en ook de vier sequels zou ik iedereen durven aanraden, want het is nu eenmaal één van de weinige filmfranchises die het aandurft om één groot verhaal te vertellen over vijf films tijd. Het moet dan ook niet gezegd worden dat ik niet tevreden was toen Tim Burton die hele saga tien jaar geleden zo respectloos over de schoot nam dat zelfs een Noorse socialist er geschokt van zou opkijken. Dat er nu dan plots een prequel op dat gedrocht (nog steeds één van de grote debacles van vorig decennium) geproduceerd wordt deed het slechtste vermoeden, en dat de trailer dan ook nog eens deed denken aan een zombiefilm met CGI-apen, tja... Zelden heb ik zulke lage verwachtingen gehad voor een film, ik zou er niet van opgekeken hebben moest Rise of the Planet of the Apes (wat een titel ook, vanaf nu noem ik em RotPotA) letterlijk één van de slechtste films aller tijden geworden zijn. Maar kijk, dat valt dan weer reuze mee. Dat de film geen onkijkbaar zooitje geworden is: een flinke verdienste. Dat het geheel eigenlijk serieus te nemen valt en niet compleet belachelijk is: het teken van een zeer goed productieteam. Dat de film uiteindelijk zelfs redelijk goed is: niets minder dan een mirakel en ongetwijfeld een zekere hoeveelheid Goddelijke interventie.

Als we terugkijken naar de originele franchise is RotPotA eigenlijk een remake (of die fancy term die tegenwoordig in het rond wordt gegooid: re-imagining) van zowel Rise als Conquest of the Planet of the Apes. Het vertelt het verhaal hoe mensen hun positie als het dominante ras verspeeld hebben en de basis van de eigenlijke Planet of the Apes tot stand is gekomen. Het slaagt daar vooral het eerste uur heel goed in.

De eerste twee aktes lijken in de verste verten niet op het actiespektakel dat de trailer deed vermoeden. RotPotA is nog eens een blockbuster die zijn verhaal en karakters degelijk introduceert en een emotionele investering in het verhaal belangrijker vindt dan er een actievolle achtbaanrit van te maken. James Franco wordt geïntroduceerd als de archetypische geniale wetenschapper die ook een beetje een sufkop is. Zijn vader - John Lithgow stelt nooit teleur - leidt aan Alzheimer (hoe slordiger zijn haar hoe serieuzer de ziekte). Terwijl Franco onderzoek doet om de ziekte tegen te gaan vindt hij per ongeluk een virus dat apen hyperintelligent maakt, maar giftig is voor mensen. En tja, je mag twee keer gokken wat er dan gebeurt in een film die 'Rise of the Planet of the Apes' heet. Je weet op voorhand goed en wel wat de uitkomst van het verhaal zal zijn, maar het is een verdienste dat de film desondanks behoorlijk interessant blijft, ookal komt er nooit enige vorm van spanning bij kijken.

RotPotA is voor een groot deel eigenlijk eerder een ontsnappingsfilm dan een revolutiefilm. Nadat je hoofdaap Ceasar grondig leert kennen wordt hij opgesloten in een soort apengevangenis, en de volledige tweede akte bestaat uit het ontsnappen van Ceasar en zijn lotgenoten. Rupert Wyatt weet dit zeer treffend in beeld te brengen: hij neemt zijn tijd om alles duidelijk en aan een aangenaam tempo in beeld te brengen. Je krijgt geen gevoel alsof je snel even door de basis wordt geloodst, het voelt niet te zwaar aan en gaat niet vervelen. Het is een heel mooi stukje popcorncinema, dat in de derde akte weliswaar een beetje uiteenvalt.

Het grote probleem is dat ofwel schrijversduo Rick Jaffa en Amanda Silver zich naar het einde toe veel te veel vrijheid heeft aangemeten in verband met het niet uitleggen van essentiële stappen, of de film in een blender is beland tijdens het monteren. De inconsistenties zijn plots nauwelijks bij te houden. Ceasar steelt blijkbaar een zak koekjes nog voor hij toegang krijgt tot de zaal waar deze in opgeborgen werden. De twintig apen die we doorheen het tweede bedrijf zien vertienvoudigen plots tijdens de ontsnapping. Apen die uit de zoo bevrijd worden lijken even slim als degene die het virus in zich dragen. Een aap uit het circus kan even goed gebarentaal als genie-Ceasar. Nagenoeg iedereen die de trailer gezien heeft moet zich afgevraagd hebben waarom de mensen de apen niet gewoon neerschieten: ook daar brengt de film geen echt antwoord op. De eindscène is zelfs zo plat dat je eigenlijk verwacht dat de film te vroeg gedaan is: het eindgevecht is nog niet gedaan, vijf minuten na het eindshot zou de strijd in principe weer opnieuw moeten losbarsten. Enfin, het is nogal een rommeltje.

Het vreemdste aan dit alles is nog wel dat tien seconden na het begin van de credits een extra scène komt. Dit is ondertussen meer wet dan uitzondering: Samuel L. Jackson die iets over The Avengers komt zeggen, een nietszeggende epiloog, ... Het is meestal een beetje simpele fanservice die niets aan het verhaal toevoegt. Hier is dit echter, vreemd genoeg, de sleutelscène van de hele film. Ik wil zelfs zo ver gaan als zeggen dat deze scène drie kwart van de film volkomen nutteloos maakt. Als we het effectief over de 'Rise of the Planet of the Apes' hebben, wordt dit verhaal in drie scènes uitgelegd die alles samen misschien drie minuten duren. De rest is dan wel een leuk verhaaltje, maar zelfs al werden alle ontsnapte apen aan het einde genadeloos afgeslacht, dat zou geen enkel effect gehad hebben op de uitkomst van het grote geheel. En dat is een heel vreemd iets om te moeten constateren nadat de credits eigenlijk al gestart zijn.

