31 december 2010

Frits en Freddy (2010)

De meest zelfzekere Vlaamse film in zeer lange tijd, zoveel is zeker. Doordat producenten Mark Punt en Guy Goossens gedeeltelijk zelf voor de financiering van Frits en Freddy zorgden moeten ze nu maarliefst 350.000 (!!!) bezoekers lokken om nog maar uit de schulden te komen. Gezien de Vlaamse film het tegenwoordig zéér goed doet, de propaganda voor deze film enorm was en de mond-aan-mond zijn werk goed doet (de zaal waar ik was zat overvol, en dat op een donderdag) is dat geen onmogelijke opdracht, maar toch op zijn minst dapper. En daar sta ik dan als nietsbetekendende internetrecensent, klaar om een finaal oordeel uit te spreken. En... hoe zou ik het überhaupt over mijn hart kunnen krijgen deze film af te raden? Frits en Freddy is een straatartiest die slechts een handvol van je kleingeld vraagt, en in ruil bieden ze echt wel degelijk entertainment.

Geschreven door Mark Punt en geregisseerd door Guy Goossens. Dit duo bracht ons eerder de volprezen serie Matroesjka's, dus je weet al dat het om te lachen is. Ditmaal geen Russische prostituees of oerdegelijk geweld tegen vrouwen, maar een onvervalste 'Fargo met een hoek af'. Kidnappers en gekidnapte bekokstoven samen een plan, waarna vanalles misloopt. Allesbehalve origineel, natuurlijk, maar uiteindelijk werkt dit uitgangspunt (inmiddels al behoorlijk cliché) verrassend goed.

Al is er nog wel wat meer te beleven dan enkel dat, natuurlijk. Frits en Freddy zijn twee broers die bijbels verkopen en ook al eens iemand durven overvallen. Wanneer ze bij Wim Opbrouck binnen- en buitenwandelen (op zoek naar zijn zwart geld) binden ze hem vast. Maar de antihelden hebben de pech dat Opbrouck een maffiabaas (of iets in die trend) is, dus hij gaat bij hen op bezoekt en blaast de auto van de broers hun moemoe op. Waarop zij dan weer zijn vrouw kidnappen en naar de Ardennen trekken. Onderweg kidnappen ze per ongeluk ook nog een politieagent en een liftster, want zo'n dingen gebeuren nu eenmaal. Ondertussen is er natuurlijk heel wat te doen rond allerhande zaken, zoals daar zijn losgeld (oké, een mix van Fargo en The Big Lebowski is misschien een meer gepaste omschrijving), de camionette van de buren en de Freddy die 'ne gevaarlijke zot' is.

In ware Woestijnvis-stijl (ookal heeft dat productiehuis hier niets mee te maken; we zien toch grotendeels dezelfde gezichten) is Frits en Freddy een bijzonder amusant kijkstuk met meerdere grappen waarvan je hardop zal moeten lachen. Het verschil tussen takken en wortels, een chihuahua verpletteren onder een staande klok, ... het zijn allemaal bijzonder geslaagde gags. Maar het beste aan de film is ongetwijfeld de interactie tussen de broers Frits en Freddy. Door de compleet perfect op elkaar ingespeelde Peter van den Begin en vooral Tom van Dyck (de beste Vlaamse comedy-acteur, met gemak) valt er altijd wel iets te lachen. Er zit duidelijk zoveel speelplezier binnen die twee personages dat je gewoon geen hekel aan deze film kan hebben, daar is het allemaal veel te plezant voor.

En ook de rest van de cast wordt aangevuld met sterke rollen. De altijd even droge Frank 'vuilen absjaar' Aendenboom, de jammerende Lukas van den Eynde, een charismatische Tania Kloek, brulaap Wim Opbrouck, etc. etc. Een verzameling grote Vlaamse acteurs die allemaal sterk staan te spelen. En dan is er nog Erika van Tielen: schoon snoetje en allerminst onaardig om naar te kijken, maar dat acteren gaat haar toch niet goed af. Toegegeven, het is haar debuut en ze staat tussen gevestigde waarden, maar ze verbleekt er toch compleet naast. Ze zou er goed aan doen eerst wat ervaring op te bouwen bij enkele TV-programma's, want ze is duidelijk nog veel te groen achter de oren om met de echte acteurs mee te spelen, ookal is het maar een kleine rol. Maar het is zeker niet zo storend dat het je uit de film zal halen, want als dat wel het geval is moet je jezelf maar eens tegen het hoofd slaan om je eraan te herinneren dat je naar Erika van Tielen zit te kijken: acteren komt op de tweede plaats.

En hoogstaande cinema is dit natuurlijk niet. De ontknoping zie je van kilometers ver afkomen en enige spanning zit er hoegenaamd niet in. Frits en Freddy is er puur om je ermee te amuseren, en slaagt daar sterker in dan veel grote producties die van over de grens komen. Eén van de meest amusante én grappigste films dit jaar, dus trommel maar snel 350.000 vrienden op en ga dit zien!


Wat ook opviel was dat het geluid in mijn bioscoop bijzonder zwak stond. Geen idee of dat aan de geluidsband of de cinema lag, maar het stoorde wel.

29 november 2010

It Came from the West (2007)

Wanneer je als Deense filmmaker een kortfilm in elkaar wil flansen heb je een origineel idee nodig om een publiek aan te trekken. Beginnen doe je met zombies: iedereen houdt nu eenmaal van zombies, daar kan je weinig fout mee doen. Vervolgens wil je een originele setting: het wilde Westen van cowboys en indianen past perfect. Een zombiewestern is een prima onderwerp om een aangename kortfilm over te maken, maar zoiets kost nu eenmaal centen. Je moet grote western-sets bouwen, je acteurs aankleden, zombies schminken, etc. etc. Op zo'n momenten komen de échte genieën met inspiratie, en zo ook Tor Fruergaard: niet alleen vond hij een manier om de kosten te besparen, maar ook om zijn kortfilm nog origineler te maken: It Came from the West is namelijk een poppenfilm.

En meer moet je niet weten: als je nu nog niet héél veel zin hebt gekregen om deze kortfilm op te zoeken is er iets mis met je. En je zal niet teleurgesteld worden, want naast het hoogst originele uitgangspunt is de uitwerking hier ook van een hoog niveau. De film vliegt met zijn 17 minuten belachelijk snel voorbij, door een hoog tempo aan te houden en over genoeg originele ideeën te beschikken zodat er geen zinloze schermvulling nodig is. Een naakte zombiepop wordt met dynamiet bestookt, enkele poppen worden in brand gestoken én er komt een door stoom aangedreven kettingzaag met ingebouwd kanon kijken. Er zit genoeg schwung in het script om fris te blijven en het fun-niveau doet denken aan klassiekers als Evil Dead II of Braindead. En dan is er nog het typische poppen-effect: een cowboy-handpop moet nog maar via de klapdeuren het saloon binnenlopen of het is al geweldig amusant, door de wilde bewegingen en de twee stokjes die de armen bedienen. Het design van de poppen is geweldig (elke wijziging qua gezichtsuitdrukking is een grijns waard), de muziek is heerlijk authentiek en het hele stijltje is eigenlijk simpelweg perfect. Het had in principe vooral langer mogen zijn dan de 17 minuten dat het nu duurt, maar je merkt gewoon dat de film met deze lengte enorm veel tijd en werk gekost heeft. Een magistrale kortfilm.



25 november 2010

Dazed and Confused (1993)

De psychedelische hippies van de 60's, de flamboyante 80's disco of de turquoise trainingsbroeken en grunge van de 90's: elk decennium van onze moderne cultuur vult zijn eigen unieke definiëring anders in. De 70's worden wat dat betreft vooral bepaald door de mentaliteit: de jeugd in die tijd bestond voor een groot deel uit slackers die met niets anders bezig waren dan feestjes, hun hoeveelheid weed en de populaire muziek. Oftewel: Sex, Drugs and Rock 'n Roll!

