31 december 2009

Return of the Living Dead (1985)


Horrorkomedies zijn een lastig genre; veel te vaak hervallen deze films in enkele briljante of memorabele scènes waar het verdere anderhalf uur op wordt gevuld met saaie, flauwe en ongeïnspireerd gerommel. Return of the Living Dead is echter anders, wat je ook wel mag verwachten van Dan O'Bannon, de man (2 weken geleden helaas overleden) die - samen met zijn onafscheidelijke schrijfpartner Ronald Shusett - Alien neerpende.

Return of the Living Dead is een satire op die heel bekende zombiefilm van George A. Romero. Na enkele minuten blijkt al dat de klassieke regels die in deze opperzombiefilm werden gesteld hier niet gelden; het vernietigen van de hersenen blijkt geen effective manier om zombies uit te tellen. Hieruit volgt meteen de frisheid van het script wanneer de personages andere oplossingen proberen te vinden; het lichaam in stukken snijden blijkt niet te werken, dus verbranden ze hem maar in het nabijgelegen crematorium waarna de èchte shitstorm kan beginnen. Puristen en Romero-fans van het eerste uur zullen dit al genoeg vinden om de film af te stempelen als een flauwe ripoff, maar de gemiddelde zombiefan zal zijn lach niet kunnen onderdrukken wanneer een zombie - na een aanval op een politieagent - zelf om versterking vraagt aan het korps.

Return of the Living Dead weet zijn toon steevast perfect te leggen. Het wordt nooit zo hilarisch als Evil Dead II, nooit zo'n gore-festijn als Braindead en zeker niet zo serieus als de Rommero-films. O'Bannon maakt plaats voor geslaagde grappen, maar ook zijn personages krijgen de tijd om te groeien en en dit zonder in te boeten aan spanning. Return is een allrounder die zijn memorabele scènes (Tarman!) weet aan te vullen met een boeiend verhaal en subtiele dialogen. Het meest originele is echter nog de rationaliteit van de personages; nooit vallen ze in genreclichés (ik zal eens eventjes op mijn eentje gaan onderzoeken!), maar het overgrote deel van hun acties kunnen rekenen op een inwendige "ja, dat zou ik ook doen", wat opzich al een hele prestatie is.


8.5

In the Loop (2009)

Enkele maanden geleden kwam ik voor het eerst in aanraking met 'In the Loop', een politieke farçe die zich ontpopte tot één van de meest intelligente komedies van niet enkel dit jaar, maar ook verder daar buiten. Ook nu na een tweede kijkbeurt weet In the Loop dit te valideren en komen andere grote komedies van dit jaar - zoals het populaire The Hangover - niet eens in de buurt van dit veelzijdige stukje Britse hilariteit.

Naast het prachtig uitgewerkte script is vooral de diversiteit van In the Loop de grote troef. Prominent aanwezig is de politieke silliness, elke politicus denkt wel dat hij iets kan veranderen. De zekere grootheidswaanzin blijft doorheen de hele film het belangrijkste element en biedt met het bittere contrast de constante binnen de film. Maar daarnaast is er nog genoeg te zien; Chris Addison heeft een bepaalde Napoleon Dynamite-flair in zijn doen en Peter Capaldi blinkt uit in enkele oerdegelijke scheldpartijen die elke keer voor een flinke lach zorgen. Jammer dat de film buiten de USA en het Verenigd Koninkrijk nauwelijks een doelgroep lijkt te vinden, want deze bijzonder sterk geschreven komedie is een van de parels van het jaar.

9.0

30 december 2009

Oldboy (2003)


In het goede gezelschap van ondermeer de Duitsers en wij Belgen kende ook de Koreaanse cinema de afgelopen jaren een enorme evolutie. Centraal binnen deze manifestatie staat Chan-Wook Park; net als zoveel Aziaten een workaholic die aan een enorm snel tempo films afwerkt (maarliefst zes in het voorbije decennium) waaronder één volledige wraaktrilogie, waarvan Oldboy zijn grote internationale hit werd.

Oh-Dae Su is het Koreaanse equivalent van onze marginalen: luidruchtig, ontrouw en altijd vervelend. Tot hij plots - schijnbaar uit brute pech - ontvoerd wordt. Na vijftien jaar lang in opsluiting te leven wordt hij weer vrijgelaten, zonder één woord uitleg. Zoekend naar zowel antwoorden als wraak gaat hij een restaurant binnen waar hij na een korte maaltijd ("vengeance is a dish best served cold", maar ook nat en glibberig blijkt te smaken) een metgezel vindt. Wat volgt is een fantastische thriller die steeds onvoorspelbaar en lichtjes excentriek is. Veel memorabele scènes volgen elkaar op en houden het tempo hoog, met hier en daar een actievolle of snel-even-wegkijken verrassing.

De stevige horror-reputatie die de film toegeschoven krijgt is dan ook alleszins compleet uit de lucht gegrepen. Kijkers met een zwakke maag kunnen met een gerust hart de film starten, want verwacht hier zeker geen Saw-toestanden, maar vooral psychologische horror; korte gruwelijkheden waren zelden zo suggestief als hier.

Het ware spektakel is vooral te vinden in de visuele flair van Oldboy. Chan-Wook Park trekt alles uit de kast om de kijker mee te sleuren en gebruikt daarvoor allerhande techieken; de film komt steevast inventief uit de hoek en actiescènes zagen er zelden zo strak uit. De casting benadrukt dit alleen maar; hoe goed Choi Min-Sik en Yu Ji-Tae ook zijn, het is in hun samenspel dat ze beide echt spetteren. Een mooie metafoor voor de film zelf, waar de techniek, narratief en script als som nog beter is dan de (briljante) delen.

9.5