De film is met gênant weinig moeite helemaal lek te prikken, maar voor één keer geldt het cliché: als je er niet te veel bij nadenkt is het zeker wel genietbaar. Hoewel de logica soms ontbreekt is het gevoelsmatig een heel solide, amusante film. Al zitten ook daar enkele kinken in de kabel. Twee apen in gebarentaal laten communiceren, en dat dan ondertitelen is geen goed idee. Dat lijkt me logisch. Maar veel en veel erger is de enorm geforceerde, gruwelijke referentie naar het origineel, wanneer Tom 'Malfidus' Felton er de inmiddels legendarische zin "Get your stinking paws off me you damned dirty ape" uitkraamt. Het voelt simpelweg onnatuurlijk aan in een film die op zich - moeilijke zin in aantocht - een prequel is die als reboot dient voor de remake van de gerefereerde film. Maar wat de film niet ten goede komt is dat je in de naschok van deze kleine ramp, terwijl je al kreunend in je stoel wegzakt, een belangrijk scène voorbijvliegt. Het is een groots moment van drama binnen het verhaal, dat compleet verprutst wordt door de geforceerde "hommage".

Ik herhaal: hoeveel er heel erg veel is om op te vitten is dit één van de betere blockbusters in lange tijd. De volledige cast draait op hoog niveau, en vooral de ééndimensionale schurken zijn zeer tof op een B-film manier. David Oyelowo - wie? - is niets minder dan briljant als James Franco's baas die alleen maar aan geld denkt. Even zijn bril opzetten vooraleer hij een oneliner à la "You'll get famous, I'll get rich" zegt. Ook Brian Cox is weer zijn intimiderende zelf en het is lang geleden dat ik nog eens zoveel zin had om een personage een klets rond de oren te geven als Malfidus hier. Het is typecasting, maar deze jongen weet als geen ander hoe je een personage enorm vervelend en frustrerend gemeen kunt laten overkomen.

Tot slot zijn de CGI én het werk van Andy Serkis weergaloos. Er is een ongeschreven regel dat CGI pas kan overtuigen als je er geen vergelijkingsmateriaal naast legt. En hoewel de film zijn best doet om alle apen - ook in het wild en in de zoo - door CGI te renderen wordt die regel toch jammerlijk gebroken, aangezien de film de pech heeft om aan maarliefst twee Taylor Lautner trailers gebonden te worden.

Maar het moet gezegd: de technologie staat inmiddels weer zes jaar verder sinds we onder de indruk waren van King Kong (het personage, niet die drol van een film die errond gebouwd werd) en dat is er aan te zien. Het is niet overdreven om te stellen dat we nu echt op een punt zijn gekomen waar, langzaam maar zeker, de grenzen tussen CGI en werkelijkheid beginnen te verdwijnen. Ceasar en een handvol andere apen zijn zo overtuigend - toegegeven, baby Ceasar ziet eruit als een tekenfilmfiguur - dat je ze moeiteloos accepteert als echte personages. De technologie achter RotPotA kan zich makkelijk meten naast andere briljante personages die door motioncapturing tot stand kwamen, zoals King Kong, Smeagol en de Na'vi. In feite valt de Rise of the Planet of the Apes als kijkervaring goed te vergelijken met Avatar: indrukwekkende CGI, met een duidelijke vakmanschap opgebouwd, maar uiteindelijk is het essentieel dat je vooral niet te veel over nadenkt.

10 augustus 2011

My Neighbour Totoro (1988)

Nu we al een paar dagen op animatiefilms aan het focussen zijn moeten we eens aan de reputatie van het medium raken. We kennen allemaal wel iemand die altijd maar weer moet zeggen dat "tekenfilms voor kinderen zijn", maar hoe zit dat precies? Ik kan me echt niet voorstellen dat iemand pakweg Aladdin als een kinderfilm beschrijft, terwijl ik weet dat die mensen zeker wel bestaan. Maar waarom? Er wordt niet overdreven simpel gepraat, er dansen geen felgekleurde creaturen in het rond, Dora vraagt je niet hoeveel flamingo's je kan spotten. Klassieke Disney-, Ghibli- en Don Bluth-films zijn verhaalgewijs zeer traditioneel, en wijken zelden af van een goed-tegen-slecht verhaal. Hyperpopulaire filmfranchises als Star Wars, Lord of the Rings, Indiana Jones of Pirates of the Caribbean zijn narratief gezien evenzeer "kinderfilms" als The Little Mermaid of The Secret of NIMH. De animatiefilm is in de meeste gevallen een visuele stijl. En door die stijl worden ze veelal afgeschilderd als kinderachtig, terwijl ze inhoudelijk nauwelijks onderscheidbaar zijn van gebruikelijke Hollywood-films. Maar hoe definieer je een kinderfilm dan precies? Kan je een kinderfilm alleen maar zo categoriseren als volwassenen zich irriteren aan de stompzinnigheid van het geheel? Is een film specifiek voor kinderen wanneer de kijkers afgeleid worden met mooie kleurtjes en bewegende beelden? Zoja, waarom is Transformers 2 dan geen kinderfilm? Aangezien die film ook helemaal niets biedt buiten drukke beelden die je aandacht moeten vasthouden.