Het is de laatste schooldag, de zomer staat voor de deur, de vogeltjes fluiten en laatstejaars ontgroenen de nieuwelingen door ze te vernederen of een ravage aan te richten op hun achterwerk. Vanuit dit gegeven introduceert Linklater een tiental personages, en daar houdt het ongeveer op. Net als in veel van zijn andere films (waaronder het populaire Before Sunrise en Before Sunset) verloopt Dazed and Confused zonder een duidelijk plot te introduceren. Van een traditioneel narratief is geen sprake, het voelt aan alsof iemand een camera heeft vastgenomen en afwacht wat er allemaal nog zal gebeuren. Alsof hij een antropologische documentaire aan het draaien is volgt Linklater de personages een slordige 24 uur lang, zonder dat er eigenlijks iets noemenswaardig gebeurt. Oppervlakkig gezien klopt die aanname: veel meer dan een dag school en 's avonds een feestje zien we niet, en dat zal sommige mensen afstoten. Door de combinatie van het hoge tempo en de compacte speelduur zal Dazed and Confused nooit vervelen, daar krijgt het de kans niet toe, maar de film zal volgens sommigen ongetwijfeld wat drive missen. Motivatie, een doel, duidelijk aangegeven hoofdpersonages: het ontbreekt allemaal. Maar de film heeft dat in feite absoluut niet nodig, want dit is niet zozeer verhalende cinema als misschien wel de ultieme coming-of-age film.

Een greep uit de personages: Randall 'Pink' Floyd (Jason London), de populaire atleet wiens nieuwe stoner-vriendenclubje voor problemen zorgt. Mitch, de eerstejaars die Randall als mentor leert kennen. Mike (Adam Goldberg) en Tony (Anthony Rapp), twee geeks die voor een keer ook eens gaan fuiven. Fred O'Bannion (Ben Affleck), die zijn laatste jaar opnieuw doet en nu opnieuw de eikel mag uithangen. Slater (Rory Cochrane), de ultieme stoner die altijd high rondloopt en zich vragen stelt over aliens en of George Washington zelf geen pothead was. En dan is er nog Wooderson (Matthew McConaughey), die jaren geleden afgestudeerd is maar bij de jongeren blijft rondhangen omdat hij zijn status niet wil opgeven. Dat, en de meisjes natuurlijk ("I love high school girls man: I get older, they stay the same age."). Volgens sommigen zijn dit stereotypen, maar niets is minder waar: dit zijn juist de archetypen van de schoolperiode, die zelfs buiten de 70's herkenbaar zijn. Zij vormen de kracht van Dazed and Confused, want in tegenstelling tot veel gelijkaardige films zijn deze personages veel meer dan deze korte beschrijving. Dit zijn diepgaande, veelgelaagde personages die niet beperkt blijven tot één duidelijke karaktertrek. Je voelt oprechte sympathie voor Pink, een soort triestige haat voor O'Bannion en een meelevende afkeer voor Wooderson. Het kan bijna niet anders of deze film is autobiografisch: de personages voelen gewoon ècht aan. Het zal uiteindelijk ook wel geen toeval zijn dat Linklater een aantal processen cadeau kreeg van zijn jeugdvrienden, maar door uit zijn eigen ervaring te putten is Dazed and Confused pakken interessanter dan veel van zijn genregenoten

Tussen al de banale gebeurtenissen door vinden een groot deel van deze personages levensbepalende momenten van helderheid, dewelke met een ongezien krachtige subtiliteit neergezet worden. Aangezien dit in feite een tienerkomedie is verwacht je zo'n ingetogen aanpak niet: wanneer een personage zich plots realiseert wat hij met zijn leven gaat doen verwacht je vuurwerk, overacting en een muzikaal orgasme, maar in Dazed and Confused wordt zo'n moment meegegeven met één enkele blik. Dat is een ode aan de acteurs (deze film heeft bijzonder veel huidige sterren voortgebracht), en door die intieme aanpak ervaar je Dazed and Confused veel sterker dan menig ander coming-of-age verhaal. En dat zit dan ook nog eens verpakt in een bijzonder authentieke en sfeervolle film. Bekijk bijvoorbeeld onderstaande scène eens.



De manier waarop McConaughey als een koning binnenloopt, die fenomenale muziek (naast Dylan staat de soundtrack vol met meesterwerken van ondermeer Alice Cooper, Aerosmith, Black Sabbath, Foghat, Lynyrd Skynyrd, Deep Purple, Kiss, etc. etc.) en dan is er nog die prachtige aankleding van set én kostumering. Het zorgt ervoor dat Dazed and Confused een complete film is: je leeft mee, geniet van elke seconde en kan eigenlijk niet wachten om de avond met deze personages nog eens opnieuw te ondergaan. Een meesterwerk.

12 november 2010

Sint (2010)

Ik ben een man van simpele smaken. Zie ik een actiefilm getiteld Kick-Ass, dan wil ik dat hij grote hoeveelheden ass kickt. Zie ik een drama getiteld Remember Me, dan wil ik dat het memorabel is. Zie ik echter een horrorfilm getiteld Sint, dan verwacht ik een cheesy horrorfilm (mogelijk horrorkomedie) die handelt over Sinterklaas. En eigenlijk is dat met Sint niet echt het geval.

Begrijp me niet verkeerd: Sint is an sich een adequate horrorfilm, daar kan je weinig over zeggen, maar er schuilt zo belachelijk weinig plezier in. Bij een Sinterklaashorrorfilm wil ik droge oneliners, stevige suspense en vettig plezier. Wat ik niet wil is een zoveelste archetype van een slasherhorror à la Halloween, Friday the 13th of Scream. Want helaas, helaas, driewerf helaas: meer is deze Sint echt niet. Het hele verhaal rond de kwaadaardige Sinterklaas wordt compleet serieus gebracht, en de pogingen tot humor (die zelden echt goed uit de verf komen) staan steeds los van het figuur, maar teren op het feest errond. Grappen als "ik dacht dat we dit jaar geen Sinterklaas zouden vieren?" vormen de enige poging om de sfeer te verlichten, terwijl de Sint uitgespeeld wordt als de Freddy Krueger van A Nightmare on Elm Street, waar de film vooral nood heeft aan de Freddy Krueger van A Nightmare on Elm Street III: Dream Warriors. Er zitten geen knipogen in de film, het verhaal wordt hautain uitgespeeld als een normale horrorfilm, en waarom heb je dan überhaupt Sinterklaas nodig? Na al de negatieve commentaar rond de film verwacht je dat er ook effectief iets met dat gegeven gedaan wordt, maar meer dan een misvormde, moordende Sinterklaas komt er niet. Dat de oudere generatie daardoor automatisch naar lucht moet zoeken wil helemaal niks zeggen. En door het gegeven dat Sinterklaas als schurk zo saai en plat is, speelt de hele film verder met de handrem op.

Voorbeelden zat daarvoor: Sinterklaas zelf vermoordt ruw geschat twee personen, de rest wordt allemaal gedaan door zijn "zwarte pieten". Tussen aanhalingstekens, want van echte zwarte pieten valt hier niet meer te spreken. Geen zwartgeschminkte blanke mannen met zwarte krullen en gekleurde pakjes. Deze zwarte pieten zijn niets anders dan Tolkien's Uruk-hai: vuil, grauw, bedekt met klassieke bepantsering en wapens en een flink misvormd smoelwerk. Natuurlijk, daar is een reden voor gegeven aan het begin van de film, maar dat maakt allemaal niet uit: dit zijn geen zwarte pieten. Maar goed, een film waar een troep Uruk-hai een hoop Nederlanders vermoordt klinkt nog altijd behoorlijk tof? Wel, ook dat steekt flink tegen, want een ruime meerderheid van de liquidaties gebeurt offscreen. De camera focust op een personage, spanning wordt opgebouwd, en vervolgens wordt het personage gegrepen door iemand die we niet zien: einde scène. Het is altijd hetzelfde verhaal tegenwoordig. Vroeger waren originele moorden hét hoogtepunt van het horrorgenre, zelfs iets waarop je de hele film op kon afrekenen. Deze Sint laat zeer weinig expliciet zien, en wanneer het dat wel doet is het weinig meer dan een ledemaat dat wordt afgehakt, waardoor je een bloedspuwende stomp van een arm of nek ziet. Het is Sinterklaas. Kinderen krijgen speelgoed. Je kan probleemloos tientallen originele, amusante afstraffingen bedenken met dit gegeven, maar neen: in Sint zien we niet één keer iets dat blijkt geeft van enige creativiteit.