Het mag u verbazen, maar ik snij dit punt niet zonder oorzaak aan. We zijn immers aangeland bij de vierde Miyazaki; zijn meest unieke, één van zijn beste en degene die Studio Ghibli uiteindelijk zo sterk definieerde dat het bedrijf het in haar logo opnam. Het is een vreemd filmpje dat in zijn beleving zo volkomen anders is dan eender welke film die ik dusver al gezien heb. My Neighbour Totoro gaat in feite helemaal nergens over. En dan niet op zo'n manier waarop Seinfeld nergens over gaat: er is gewoonweg geen sprake van een verhaal. Er is enkel en alleen het uitgangspunt van de film: een gezin van een vader en twee dochters - moeder ligt in het hospitaal - verhuizen naar hun nieuwe woning. En dat is het.

Er valt namelijk niet één typisch verhaalelement te bespeuren binnen de volledige speelduur. Er is geen antagonist, er is geen grote centrale gebeurtenis of finale, geen conflict, geen queeste, geen drama, geen verwarde identiteit, geen doden die tot leven komen, geen ontvoering, geen agent die neergeschoten wordt en in een mechanisch kostuum gestopt wordt; niks. Het enige wat we zien is hoe het gezin omgaat met de nieuwe situatie, en verwacht daar vooral niets spectaculairs van. Het enige aspect dat de film vorm geeft is dat alles verteld wordt vanuit het perspectief van de kinderen. Vrolijke kinderen die geen echte problemen hebben en in hun eigen fantasiewereld leven. Uniek, want ik kan me niet zo snel een film voor de geest halen waar niets gebeurt. Films als Before Sunrise, Clerks, Coffee and Cigarettes, ... sneden nog op z'n minst onderwerpen aan in dialoogvorm, zodat de film vooral een soort audioboek werd. Maar zelfs dat is "iets". Totoro gaat nergens over.

En daarom is dit misschien wel de ultieme kinder-/familiefilm. My Neighbour Totoro teert volledig op de fantasie van kinderen, en slaagt daar wonderwel in. Wanneer de twee zussen een zolder op kruipen zien we hoe de duisternis in feite uit een hoop levende pluisballen bestaat, en tijdens het spelen in de tuin ontdekken de zusjes de zogenaamde Totoro: een beest dat wat vage trekken kent van een konijn en een mol, een blad op zijn hoofd draagt wanneer het regent en de katbus gebruikt als primair vervoersmiddel. Miyazaki creëert hier een schitterende wereld, die eigenlijk helemaal niets doet. Ze kleuren slechts enkele mondaine gebeurtenissen in het leven van twee jonge meisjes. Een film over niets, waarin dat niets heel mooi aangekleed wordt.

En of dat dat werkt! My Neighbour Totoro ademt sfeer uit, een heel amusant type sfeer. Er zijn geen zorgen, er is geen dreiging, er is alleen maar het gevoel van avontuur in je eigen achtertuin. Dit is misschien wel één van de grootste feel good films aller tijden, er is immers niets om je druk om te maken, en die schitterende onschuldige sfeer werkt uitermate ontspannend. Wanneer het jongste meisje (Mei) tijdens het spelen het bos in sukkelt is er geen dreiging. Het bos verandert niet plots in een hoop boomvormige monsters zoals in Sneeuwwitje, Mei begint niet te wenen uit angst, ze is niet bang dat ze de weg naar huis niet meer zal vinden. Dit zou ongetwijfeld en zonder uitzondering de manier zijn waarop de traditionele animatiefilm die zou aanpakken. In My Neighbour Totoro vindt Mei echter een grote Totoro, waarna ze wat met hem speelt en op zijn buik in slaap valt. Weet je wat het grote drama is in deze film? Mei die haar grote zus mist wanneer deze naar school gaat. De meisjes die de vloer vuilmaken met hun vuile voeten. Of het begint plots te regenen en de meisjes hebben geen paraplu bij. Moge God ons redden.

Deze aanpak wordt alleen (lichtjes) verworpen aan het einde. Aangezien je de film op een moment moet kunnen afwerken zonder dat het willekeurig afgekapt aanvoelt wordt er aan het einde een richting aan de film gegeven. Ze krijgen namelijk een bericht uit het ziekenhuis dat de moeder het niet goed stelt, en ze kunnen Mei niet vinden. En wederom wordt dit op een zeer humanistische manier gebracht: iedereen is natuurlijk heel ongerust, maar niet op een overdreven theatrale manier. Mensen zakken niet jankend door hun benen, beginnen niet naar hun God toe te roepen, slaan geen gat in een muur, ... neen: er heerst een oprechte bezorgdheid die gewoon correct aanvoelt in de gegeven situatie. Het is eigenlijk vrij verfrissend om dit soort menselijke reacties te zien.