En ja, dat is een film beoordelen op iets wat het niet is, maar in dit geval is het een film beoordelen op wat het had moeten zijn. Sint is een horrorfilm waar Sinterklaas in geplakt werd, en geen film die rond Sinterklaas werd gemaakt. De enige motivatie kan dan ook niets anders dan de financiële kant van de controverse zijn, want er zit duidelijk geen liefde in deze prent. Het is een routineklus, en zo voelt de film dan ook aan: Sint is vooral heel veel gemist potentieel. Het had geweldig kunnen zijn, maar er wordt nooit echt gespeeld met het concept rond Sinterklaas. Dat wil niet zeggen dat dit een slechte film is, zoals ik al zei: Sint is een adequate horrorfilm. De productiewaarden liggen hoog, de effecten zijn overtuigend, het acteerwerk is - voor dit soort film - redelijk (ontegensprekelijk hoogtepunt is de enkele scène met Barbara Sarafian: hilarisch) en er zitten degelijke scènes in. Maar de braafheid van het geheel, het gebrek aan enthousiasme en de verschrikkelijke climax (het zou eigenlijk niet als climax bestempeld mogen worden) maken van Sint een vergeetbare tegenvaller.

6 november 2010

Mega Piranha (2010)

Veertig minuten lang is Mega Piranha een flinke tegenvaller. Een slechte Asylum film, waar piranha's boten opeten en de militaire powerhouse Venezuela vermoedt dat dit een terroristische daad is. Veertig minuten vol lelijke bruine filters, een belachelijke aan 24-grenzende stijl en in het algemeen gewoon heel erg weinig panache. Maar dan weet het op twee minuten tijd zich plots te ontpoppen tot een dubieus meesterwerk van hoge kwaliteit. De reden?



Paul Logan die een stroom aan piranha's bicycle-kickt, alsof hij Mortal Kombat's Liu Kang zelf is. Filmscène van het jaar, makkelijk. En het blijft niet alleen bij dit moment: vanaf het 40-minuten-punt is Mega Piranha een memorabele B-film met heel veel belachelijk coole scènes. Maar goed, ik loop te hard van stapel: Mega Piranha is eigenlijk een Asylum-mockbuster van het eerder dit jaar uitgekomen Piranha 3D, maar omdat de release van die film vertraagd werd was Mega Piranha eigenlijk te vroeg om effectief van die naam te kunnen profiteren. De film gaat duidelijk verder op het succes van Mega Shark vs. Giant Octopus, tot op vandaag makkelijk de populairste Asylum-film: 'Mega' in de titel, een vergeten kindster in de hoofdrol (ditmaal zangeres Tiffany) en zelfs één specifiek shot van een militaire basis dat uit de film gerecycleerd werd. Het lukt The Asylum tegenwoordig zowaar om te parasiteren op het succes van hun eigen films: prachtig. Nu, aangezien dit een monsterfilm is zijn er ruw geschetst twee grote plotmogelijkheden: omdat het ontdooien van een eeuwenoud monster al in Mega Shark vs. Giant Octopus gebruikt werd is het deze keer de beurt aan een gekke wetenschapper die gevaarlijke beestjes nog net een tikkeltje gevaarlijker weet te maken. Deze keer: piranha's. En hoe maak je mensetende vissen nog gevaarlijker? Je geeft ze twee harten, maakt ze hermafrodiet zodat ze aseksueel kunnen voortplanten en zorgt ervoor dat ze iedere 36 uur verdubbelen in grootte. Totaal ongerelateerd: de piranha's zijn ook onverslaanbaar voor wapenrij als pakweg gigantische kanonnen of zelfs een fucking kernbom! SCIENCE!... denk ik toch.

Maar het allertofste is wanneer de piranha's eenmaal een meter of tien hoog zijn. Je hebt dan die geweldig verzonnen wezens, maar er zitten geen mensen niemand in het water. Wat dan gedaan? Wel, de mega piranha's hebben zo hun eigen technieken om toch een hoop slachtoffers te te terroriseren. De meest gebruikte is om gewoon uit het water te springen en face-first op eens mens te vallen, waardoor de piranha na zijn maaltijd - het blijven nu eenmaal vissen - hulpeloos op de grond blijft liggen spartelen. De enige manier om dit probleem op te lossen is door de film te kruisen met Sharktopus, dus moest één van de volgende Asylum-monsterfilms Piranhapus noemen - en laten we eerlijk zijn: die kans is vrij reëel - I called it. De andere populaire aanvalsstrategie die toegepast wordt is zowaar nog effectiever: spring uit een rivier, duik met alle kracht een gebouw in, veroorzaak daardoor een explosie en blijf vervolgens de rest van je leven uit datzelfde gebouw bengelen. Mega Piranha doet zowaar aan Birdemic denken, petje af daarvoor. Het valt ook op dat bepaalde, inmiddels befaamd hilarische scènes hun weg in deze film vonden. Zo is er overeenkomst met Birdemic, maar ook de legendarische confrontatie tussen Samuel L. Jackson en een haai in Deep Blue Sea zit op quasi identieke manier in de film (verander 'haai' in 'piranha' en 'Samuel L. Jackson' in 'willekeurig personage'). Maar het absolute hoogtepunt - geen twijfel - is wanneer je plots een flard van Deadly Prey, tevens nog altijd de coolste actiefilm ooit, ziet voorbijkomen.



Toeval of toch wonderbaarlijk gesynchroniseerde idiotie? Het maakt me niet uit, maar alleen al hierom zou ik filmmaker Eric Forsberg wel kunnen kussen. Goed, tussen de gigantische vliegende piranha's door zien we nog wat amusante scènes. Piranha's die een onderzeeër bijten tot hij ontploft, een vliegdekschip dat gekelderd wordt door dezelfde monsters of zelfs een variant op de alvast legendarische scène in verband met een zekere Mega Shark en een vliegtuig.



U ziet: qua memorabele scènes zit het allemaal wel snor. Maar dé grote moeilijkheid van deze film is het slot: hoe maak je een einde aan honderden gigantische piranha's die zich aseksueel voortplanten en zo'n beetje onsterfelijk zijn (getuige de kernwapens)? Wel, de schrijvers wisten het ook niet precies: de helden weten één piranha te verwonden, waarna de rest van de vissen hem oppeuzelt. Einde. Er wordt een beetje geïmpliceerd dat de piranha's zich hierdoor tegen elkaar zullen keren en elkaar stuk voor stuk zullen opvreten, maar in zo'n gevecht zal er altijd één "last man standing" zijn, die zich dan weer kan beginnen vermenigvuldigen. De enige manier waarop dit einde steek houdt - en dit is toch wel een geweldig gegeven - is wanneer je de logica achter de Mega Shark vs. Giant Octopus finale gaat doortrekken om er van uit te gaan dat in het allerlaatste duel de twee piranha's plots allebei tegelijk zullen sterven. Consequent zijn ze wel, die Asylum-jongens.

24 oktober 2010

The Social Network (2010)

Eenentwintig jaar, actief op het internet en zelfs "ik vind dit leuk" knopjes onder elk artikel. Het mag u verbazen, maar toch ben ik niet actief op Facebook, en het lijkt er steeds vaker op dat ik de enige ben. Andermans levens zijn niet interessant genoeg om op de voet te volgen tenzij ze aangevet of botweg gelogen worden, waar je bij geconcentreerde, "normale" sociale omgang geen last van hebt. En daarbij ben ik ook al geen fan van technologie waarvan de gebruiker eerder slaaf is dan meester. Maar om dat half miljard mensen dat mijn mening niet deelt (dwazen!) een plezier te doen heeft Aaron Sorkin een ijzersterk script geschreven (een adaptatie van The Accidental Billionaires) en mocht David Fincher het allemaal in beeld brengen. De Fincher die zijn strepen verdiende met gewaagde films als Se7en en Fight Club lijkt nu, na eerder ook al The Curious Case of Benjamin Button, nog nauwelijks herkenbaar.

In "de Facebook-film" zien we het ongetwijfeld sterk gedramatiseerde verhaal van Mark Zuckerberg. Nadat hij gedumpt wordt door zijn vriendin - niet onlogisch, want Zuckerberg is een egocentrische, tactloze zak - bezat hij zich en zet de eerste stapjes van het fenomeen dat uiteindelijk 10% van de wereldbevolking zal veroveren. Vervolgens zien we de evolutie van de website en de rechtszaken die Zuckerberg daardoor krijgt aangesmeerd. Deze blok "documentaire" vormt het leeuwendeel van The Social Netwerk, en de grootste verdienste van de film is dat dit nooit vervelend wordt. De film raast aan een hoog tempo voorbij en weet vooral door de vlijmscherpe dialogen te overtuigen. Gesprekken vloeien bijzonder aangenaam voort en weten de zeer specifieke vakjargon zeer goed op te vangen. Het is één ding om termen als "SQL" en "BASIC" zomaar rond te strooien, maar om ze in een mainstream-film te hanteren en toch niemand te distantiëren geeft blijk van een sterk uitgebalanceerd script. Het is ongeveer wat je zou kunnen verwachten dat Quentin Tarantino met een film als The Matrix zou uitspoken. Het is hip, het is aangenaam, het is cool, ookal heb je soms misschien geen idee wat bepaalde verwijzingen precies betekenen. Dat is de voornaamste steunpilaar van de film: haal de frisse dialogen weg en The Social Netwerk is plots een bijzonder flauwe film. Maar omdat de gesprekken nooit vervelen is het makkelijk om je aandacht volledig aan de film te schenken, waardoor de informatiestroom makkelijk op te nemen is. Het doet denken aan Finchers Zodiac, dat een zware informatiestroom volledig uitbouwde op zeer frequente dialogen.

In Amerika wordt de film al bejubeld als "generatiedefiniërend" en "de beste film van het jaar". Waar ze dat precies vandaan halen is mij volledig ontgaan. Dit is vooral een film over de oprichting van Facebook, en dat was voor mij eigenlijk wel een verrassing. Je verwacht - zeker met de opmerkingen uit de USA in het achterhoofd - een commentaar op de sociale situatie die er nu heerst. Een kijk naar het effect dat Facebook gehad heeft. Maar dat komt allemaal nooit ter sprake, en in de plaats daarvan is The Social Network's "B-kant" een verhaal vol platgelopen paden als macht en verraad. Niet dat dat slecht gedaan is: naar het einde toe is er bijvoorbeeld een moment tussen Zuckerberg en mede-oprichter Eduardo Saverin waarbij je hart bijna breekt. Maar iets nieuws is dat niet. Om nog maar eens terug te keren op Benjamin Button: de regisseur lijkt zijn scherpe kant kwijtgespeeld te zijn, en neemt de laatste tijd betreurenswaardig weinig risico's. Mogelijk het enige interessante facet is de manier waarop "de Harvard-ervaring" naar het internet wordt gehaald, waar het weinig verschilt van de normale speelplaats-omgang die wij allemaal hebben meegemaakt. Maar wordt daar ooit expliciet een punt over gemaakt? Betekent die analogie iets? Neen, het lijkt door het gebrek aan aandacht zelfs veel op toeval. Het is jammer dat er niet meer met de mogelijkheden werd gedaan, mede omdat de film een behoorlijk slap einde kent. Niet onlogisch ook: we zitten momenteel op het hoogtepunt van Facebook, waardoor deze film ongetwijfeld te vroeg gemaakt werd. De slotscène komt heel erg plots en hapert duidelijk in de natuurlijke opbouw die een climax hoort te definiëren. Het lijkt mij meer dan waarschijnlijk dat ook Facebook ooit zijn relevantie zal verliezen: dat was het moment om deze film te maken, nu is het gewoonweg te vroeg.

The Social Network is dus het verhaal van een jongen die miljardair werd, waardoor hij distantieert van zijn vrienden en een paar rechtszaken te verduren krijgt. Is het dat waard? Zijn menselijke aspecten in het leven belangrijker dan tonnen geld? Wat je mening daarover ook moge zijn: na het zien van deze film zal daar niets aan veranderen. Door deze oppervlakkigheid weet de film ook geen al te diepe indruk na te laten. Maar als we al de commentaar op wat deze film niet is even achterwege laten is The Social Network wel degelijk een ijzersterke prent. Qua cinematografie en camerawerk is David Fincher subliem als altijd, en ook de sterke soundtrack van Trent Reznor (van Nine Inch Nails) is misschien wel onverwacht, maar ook een grote meerwaarde. In de cast zitten een paar dubieuze beslissingen. Zo krijgt Rashida Jones een veel te kleine rol voorgeschoteld en mist er een onbepaalde chemie tussen de Winklevoss-broers. De reden daarvoor is omdat beide rollen door Armie Hammer gespeeld worden: hij doet dat goed, maar het is quasi onmogelijk om een echte relatie neer te zetten tussen twee personages die je zelf speelt. Onnodig experiment. Maar daarnaast staat Andrew Garfield heel sterk te acteren en ook Justin Timberlake overtuigt verrassend genoeg (de eerste film waar hij geen flashbacks naar *Nsync oproept?). Maar hoofdrolspeler Jesse Eisenberg steelt zowat elke scène waarin hij rondloopt. Hij werd al eens beschreven als een tweede Michael Cera, maar na The Social Network zal je dat niet vaak meer horen. Hij creëert moeiteloos een interessant, vermoeiend personage: een zelfvoldane eikel waar je toch sympathie voor voelt. Eisenberg weet de ironie van het personage (dat het grootste sociaal netwerk werd opgericht door een asociale eenzaat) perfect vast te leggen en levert een bijzonder sterke prestatie. Maar toch... het had zoveel meer kunnen zijn. Generatiedefiniërend is dit allerminst niet. Maar aan de andere kant heb ik mij twee uur sterk geamuseerd met een film over Facebook, dat is ook een zekere verdienste.