Het is vooral opmerkelijk om Miyazaki deze richting te zien uitgaan na Laputa: Castle in the Sky, want in die film leek Miyazaki's schrijfstijl nog opmerkelijk veel op de manier waarop Disney al sinds jaar en dag animatiefilms maakt. Maar met My Neighbour Totoro doet de man een complete 180, wat duidt op lef, inzicht en talent. Het is allesbehalve evident om een film als My Neighbour Totoro te maken, en Miyazaki heeft er alles aan gedaan om de film zo entertainend mogelijk te maken: het tempo is stabiel, de film duurt slechts een minuut of 80, de derde akte (al kan je daar eigenlijk niet over spreken bij deze film) is een klein beetje traditioneler en weeft een hele lichte verhaallijn in het plot. Het zijn goede zaken die het effect niet verprutsen en de film alleen maar toegankelijker maken.

My Neighbour Totoro is de ultieme kinderfilm. Niet omdat er educatieve elementen in zitten, niet omdat er in stompzinnig simpele taal gesproken wordt en niet omdat het vol met figuren zit die je op zoveel mogelijk kussenslopen en drinkbussen kan plakken (niet dat dat in Japan niet gedaan wordt, maar dat is naast de kwestie). Het is een film die met respect voor kinderen gemaakt werd en handelt over hun leefwereld: het gevoel van avontuur en ontdekking in een omgeving waar volwassenen dat niet meer kunnen vinden. Het is daarom vooral heel erg jammer dat My Neighbour Totoro op dit moment geen degelijke release binnen de Benelux kent en hier dus op zich niet op DVD of Bluray te verkrijgen is, want eigenlijk verdient elk kind het om van Miyazaki's fantastische portret te kunnen genieten.

7 augustus 2011

Laputa: Castle in the Sky (1986)

Hoewel Nausicaä of the Valley of the Wind naar Miyazaki's latere standaard niet bepaald een meesterwerk was, valt er niet te ontkennen dat de film op meerdere aspecten een grote sprong vooruit was ten opzichte van de animé-cultuur op dat moment. We mogen misschien zelfs stellen dat Nausicaä op zich de grote katalysator was die het Japanse entertainmentlandschap zoals we het vandaag kennen gevormd heeft. Na Nausicaä zou de box office in Japan zelfs steeds opnieuw gedomineerd worden door nieuwe Miyazaki-releases. Na het eerste grote succes gingen Miyazaki en producers Toshio Suzuki (tot 2005 het hoofd van Ghibli Studios) en Isao Takahata (die later Grave of the Fireflies zou regisseren) rond de tafel zitten en richtten ze het inmiddels legendarische productiehuis op. Het visitekaartje voor het spiksplinternieuwe Ghibli werd deze Laputa (hela, denk eens aan de Spaanse kindjes), en het is een binnenkomer van formaat.

Het verhaal is op zich uniek binnen de Ghibli-catalogus. Laputa: Castle in the Sky schikt zich namelijk een beetje naar de Westerse verhaalstijl en kent een centrale, duidelijk omlijnde schurk. Dat klinkt op zich vrij normaal in onze oren, maar dit is de enige film (samen met The Castle of Cagliostro) waar Miyazaki een ééndimensionale slechterik in zijn film geschreven heeft. Waar hij normaal kiest voor ambigue personages met hun eigen motivaties, worden we hier geconfronteerd met Kolonel Muska. Zijn effectieve doel is me een beetje over het hoofd gevlogen (iets in de trend van "de wereld veroveren", vast), maar het is in elk geval onmogelijk om met hem te sympathiseren. Hij verraadt zijn strijdmakkers, doodt een paar honderden soldaten, speelt met het leven van enkele kinderen, ... dit is een moreel slecht personage. Dat is op zich een zaak die wij vanzelfsprekend vinden, maar binnen Miyazaki's spectrum staat hij alleen als een verwerpelijk stuk satansgebroed . Miyazaki's enige personage dat naast onze stiefmoeders, heksen, Jafars, Gastons en Scars mag plaatsnemen.

Het plot van Laputa is eigenlijk niet zo heel interessant. Sheeta heeft een magische ketting, ze wordt ontvoerd door het leger, ontsnapt met behulp van piraten en moeten vervolgens naar het zwevende kasteel van Laputa bezoeken, waar het leger ook naartoe gaat. Simpeler kan haast niet, en toch is dit met 124 minuten één van Miyazaki's langste films. En dat is een positieve zaak.

Misschien wel het grootste probleem met Nausicaä of the Valley of the Wind is dat er niet echt een band tussen kijker en protagonist gevormd wordt. Alle personages zijn vrij plat, ronduit oninteressant en weten nooit echt tot leven te komen. Hier heeft Miyazaki echter de moeite genomen om interessante figuren te verzinnen die doorheen de film komen en gaan: er is de opperschurk, de leider van de piraten, de bemanning op het piratenschip, etc. Ook de kleinere personages die maar voor één scène langskomen zijn memorabel. De wereld voelt levendiger aan omdat er meer personages zijn die de film iets bijbrengen, en niet enkel simpele, platte plotmechanismen. Ik zou op dit moment nooit drie personages van Nausicaä op kunnen noemen, terwijl er in Laputa toch wel een handvol figuren rondloopt die ik nu nog duidelijk zou kunnen omschrijven.

Het loopt hand in hand: Nausicaä's grote probleem - het gebrek van een emotionele kern - wordt opgelost door een simpeler verhaal te vertellen over een langere tijdsduur. Sheeta is op zich niet eens het hoofdpersonage, alleszins niet meer dan haar kompaan Pazu. De twee hebben de meest simpele relatie die je je maar kan inbeelden en deze wordt ook weinig spectaculair opgebouwd. Maar aan het einde van de dag zijn dit wel twee personages die je bijblijven, die sympathiek zijn, die je probleemloos doorheen de film kunnen loodsen. Het is eigenlijk nogal vreemd om Miyazaki op dit vlak te zien falen in Nausicaä: in The Castle of Cagliostro toonde hij al dat hij een meer dan bekwame regisseur is die in staat is om een band met personages te creëren, en in Laputa is dit waarschijnlijk zijn grootste verdienste. De vriendschap tussen Pazu en Sheeta komt heel puur en zuiver over: ideaal om dit soort animatiefilm aan je kinderen te laten zien, maar zoiets spreekt eigenlijk alle leeftijdsgroepen aan. En als je niet meer kan genieten van de vriendschap tussen twee onschuldige, sympathieke kinderen hoor je sowieso geen animatiefilms te kijken. Dan kan je je tijd beter spenderen aan het opsporen van nog donkerdere oogschaduw, ironische T-shirts of het perfectioneren van je gedichten over hoeveel pijn de maatschappij je wel niet aandoet.

De overtuigende band tussen de twee hoofdpersonages draagt ook bij aan de algemene sfeer van de film, die net als in The Castle of Cagliostro weer zeer los is. Actiescènes zijn onderhoudend en werden met een flinke portie humor gechoreografeerd, terwijl er ook enkele zeer mooie, ingetogen momentjes zijn. Zie bijvoorbeeld hoe Pazu een trompet bespeelt terwijl er wat duiven rondvliegen: een zeer simplistische aanpak, maar het werkt wel zeer goed in Laputa. De muziek speelt daar ook een flinke rol in, en Joe Hisaishi's soundtrack is één van de beste die hij ooit voor Ghibli gecomponeerd heeft. De hele sfeer van de film is betoverend op een manier die de naam Hayao Miyazaki later zou definiëren: vanaf dit punt kent elke film die de man ooit gemaakt heeft eenzelfde charme. Een belangrijk punt daarvoor is dat Miyazaki zijn moralistisch gezwets niet meer zo op de kijker instampt, zoals hij in Nausicaä al eens naar doen, waar de hele "respecteer de natuur" boodschap je anderhalf uur in de oren geschreeuwd werd. Hier speelt Miyazaki het veel subtieler uit: het is niet zozeer dat er een duidelijke levensles in de film schuilt, maar wel een duidelijke liefde voor de natuur. En een subtiele "wat is de natuur toch mooi" werkt veel beter dan een berispende "GA EENS EEN BOOM KNUFFELEN".

De eerste officiële Ghibli is dus meerdere stappen vooruit in vergelijking met Nausicaä. Betere personages, subtielere vertelstijl, meer fun. Als we minpunten zouden zoeken vind ik het ergens wel een beetje jammer dat het verhaal zo typisch Westers is geworden en had de derde akte misschien nèt wat beter ingeschreven kunnen worden. Dat Miyazaki hier in feite een standaard Disney-verhaal vertelt is misschien wel een teken dat de man het op voorzichtig speelde voor de debuutfilm van het nieuwe productiehuis, want wanneer Miyazaki's volgende project twee jaar later zou uitkomen werden alle Westerse stijlvormen vierkant het raam uitgesmeten. De opvolger van Miyazaki's meest conventionele werk zou misschien wel de meest atypische animatiefilm ooit worden.

4 augustus 2011

Nausicaä of the Valley of the Wind (1984)

Na een fraai debuut kunnen we van opvolger Nausicaä of the Valley of the Wind pas echt zeggen dat het een Miyazaki-film is. Het moraliserende kantje (uiteraard in verband met het milieu), een jong meisje in de hoofdrol, de prachtige animatie, een handvol vliegscènes,... ze zijn hier onmiskenbaar van de man die later de onbetwiste koning van het medium zou worden. Maar waar binnen Lupin III: The Castle of Cagliostro slechts weinig kenmerken van een beginnende filmregisseur te vinden waren, zien we Miyazaki in Nausicaä veel harder sukkelen om alles bijeen te brengen. Dit is het moment waarop Miyazaki een deel van zichzelf in zijn films begon te steken, het moment waarop hij zijn stijl duidelijk begon te ontwikkelen. Bijgevolg is Nausicaä daardoor bijlange niet de meest gestroomlijnde film die hij nog zou produceren, maar anderzijds dient deze prent - hoewel dit dus zijn tweede film als regisseur was - als een debuut gezien te worden.

Nausicaä of the Valley of the Wind is een verfrissende blik binnen het genre van post-apocalyptische films. Geen eeuwige woestijnen met motorbendes, geen ander ras dat de aarde domineert, geen wandelende ondoden: de wereld wordt hier overlopen door een jungle. Een toxische jungle waar giftige sporen je longen vernietigen en gigantische insecten je opjagen alsof je net een flesje Chaudfontaine bovengehaald hebt op een N-VA bijeenkomst. De weinige overgebleven samenlevingen worden door deze wildgroei van elkaar verspreid. Wanneer de Vallei van de Wind (een soort plattelandsdorpje) per ongeluk een biologisch wapen in hun schoot geworpen krijgt komen twee volkeren oorlogje spelen om het in bezit te krijgen.