Ook te lezen op Filmorama

17 oktober 2010

The Last Airbender (2010)

Het staat buiten kijf dat de enkelingen die M. Night Shyamalan in 1999 al bewierookten tot de nieuwe "master of suspense" inmiddels niet meer in openbare ruimtes mogen treden zonder een mentaal gezonde begeleider. De grootmeester van de beschimmelde cinema is niet bepaald goed bezig: The Happening was een hilarische abominatie van een thriller, waar die beschrijving - min het 'hilarische' - ook wel klopt voor The Village. Unbreakable trok ook al op niet veel (ookal zullen een hoop mensen het daar niet mee eens zijn) en Signs was betrekkelijk matig in al zijn facetten. Het probleem is niet perse Shyamalan's regie - ondanks de frequente fouten toch behoorlijk secuur - maar eerder in het feit dat hij zijn eigen scripts probeert te schrijven, waartoe hij simpelweg niet in staat is. Deze The Last Airbender werd kritisch compleet met de grond gelijkgemaakt (een bijna historisch lage 6% op Rotten Tomatoes) en er werd stiekem al gefluisterd dat dit misschien wel Shyamalan's laatste kans was. Exit Shyamalan, denk je dan, maar omdat een marketingcampagne zichzelf altijd terugbetaalt haalde de film een slordige 300 miljoen binnen en mogen we ons binnenkort alweer opwarmen voor de naar ego-masturbatie neigende Night Chronicles trilogie. Maar goed, toch hoge verwachtingen voor The Last Airbender, want met een film van het kaliber The Happening zou ik meer dan tevreden zijn. De film begint met de gebruikelijke bombastische credits, wanneer...
UUuuuuuuuunnnnnnnnggggggggghhhhhhhhh... de goede hoop is spontaan op bijzonder pijnlijke wijze uit mijn lichaam gemigreerd. Hoe is het toch mogelijk dat dit soort greenscreen-effecten nog geproduceerd worden buiten de jaren 90? Alles schreeuwt fakeheid uit: de belichting, het acteerwerk van deze onbekende gezichten, de diepte, ... je film met zo'n effect starten is dodelijk. En die lijn wordt doorheen het volledige anderhalf uur doorgetrokken met nogal zwakke vuur- en water-effecten die vaak niet weten te overtuigen. En dat op een budget van 150 miljoen, zonder grote namen in de cast: frappant. Die cast bestaat trouwens compleet uit verschrikkingen van acteurs: Dev 'Slumdog' Patel is het herkenbare gezicht, maar staat zich duidelijk te forceren en overtuigt niet. De rest van de grote rollen bestaat uit onbekende gezichten en irritante kinderen, waar vooral debutant Noah Ringer (als hoofdpersonage Aang) een enorm vervelende presence heeft. Goed, het acteertalent is dun gezaaid en Shyamalan lijkt zijn acteurs nooit echt te regisseren, maar ook de personages die gespeeld dienen te worden zijn allesbehalve interessant.
The Last Airbender is namelijk bijzonder fragmentarisch. Het is de verfilming van een volledig seizoen, wat er ook duidelijk aan te zien is. De film valt op te delen in stukken van vijf à tien minuten, waarvan ik zou gokken (aangezien ik de serie nooit gezien heb) dat dat specifieke afleveringen zijn. Daardoor staat de spanningsboog nooit bepaald strak en kabbelt de film steeds maar weer verder naar de volgende aflevering. Maar we krijgen ook steeds kleine stukjes expositie over bepaalde zaken, die allemaal netjes op elkaar volgen: als tv-serie werkt dat omdat je een langere speelduur ter beschikking hebt, waar deze aanpak als film veel te geforceerd overkomt. Dat Aang twee keer ontvoerd wordt in één seizoen zal op zich niet zo erg zijn, maar dat hij twee keer ontvoerd wordt in één film komt bijzonder ongeïnspireerd over. Even dodelijk op dat vlak is de korte speelduur: er werd een half uur aan materiaal geschrapt omdat de conversie naar 3D anders te duur zou worden. Wat overblijft is een film van anderhalf uur, waar geen opbouw in zit en letterlijk elke scène in dienst staat van het plot. Er is geen ruimte om de personages te ontplooien, waardoor ze allemaal bijzonder plat blijven, wat zeker met déze acteurs rampzalig is. Daardoor wordt er beroep gedaan op een narratieve voice-over, die soms bijzonder pijnlijk duidelijk maakt dat deze film langs alle kanten hapert. Zo wordt de jongen verliefd op de prinses van het waterrijk: "they became friends", zegt de vertellende stem, en de volgende scène is dat inderdaad zo. Of Aang die naar het waterrijk moet gaan en zichzelf trainen in het zogenaamde "waterbenden": hij vaart het waterland binnen en de volgende scène kan hij plotsklaps waterbenden. Van een natuurlijk tempo is hier geen enkele minuut sprake.Het wordt zo mogelijk nog erger wanneer er geen voice-over gebruikt wordt. Het achtergrondverhaal van slumdog wordt volledig uit de doeken gedaan in dialogen. Ofja... ongeveer. Een generaal van het vuurrijk staat op, spreekt zijn duizenden manschappen die het verhaal al kennen toe en start een speech over het leven van de prins. Hij begint zelfs met de wijze woorden "as you all know", om vervolgens enkele minuten door te ratelen tegen soldaten die het verhaal dus allemaal al kennen. Nog frustrerender: diezelfde prins die een willekeurig klein jongetje bij zich roept en vraagt wat hij van de prins weet. Het jongetje zegt zijn monoloog op en wandelt dan weer weg: einde scène. Deze knullige technieken stralen een zekere onmacht uit, en hoe rommelig Shyamalan's films in het verleden ook waren: dit is een compleet nieuw niveau van incompetentie. Het lijkt wel het werk van een talentloze debutant, waar Shyamalan onderhand toch al een talentloze gevestigde waarde is. Belangrijkere dingen worden in de film zelfs helemaal niet uitgelegd: Aang mediteert een drietal keer en praat dan tegen een grote draak die blijkbaar altijd hulp biedt. Geen introductie, geen uitleg, gewoon een paar keer een conversatie met een draak. The Last Airbender is behoorlijk saai, rommelig en afstandelijk. Er zit in feite maar één positieve noot in de film: wanneer de benders hun speciale "magische" aanvallen doen gaat dat gepaard met tai-chi bewegingen, soms zelfs in grote choreografieën. Het is bijzonder amusant om iedereen die rare sprongetjes te zien doen, maar daar blijft het ook bij. Zelfs de gevechten die daarop volgen zijn saai: een vuurbender flappert wat met zijn armen en roept een vuurbal op, waarop de andere dan op zijn gemak een grond- of waterschild oproept. Daarop wordt de vuurbender kwaad, flappert nog wat expressiever met zijn armen en roept een grotere vuurbal op, waarop de andere weer een schild oproept. En dat gaat door tot de persoon die het schild oproept een foutje maakt... Enfin, The Last Airbender is dus een aanrader voor iedereen die vijf minuten tai-chi gekte wil zien, en daar een saaie, platte film van anderhalf uur voor wil trotseren. Succes.

3 oktober 2010

Holy Water (2009)

Vier mannen stelen een camionette vol viagra, uit angst voor de gespecialiseerde Amerikaanse politiedienst dumpen ze hun lading in het waterreservoir van hun landelijk dorpje. Een behoorlijk zwakke premisse die uiteindelijk nog veel slechter uitgevoerd wordt dan je op voorhand zou durven denken. Om een duidelijk beeld te schetsen: producent van de pillen - 'Pfizer' - vond het nodig om zowel aan het begin als aan het eind uitvoerig te vermelden dat het absoluut niets met de film te maken heeft.