En hoewel dat in principe goed klinkt, is aan de uitwerking duidelijk te zien dat Miyazaki de kunst van een goed verhaal vertellen nog niet helemaal onder de knie had. Hij gebruikt een inleidende tekst om het achtergrondverhaal duidelijk te maken, het plot zelf komt maar moeizaam op gang en rommelt een beetje in het tweede bedrijf. Het is zeker en vast niet rampzalig, maar de duidelijke trekken van een regisseur die zijn draai nog niet helemaal heeft gevonden.

Het duidelijkst is dit terug te vinden in de personages zelf. Hoofdpersonage Nausicaä is redelijk uitgewerkt, maar niet sterk uitgediept. Ze is Godzijdank een sterker vrouwelijk personage dan eender wat je in die tijd in Westerse animatiefilms kon zien, maar ook net wat te eendimensionaal om interessant te zijn en de film te dragen. Ze is een meester in het zwaardvechten, maar wil in de mate van het mogelijke absoluut niet vechten. Ze jaagt gigantische insecten weg, maar empathiseert zeer sterk met hen. Ze wil van de jungle af, maar geniet van de pracht ervan. Alles heeft een kant waarin ze te duidelijk een kristalhelder Disneyprinsesje is. Ze is redelijk charismatisch en daardoor geen vervelend hoofdpersonage, maar ze is ook allesbehalve memorabel.

Het grootste probleem is echter dat Nausicaä, al haar clichés en déja-vu-persoonlijkheid daargelaten, het enige degelijk uitgewerkte personage in de film is. Nausicaä wordt doorheen de film omring door een hoop nietszeggende, saaie stockpersonages van wie je je minuten na de film al niets meer zal kunnen herinneren. En de ondersteunende cast hoort in Miyazaki-films juist één van de sterkste punten te zijn. Waar je bij Spirited Away van het ene verrassende personage op het andere botst, volg je hier enkel en alleen Nausicaä. Ze is als personage eerder een degelijk randpersonage dat in een hoofdrol geduwd wordt, en er is natuurlijk een reden waarom Aladdin niet gewoon anderhalf uur rond Yasmine draait.

Daardoor mist Nausicaä de emotionele kern die normaal gezien centraal staat in een Ghibli-film Enfin, toch deels... Nog een probleem dat een echte band met de film in de weg staat is Miyazaki die zijn innerlijke hippie nog niet onder controle heeft leren houden. We weten inmiddels dat Miyazaki zijn leven gewijd heeft aan het oplossen van milieuproblemen, dat zien we ondermeer terug in latere werken als Castle in the Sky, Princess Mononoke en Ponyo. Maar waar hij dat in die films op subtielere wijze met het plot verweeft, word je er bij Nausicaä om de vijf minuten met een voorhamer mee in het gezicht geslagen. De hele toon is zó overdreven moraliserend dat het op den duur allemaal nogal banaal aanvoelt. Zie je dit giftige bos? HET IS DE SCHULD VAN DE MENSEN, DE HUFTERS, DOE ER IETS AAN! Zie je deze kudde agressieve Ohmu? ZE ZIJN MISBRUIKT DOOR DIE SMERIGE MENSHEID, KETEN JEZELF MAAR SNEL AAN EEN BOOM VAST. Het doet het verhaal, maar ook de boodschap niet veel ten goede.

Maar goed, laat al die negatieve commentaar u niet van de wijs brengen: Nausicaä is absoluut geen slechte film, zeker niet. Miyazaki doet niet aan "slechte films", het ligt gewoon een beetje onder de standaard die hij later zelf zou stellen. Want zoals gezegd is dit onmiskenbaar een Miyazaki-film, mede door de wereld waarin Nausicaä zich afspeelt. Het is niet zo luid en volgepropt als Spirited Away, maar dat heeft de film ook niet nodig. De vondsten staan in teken van het verhaal, waardoor je de wereld heel snel leert appreciëren. De toxische jungle en bijhorende insecten, de indrukwekkende ohmu die zowel dreiging als een vreemde zachtheid uitstralen, de zogenaamde Kyoshinhei, een afschuwelijke gigant met mensachtige trekjes, ... het toont al enigszins de enorme creativiteit die we van Miyazaki verwachten, maar hij werkt nog maar in tweede versnelling. Misschien maar goed ook, want deze gematigde hoeveelheid fantasie kan het matige narratief nog redden, terwijl een grotere hoeveelheid de hele film waarschijnlijk zou doen verzuipen en alle richting zou doen verliezen.

Een gigantische verbetering ten opzichte van The Castle of Cagliostro is echter de animatie. In Nausicaä zien we duidelijk een iets primitievere vorm van de pracht die we gewoon zijn in Miyazaki's werk terug te vinden. Want hoewel zijn films later nog gedetailleerder zouden worden valt er op de animatie hier maar weinig aan te merken. Vloeiend, expressieve personages en bijzonder mooie omgevingen, waar vooral de scènes in de jungle een specifieke vermelding waard zijn. De wereld wordt heerlijk tot leven gebracht, en je zou er het matige verhaal en de dreunende thematiek bijna door vergeten.

Nog een tip voor de steeds groter wordende groep Avatar-haters: als jullie naast het gebruikelijke Pocahontas, Dances With Wolves en Ferngully nog meer materiaal willen om notoir animé-liefhebber James Cameron van plagiaat te beschuldigen, zoek niet verder. In 2011 is het tamelijk vreemd om iemand in een uit turquoise-tinten opgebouwd bos in contact te zien komen met de natuur met behulp van dradige voelsprieten, zonder dat er CGI-kataliens doorheen lopen.