Volkomen terecht overigens, want Holy Water is een verschrikkelijk debacle van een "komedie". Gedurende het volledige slepend anderhalf uur wist de film niet één lach uit mij te forceren. Hoe krijg je dat voor elkaar? Zelfs enkele van de meest afschuwelijke komedies die we de laatste jaren voorbij zagen komen - zoals pakweg You Don't Mess With the Zohan of Meet the Spartans- wist op een bepaald moment toch wel één klein hah-tje uit mij te sleuren. Holy Water is absoluut een betere film dan die twee producten, al was het maar omdat het niet constant vervalt in willekeurige popcultuur-verwijzingen, maar als je het op vlak van geslaagde grappen niet kan halen van die concurrentie moet je eens flink aan de alarmbel trekken. Dat probleem kent zoveel verschillende oorzaken dat het lastig is om precies een punt uit te kiezen waarop de film het sterkst de mist in gaat. Laten we beginnen aan het slakkengangetje waaraan de film zich voorttrekt: tegen volle gletsjersnelheid - de enkele jaren dat we die vergelijking nog kunnen maken zullen we het ook niet laten - glijdt de film zijn speelduur vol. De viagra wordt ongeveer op het uur in het waterreservoir gedropt, terwijl dat toch het uitgangspunt van de film is. Vooraleer we dat punt bereiken krijgen we zeer weinig te zien: de vier centrale personages die een half uur niets lopen te doen, de lading stelen en dan nog eens twintig minuten niets doen. Die kaping van de blauwe pillen is trouwens de enige amusante scène in de film, "grappig" is een paar stappen te ver, maar dat was alleszins het enige moment waarop er een zwakke opwaartse parabool onder mijn neus te vinden was. Het vervelendste aan Holy Water is dat het door zijn toch wel charmante cast, vrolijke folk-soundtrack en redelijk uitgangspunt over een karrevracht komisch potentieel lijkt te beschikken, maar elke keer dat je denkt "ja, nu gaat het los komen" vindt de film geheel nieuwe manieren om je hardhandig teleur te stellen. Dat voelt aan als het vinden van een portefeuille die steeds met een touwtje verder getrokken wordt: ondanks de goede bedoelingen ben jij het uiteindelijk die er als een idioot naar staat te gapen.

Kinderlijke woordspelingen als "I need a stiff drink" en "We're looking for hardened criminals" zijn het resultaat van creatieve hoogtepunten in het schrijfproces van Holy Water, maar zelfs grappen zo flauw als deze vliegen compleet over je hoofd heen door de verschrikkelijke komische timing. Het is soms wat té subtiel, en dat wil wel wat zeggen over de balans binnen de film die een bepaalde grap kent met als enige ingrediënt "naakte mannenkont". Dat is het eerste uur: saai gezwets met nul goede grappen en zelfs maar weinig slechte grappen. In het laatste half uur zou je dan denken dat dit alles vervalt in goedkope seks- en piemelgrappen, want iedereen in het dorpje zit namelijk vol viagra. In eender welke andere film zou dat een nadeel zijn, maar hier keek ik er toch wel enigszins naar uit... maar zelfs op dat punt weet Holy Water teleur te stellen. De premisse is seksueel pikant op een halfbakken Christelijke manier, maar ook dat punt wordt nooit waargemaakt: de film probeert vooral geen grappen te maken die ook maar bij iemand in het verkeerde keelgat zou kunnen schieten. Dit is een komedie voor hoogbejaarden die al moeten giechelen bij het woordje "seks", en in die optiek is de film een honderdtal jaar te laat gemaakt. Niet dat dat punt consistent doorheen de hele film aanwezig is natuurlijk, want tussen de hamsters die zich 's nachts plots vermenigvuldigen door (geen idee op welke manier de schrijvers denken dat geslachtelijke voortplanting precies beïnvloed wordt door viagra) zijn we ook getuige van twee seksscènes die héél erg Hollywood aanvoelen, iets wat mijn grootmoeder en vrienden vast weer wat minder zouden kunnen appreciëren.

De fout met de hamsters is trouwens niet de enige die gemaakt wordt: de schrijvers hebben duidelijk geen idee hoe viagra precies werkt. In werkelijkheid optimaliseert het simpelweg de bloedtoevoer naar de penis, maar dat zijn details waar de schrijvers zich duidelijk niet mee bezig hielden: in Holy Water is viagra - toch zo een beetje de basis van de hele film - een sterk afrodisiacum. Mannen die het water drinken worden plots botergeil en bespringen alles wat beweegt, terwijl de vrouwen ei zo na een emmer bij de hand moeten houden om hun plotse nattigheid in op te vangen. Geen wonder dat de mannen van Pfizer zich willen distantiëren van de film: het schetst een compleet verkeerd beeld van het medicijn. Ironisch genoeg onderstreept het daarmee waarschijnlijk het publieke idee waardoor het pilletje zo succesvol werd, dus mag Holy Water de bedrijfs- en merknaam ongelimiteerd gebruiken, zolang je maar weet dat het bedrijf er afstand van neemt. Sluwe vossen, die viagranen. Er is welgeteld één erectie te vinden binnen deze film, en die wordt gebruikt als punchline wanneer - houdt u klaar - een garagist niet van onder een auto vandaan kan omdat zijn erectie in de weg zit. Lachen, gieren, brullen. Wel nog iet of wat amusant is de treinramp die Linda Hamilton is: ooit was ze Sarah Connor, nu loopt ze nogal doelloos rond in dit stuk Brits afval. Misschien denkt ze hiermee haar carrière te recupereren? Misschien denkt de regisseur daarmee voor een breder publiek te zorgen? In ieder geval biedt dit absoluut niets behalve een half binnensmondse "Hey, dat is Sarah Connor............ oké dan". Om geheel gepast te concluderen: Holy Water is slap, weet niet waar het mee bezig is, lijkt ondanks zijn korte lengte eeuwig te duren, houdt zich totaal niet overeind en loopt uiteindelijk af met een flinke anticlimax. Als dit de slechtste woordspelingen zijn die u in tijden gelezen heeft mag u van geluk spreken dat u Holy Water niet bent gaan kijken.

2 oktober 2010

The Disappearance of Alice Creed (2009)


The Disappearance of Alice Creed begint met een heel knappe collage, die volledig staat zonder dialoog. Twee mannen stelen een busje, kopen allerhande producten in een doe-het-zelfzaak, isoleren een kamer, stellen een bed op, gooien enkele extra sloten op de deur en zagen houten platen uit ter grootte van de vensters. Waarom weten we nog niet precies, maar de atmosfeer in dit vroege hoogtepunt is zo kil, emotieloos en berekend dat je voelt dat er iets niet koosjer is.

De twee mannen ontvoeren titelpersonage Alice Creed en sluiten haar op in de zojuist opgerichte kamer. Dit is het decor voor het overgrote deel van het komende anderhalve uur: dit is een kleine, intieme film. Gemaakt op een laag budget, grotendeels gefilmd in één ruimte met slechts drie acteurs om het verhaal uit de doeken te doen: dit is oercinema waar geen overdreven poespas bij komt kijken. De 3 voorwaarden om daarin te slagen zijn een goed verhaal, sterke acteurs en een strakke regisseur. Twee van die voorwaarden (het scenario en de regie) neemt debutant J Blakeson voor zijn rekening. Blakeson kiest ervoor om zijn film zo sober mogelijk op te bouwen: geen camerabewegingen waar je je ogen van open trekt of flitsende montages. Hij begint zijn film met een zekere emotionele steriliteit, en stapt later over op iets meer empathisch camerawerk. Wanneer Alice Creed eenmaal een echte rol krijgt toegeschoven laat de film haar ware kleuren zien: hoewel het grotendeels het label 'thriller' waardig is wordt er ook een aanzienlijke hoeveelheid schermtijd besteed aan de emotionele kant van de ontvoering. Niet alleen bij Alice, maar ook tussen de twee schurken wordt een stevige nadruk op de emotionele impact gelegd. Daardoor is het ritme van de film een beetje vreemd: wanneer de film een thriller is werkt het zeer goed en zit je op het puntje van je stoel, maar wanneer de dramatiek meer benadrukt wordt verdwijnt de drive soms een beetje. De film kent daarmee een paar nogal dode momenten, maar lang duren die gelukkig nooit.

Het is ergens wel vreemd dat de film zich zo sterk op de emotionele kant focust, want verder worden de personages nauwelijks uitgebouwd. We leren de motivaties van de ontvoerders niet (er is natuurlijk losgeld, maar verder?) en hun verleden wordt beperkt tot enkele details die benodigd zijn om het plot uit te leggen. Net als in de visuele stijl probeert de film zo klein mogelijk te blijven: er is geen subplot te vinden, maar ook geen grote achterliggende gedachte of moraal. In feite is The Disappearance of Alice Creed een film die alleen bestaat om spanning op te bouwen, en hoewel dat werkt maakt dat de film ook enigszins plat. Alles staat in dienst van het plot, waardoor de film niet uitnodigt tot een tweede kijkbeurt en ook niet lang blijft nazinderen. Wat het wel doet is gedurende het anderhalf uur boeien: Alice Creed is een film die volledig staat op de plottwists. Blakeson trekt een paar keer het tapijt onder je voeten vandaan, waardoor je de situatie weer van een andere kant dient te bekijken. Je wordt verrast door een openbaring, waarna de bal vrij snel weer een andere richting uit gekaatst wordt. Dat zorgt voor een actieve film die niet teveel treuzelt, maar zoals gezegd: bij herbekijken is The Disappearance of Alice Creed gedoemd om saai te worden door het ontbreken van die verrassing.

De cast weet moeiteloos te overtuigen. Martin Compston is een onbekend gezicht, maar overtuigt in zijn emotionele dualiteit. Hij is eigenlijk het personage dat de film moet dragen, en weet zowel sympathie als afkeer op te wekken. Eddie Marsan staat als de tweede ontvoerder te schitteren als altijd: er zijn maar weinig acteurs die echt zo onder je huid kunnen kuipen als hij. De manier waarop hij kan snauwen en schreeuwen (terwijl speeksel in het rond vliegt) roept, ook in combinatie met zijn uiterlijk, authentieke walging op. Maar deze twee sterke acteurs worden net niet van het scherm geblazen door Gemma Arterton, in de rol van het slachtoffer. Gemma is een beetje uitgegroeid tot huidige koningin (of eerder prinses) van de blockbuster, met grote rollen in Quantum of Solace, Prince of Persia: The Sands of Time en Clash of the Titans. Maar deels onverwacht schittert ze hier in een bijzonder rauwe rol: ze zet alle overwegingen in verband met haar imago aan de kant en geeft zich volledig over aan wat de rol vereist. Zo wordt ze naakt vastgebonden op een bed, een prop in de mond geforceerd en komt ze een paar keer onzacht in contact met Eddie Marsans rechterhand. Ze heeft dit niet nodig voor haar carrière, maar doet simpelweg waar de film om vraagt, en dat zullen we andere Hollywood-diva's niet snel zien doen. Als personage dwingt ze medeleven af, als actrice respect. Moest een van deze drie of J Blakeson niet overtuigen was The Disappearance of Alice Creed gedoemd om een flauwe genrefilm te worden. Maar omdat iedereen op hoog niveau staat te presteren is dit een goede film geworden, zij het niets dat we niet eerder gezien hebben.

30 september 2010

Sharktopus (2010)

Koning der B-films Roger Corman heeft duidelijk goed naar Mega Shark vs. Giant Octopus gekeken. De levende legende produceerde deze Syfy-film en alleen al door zijn aanwezigheid is Sharktopus een interessantere film dan het meeste werk dat dit televisiestation eerder al uitbracht. In feite zou je op voorhand al moeten weten wat je te wachten staat: verschrikkelijke speciale effecten, een plot dat in één zin samen te vatten is en bol staat van de pseudo-wetenschap, van het meest lachwekkende acteerwerk dat je ooit zal zien en - in de betere Syfy-films - één bekende kop in de cast. Dat alles is ook hier te vinden, maar toch is er één cruciaal verschil waardoor dit de beste Syfy-film is die ik tot op heden gezien heb.
Syfy is op dit moment nogal verzot op haaien: eerder dit jaar kwamen ze al met Dinoshark, en ook hier gebruiken ze een halve Jaws als centraal monster. De andere helft is echter wat het interessant maakt, want je kan onmogelijk beweren dat een half-haai-half-octopus niet héél erg cool klinkt. Alleen al het idee achter Sharktopus wekt angst en verwarring op. Het mag geen verrassing zijn dat Sharktopus het resultaat is van een gekke wetenschapper die samenwerkt met het leger; de zogenaamde S11 (hoe zouden S1 tot 10 er uitzien?) is een militair project om ongezien in vijandige wateren te kunnen rondkijken. Dat klinkt even subtiel als de luchtmacht die een pterodactyl creëert voor diezelfde redenen. Hij wordt gecontroleerd door een extern apparaat, maar je gelooft het niet: deze hoogtechnologische leiband stopt al vrij vroeg met werken, waardoor er een wilde sharktopus losloopt. Qua design is dit een interessant monster: het hoofd van een haai met daarachter een tiental tentakels, pinnen uit zijn kieuwen en - God weet waarom - een groot gat in zijn buik. Daarmee zijn nochtans veel van de doden waarschijnlijk niets dat je nooit eerder gezien hebt: ofwel zien we iemand op een boot gegrepen worden door een tentakel, ofwel zien we iemand in het water doodgebeten worden. Af en toe wordt iemand met een tentakel gegrepen en dan pas opgegeten, en als de schrijver zich heel creatief voelt wordt er al eens bijvoorbeeld een bungee-springer uit de lucht gehapt . Maar de Sharktopus heeft een nog veel coolere mogelijkheid om mensen te vermoorden: hij kan zijn tentakels gebruiken om op het land rond te lopen. En ookal ben ik geen marinebioloog weet ik toch dat het idee volgens eender welke logica nergens op slaat... maar wat is het een feest voor het oog om een haai rond te zien kruipen als Dr. Octopus in Spider-Man 2.
Deze superhybride werd bedacht door Eric Roberts, de man bij wie iedereen zich aan de scalp zal krabben om zich luidop af te vragen wat hij in deze film komt doen. Hij zat laatst nog in The Dark Knight en eerder dit jaar in The Expendables: zijn carrière is nog lang niet dood genoeg om zich tot Syfy te richten. Zoals altijd speelt hij hier een gigantische douche die Sharktopus moordzuchtiger heeft gemaakt dan de bedoeling was, niet wil dat het vermoord wordt en blablabla. Hij heeft in meerdere scènes een vrij groot glas whisky vast en speelt in die scènes zo overtuigend dat het onwaarschijnlijk lijkt dat Eric niet effectief schuppezat op de set stond. Zijn sexy dochter is een wetenschapster (omdat ze een bril draagt) en gaat samen met een oude vennoot van haar vader op Sharktopus-jacht, dewelke in een totaal onverwachte plotwending verliefd worden. Uiteindelijk is deze dunne plotlijn er alleen maar om wat personages te kunnen volgen, want de Sharktopus is logischerwijs waar de hele film rond draait. Zo zien we - tussen de tientallen schone vrouwen door - een boot waar een visser plots beet heeft. Hij trekt uit volle kracht aan de lijn en haalt uiteindelijk een namaak-vis boven, om zijn vriendin te foppen. En dan komt Sharktopus plots boven en maakt hij de boot kapot. Of we zien twee mannen op een stelling naast een boot. Ze bespreken de beste manier om te sterven wanneer er plots tentakels uit het water opduiken, waarop de dikke, bebaarde man roept: "No, not like this!". Zelfs Roger Corman krijgt een eigen cameo in een scène waar een vrouw - zoals 95% van alle vrouwen in deze film in bikini - op het strand rondloopt met een metaaldetector. Ze vindt een of andere zeldzame munt wanneer ze plots gesharktopust wordt. Roger Corman, die haar van een afstand aan het bekijken was rent daarop naar haar toe, grijpt de munt en is even snel weer weg..
Maar waar Sharktopus zich onderscheidt van eerdere, gelijkaardige Syfy films is in toon. Sharktopus is een slechte film en is daar trots op: er zitten zoveel knipogen in de film dat het geheel bijna een parodie op de traditionele Syfy-film lijkt. Tekenend hiervoor is een dialoog tussen radiopersoonlijkheid Captain Jack en zijn assistente Stephanie, uiteraard in bikini. Wanneer ze het nieuws van Sharktopus ontvangen discussiëren ze er even over, tot de assistente zegt "Maybe they're doing a movie". Captain Jack lacht wat met het idee, maar Stephanie verdedigt het: "I'd watch it". "Yeah, I know you would", zegt Jack, "that's because you're easily amused". Sharktopus is gemaakt om er mee te lachen, en dat werkt duidelijk bevrijdend. Zo is er bijvoorbeeld de geweldige themesong van The Cheetah Whores, met lyrics als "Sharktopus won't be kept at bay, and you can never ever ever get away". Sharktopus is vooral een heel erg plezierige film, en om die reden kunnen we het typerende flauwe plot, rommelige regie, slechte special effects en zoveel meer makkelijk negeren. Dit is één van de eerste Syfy-films die het écht verdient om gezien te worden.