Dus hoewel Nausicaä of the Valley of the Wind misschien wel een stap achteruit is ten opzichte van The Castle of Cagliostro op vlak van regie en schrijven, is het meer dan twee stappen vooruit op vlak van Miyazaki's evolutie als regisseur. We zien de ruwe ideeën die hij later zou polijsten (de film op zich is een halve blauwdruk voor Princess Mononoke), maar Miyazaki was nog niet ervaren genoeg om alles in elkaar te doen passen. Nausicaä is niet zijn meest verfijnde werk, maar het is fascinerend om te zien dat de man bijna dertig jaar geleden al ongeveer wist waar hij heen wou, en dat dat precies het punt is waar hij op zou uitkomen.

1 augustus 2011

Lupin III: The Castle of Cagliostro (1978)

Hayao Miyazaki, een levende legende. De grote pief van de Oosterse animatiefilm. De enige niet-Engelstalige persoon die een Oscar voor beste animated feature bezit. De Messias van de animé. De Obama der tekenfilms. Enfin, die Miyazaki, dat is me er wel eentje. Met een handvol van de beste animatiefilms aller tijden op zijn palmares heeft die man een ijzersterke reputatie, een grote fanbase en een onwaarschijnlijke hoeveelheid krediet opgebouwd.

Maar zijn filmdebuut valt eigenlijk moeilijk te vergelijken met Miyazaki's verdere oeuvre. The Castle of Cagliostro is niet zomaar een opzichzelfstaand werk, maar een onderdeel van de Lupin III reeks. Een franchise die bestaat uit manga, een tv-serie, tv-films, tv-specials en een handvol films die een grote release kregen: The Castle of Cagliostro was de tweede feature film binnen deze serie. Als je een film op zo'n stevige fundering op moet zien te bouwen, is er altijd een heel reëel gevaar aanwezig dat nieuwkomers zich buitengesloten zullen voelen. Het is immers niet evident om iedereen aan te kunnen spreken, en in vele gevallen wordt de basis ofwel niet uitgelegd (vervelend voor nieuwelingen), ofwel wordt het op een weinig subtiele manier allemaal te snel vermeld (wat dan weer vervelend is voor fans van de serie). Miyazaki's grootste verdienste in deze film is misschien wel dat hij deze val vakkundig heeft kunnen ontlopen.

De achtergrond en de relatie tussen de vijf personages die aan de franchise gebonden zijn worden namelijk heel goed neergezet. Toegegeven, het zijn niet de meest uitgediepte personages, maar toch voelt het op geen enkel moment geforceerd aan. Of het nu via dialoog uitgelegd wordt of iets fijnzinnigere situaties het over moeten brengen; de film maakt duidelijk wie wie is, zonder dat dat op een al te lompe manier gedaan wordt. We krijgen geen inleidende tekst als "Dit is Lupin, hij is een dief. Dit is zijn kompaan", of iets gelijkaardig. Als kijker die geen idee heeft wat een Lupin III nu precies is kon ik dat meer dan appreciëren. Je bent niet die idioot die nog even gebriefd moet worden terwijl de rest geïrriteerd op jou zit te wachten.

Kort samengevat: Lupin III is theoretisch gezien de kleinzoon van Arsène Lupin, een fictief personage bedacht door Frans schrijver Maurice LeBlanc. De originele serie was één van de eerste animé-series die naar een volwassen publiek gericht werd en zou over de jaren een gigantische fanbase ontwikkelen in Japan. Het verhaal van deze film is daarmee slechts één van de vele avonturen van Lupin de derde, die zelf ongeveer gezien kan worden als een Oosterse Robin Hood: een goedhartige dief, die vooral van de rijken/slechteriken steelt. In The Castle of Cagliostro onderzoeken Lupin en zijn kompanen een valsmunterij-zaak en proberen ze een prinses te redden van de kwaadaardige Graaf Cagliostro.

Het verhaal doet de ronde dat Steven Spielberg en George Lucas grote fans van deze film zouden zijn. Spielberg wordt zelfs geciteerd (al is daar niet meteen een duidelijke bron voor te vinden) dat hij The Castle of Cagliostro "één van de beste avonturenfilms ooit" genoemd zou hebben. In hoeverre dit op waarheid berust is moeilijk te zeggen, al heeft die Spielberg-quote het wel tot op het DVD-doosje geschopt. Goed, DVD-citaten moet je tegenwoordig met een flinke korrel zout nemen (mijn verbazing was groot toen I Am Legend toch niet "one of the greatest movies ever made" bleek te zijn), maar het zou me op zich allerminst verbazen moest Spielberg dit effectief gezegd hebben (of George Lucas dat ook vindt kan mij - en hopelijk ook jou - al lang niets meer schelen). De sfeer die doorheen deze film heerst kan makkelijk met Indiana Jones vergeleken worden: de mix van avontuur, actie en humor, het coole, niet altijd even serieuze hoofdpersonage, de sterk aanwezige sidekicks, ... Het heeft dezelfde losse, amusante toon als Indiana Jones, zonder dat de actie of het avontuur daardoor te slap uitvalt. En om die verhouding in balans te krijgen is flink wat fingerspitzengefühl van de regisseur vereist. Het is niet alleen een kwestie van alles fris te houden, maar ook om je hele film één stabiel gevoel mee te geven. Dat is tegenwoordig vaker en vaker in probleem, denk bijvoorbeeld maar aan de Transformers-franchise die onder een karrenvracht misplaatste 'humor' gebukt gaat.

Zoals je ook wel zou verwachten ligt het tempo van The Castle of Cagliostro daardoor vrij hoog. Het ruim anderhalf uur is een flinke trip zonder dat er ooit een doods moment in zit. Narratief belangrijke scènes worden gered door de dialoog en toffe personages, actiescènes zijn zeer intens (en door de toevoeging van swingende muziek een genot om volgen), en als de film op een bepaald moment over dialoog noch actie beschikt wordt er wel een of ander James Bond-achtig gadget bovengehaald. Daardoor is de film ook redelijk divers: achtervolgingen per auto of te voet over daken, gevechten met zwaard of pistolen, en een climax in een kerktoren die sterk doet denken aan die van The Great Mouse Detective. Er gebeurt veel in de film zonder dat het repetitief wordt, en daardoor is het allemaal heel erg veel fun. Het voelt nooit aan alsof er een lege pagina in het script gelaten werd om een actiescène in te voegen, maar alles werd in functie van het plot geschreven. In min of meer elke actiefilm die tegenwoordig gemaakt wordt dienen de actiescènes geen echt nut. Als er al relevante informatie aan het publiek verteld moet worden gebeurt dat na de actiesequens wel even verbaal. In het script moet zoiets staan als "EXPLOSIE! KNAL BOEM ratatata alleskapotalleskapotalleskapot - Janneke vertelt Mieke welk plot-device hij net gezien heeft". Die halfbakken actiefilm-mentaliteit vinden we hier gelukkig niet terug.

Het enige echte probleem met deze film is de animatie. In het eerste geval is die qua stijl niet altijd even geweldig, al is dat uiteraard puur smaakgebonden. Het is niet die nogal typische Japanse stijl vol scherpe neuzen en gigantische ogen, maar eerder... wel, ik zou zeggen een soort realisme als Cowboy Bebop, maar dan getekend als een heel wat minder slordige vorm van Shin Chan. Het is zeker niet lelijk en op vlak van omgevingen kan je de film weinig verwijten, maar sommige personages missen bij momenten visueel een beetje diepte. Wat echter niet door smaak kan afgewimpeld worden is de animatie zelf, die veel goedkoper oogt dan latere Miyazaki-werken. Gezien het geen heel grote productie is (en inmiddels al ruim dertig jaar oud is en dus volledig met de hand getekend werd), kan ik daar begrip voor opbrengen, maar verwacht niet de vloeiende, 30 frames per seconde animatiestijl waar we tegenwoordig aan gewend zijn. Cagliostro is zeker niet slecht qua animatie en het heeft wel een zekere charme, maar die charme kan niet vergeleken worden met de pracht van Miyazaki's latere werken.

Moge het duidelijk zijn: Miyazaki heeft zijn start niet gemist. Dit is een sterk genietbare, heel erg toffe animatiefilm die iedereen zal kunnen onderhouden. Binnen Miyazaki's universum (of zijn het meerdere universa?) is het echter wel een film die de stempel van zijn regisseur niet echt draagt. De film is veeleer gegrond in realisme, en hoewel daar uitzonderingen op zijn (een auto die tegen een quasi verticale muur oprijdt, bovennatuurlijk goede huurmoordenaars, etc.), kan je The Castle of Cagliostro moeilijk fantasy noemen. Geen vreemde creaturen, geen geesten, geen zwevende kastelen en geen vliegende varkens. Hoewel het absoluut geen film is waar hij zich voor moet schamen - integendeel - is er een reden waarom het Ghibli-stempel achteraf niet op deze film gedrukt werd. Dat zou pas bij Nausicaä of the Valley of the Wind veranderen: ook een film die in een pre-Ghibli tijdperk werd geproduceerd, maar die tegenwoordig toch in de geschiedenis van het productiehuis wordt opgenomen. The Castle of Cagliastro staat daarvoor te ver verwijderd van de typische Ghibli-film, maar laat u daardoor niet afschrikken om het een kans te geven. De hand van de meester is misschien nog niet overduidelijk, maar die was ook niet helemaal nodig. Hij mag dan wel niet zo memorabel zijn als Miyazaki's latere werken, maar The Castle of Cagliostro is boven alles een heel erg amusante zit.

Doe de Miyazaki!

Sterk gewaardeerde bloglezers: u weet dat de productiviteit hier niet altijd even hoog ligt, en al helemaal niet wanneer school er tussen komt. Nu Augustus is aangebroken en er weer eens een tijd van studeren en herexamens aankomt zou u misschien verwachten dat de comateuze toestand weer om het hoekje komt kijken, maar niets is minder waar deze keer. Sterker nog: ik plak er een heuse themamaand aan vast.

Gedurende de komende maand staat Not A Tumor in het teken van de grijze Jap met de zwarte wenkbrauwen: Hayao Miyazaki. Op Akira Kurosawa na misschien wel de belangrijkste Japanse regisseur aller tijden, de man die animatie tot een kunstvorm heeft verhoogd. Zijn tiendelige filmografie zal chronologisch doorgelicht, gewogen en gewaardeerd worden terwijl ik mij in mijn schoolboeken stort. Veel plezier ermee.