25 september 2010

Intensive Care (1991)

Wanneer Nederlanders het aandurven een horrorfilm te produceren is het altijd iets om te bewonderen. In De Lift was er de dreiging van een lift die mensen vermoordt, en in Amsterdamned kreeg Nederland zelfs zijn eigen Halloween-achtige slasherfilm waar de seriemoordenaar in de Amsterdamse kanalen rondzwom. En met Intensive Care heeft Nederland ook een typisch slechte B-horrorfilm, op quasi elk vlak zo amateuristisch dat het bijna onmogelijk is om als liefhebber van zogenaamde "goede slechte films" niet vol te genieten. Het is cheesy, desastreus geacteerd, kent hilarische suspense-scènes en zelfs een beetje héél erg vreemde starpower. Het staat onderhand bekend als één van de slechtste Nederlandstalige films aller tijden, maar dat is flink overdreven. Voor liefhebbers van kwalitatief minderwaardige cinema is dit een zeer aangenaam schouwspel.

We bevinden ons in een ziekenhuis: we zien een monitor waarop het hartritme van een patiënt wordt bijgehouden, enkele chirurgen die druk bezig zijn, en dan... oscarwinnaar George Kennedy. De man die schitterde in Cool Hand Luke en de Naked Gun trilogie heeft een dagje in zijn agenda vrijgemaakt om een tiental minuten materiaal in te blikken voor deze low-budget, Nederlandstalige horrorfilm. Hallucinant; moest Kennedy zijn carrière in het slop gezeten hebben viel het misschien nog te begrijpen, maar Intensive Care werd in hetzelfde jaar als The Naked Gun 2½ uitgebracht. Ze moeten er flink want geld tegenaan gesmeten hebben om hem te strikken, waarschijnlijk veel meer dan het uiteindelijk waard was. George is aan het opereren en maakt een incisie. "Meneer, dat was de aorta: u moest de galgang doorsnijden". George is niet tevreden met de commentaar van zijn assistent, waarop hij lichtjes gepikeerd zijn scalpel door de galgang en de aorta ramt. "Jij weet er zo veel van, doe het zelf maar!". Oké, ik neem het terug: hij was dat geld duidelijk waard. George wordt bezocht door de voorzitter, een arme Nederlander die het kortste strootje getrokken heeft: hij wordt gedwongen om Engels te spreken, ookal is hij daar nauwelijks toe in staat. Hij zegt dat Kennedy subsidies heeft gekregen om zijn werk verder te zetten, maar dat het hospitaal die geweigerd heeft en zijn experimenten zullen stopzetten. Want, zo zegt hij zelf: "Joe and aai botse know this wesearch isn't worsless: THE PROBLEM IS JOE! Joe don't care about the lifes it kosts!"George is niet tevreden en gaat maar even rondrijden, maar door de roekeloosheid van een andere chauffeur rijdt hij vol in op een vrachtwagen: de motorkap en bumper zijn compleet kapot en de voorruit heeft het ook niet overleefd, maar uiteindelijk heeft hij toch enorm veel geluk, het had namelijk veel erger kunnen zijn. En dan ontploft zijn auto, want dat gebeurt er nu eenmaal als je motorkap kapot is. En dan ontploft de vrachtwagen zelf. En dan de oplegger. En dan explodeert het geheel nog eens in een vuurbal die een tiental meter hoog reikt. Net als in het echte leven.
Zeven jaar passeren. George Kennedy leeft nog, hij ligt alleen in coma en is zwaar verbrand zodat een goedkopere acteur zijn plaats heeft kunnen innemen. Op de afdeling waar hij ligt leren we onze held kennen: Koen Wauters. In de 90's was de zanger van Clouseau nog een type DiCaprio waarvan alle meisjes zot waren en alle jongens het een homo vonden, en speciaal om dat nog eens extra te benadrukken is hij opgemaakt met een kilo mascara. Het is oudjaar en hij is zich flink aan het amuseren door carnavalmaskers op de comateuze patiënten te plaatsen. Maar hey, wat kan je anders van een mannelijke verpleger verwachten. Een nieuwe verpleegster die voor de eerste keer haar ronde doet gaat de coma-afdeling binnen. De arm van de man die voorheen George Kennedy was valt langs zijn bed. De verpleegster gaat kijken en wil zijn masker verwijderen, maar plots wordt ze bij haar hoofd gegrepen en wordt ze de nek omgedraaid. Dit is de badguy in de film: de dokter die door een uiterst explosief auto-ongeval zeven jaar in coma belandde, en daardoor een motivatieloze seriemoordenaar/monster geworden is. Koen belt ondertussen naar zijn liefdesinteresse, Amy, en is teleurgesteld wanneer hij leert dat ze al plannen heeft gemaakt met "de lul met het leren jackie". Koen vindt het maar niets dat zijn vlam al plannen heeft gemaakt voor oudejaarsavond en hangt de telefoon op (uiteraard na eerst een trio voor te stellen, want zo kennen we Koen wel). Hij rijdt naar huis, waar zijn ouders beginnen te klagen wanneer ze merken dat er een grote snee in de hoofdsteun van de auto is gemaakt. Blijkbaar was dit om een of andere reden het tweede slachtoffer van het monster: een hoofdsteun, de schurk! Nu hun ouders weg zijn is het tijd om te jammen: Koen Wauters, Amy en haar broertje Bobby (de namen in deze film...) maken wat muziek. Bobby zit aan de piano, waardoor we hem alleen zijn hoofd kunnen zien schudden. Amy speelt gitaar, maar door knap camerawerk zien we nooit een beeld van onder haar nek. Het is aan Koen Wauters en zijn saxofoon om de scène te dragen en ons te doen geloven dat ze daar met hun drieën muziek aan het maken zijn. Probleem: Koen Wauters kan schijnbaar geen saxofoon spelen. Hij doet een beetje alsof hij in de saxofoon blaast en beweegt zijn vingers soms wel een beetje, maar aangezien er gewoon een jazzy CD over de scène heen wordt gespeeld valt Koentje gigantisch door de mand. Maar goed, het is niet alsof ze de totaal nutteloze jamsessie uit de film hadden kunnen houden, toch?
Een scène later heeft Koen de saxofoon vervangen door Amy en doet hij alsof hij in haar aan het blazen is (ik ben een meester der eufemismes). Wanneer Koen opnieuw ontdekt dat Amy eigenlijk met De Lul Met Het Leren Jackie samen is wordt hij kwaad en stormt hij naar buiten, waar De Lul met een bloemetje staat te wachten: hij heeft alles gezien. Koen loopt naar hem toe: "Je mag er weer bij hoor, ik ben klaar", sneert hij. Daarna lacht hij wat met de bloemen die de arme jongen heeft meegenomen. "Waarom doe je altijd zo gemeen tegen me?", vraagt de jongen, waarop Koen Wauters hem tegen de vlakte bitchslapt. Wanneer De Lul naar binnen wil bedenkt Koen zich en keert hij zelf terug naar binnen. Koen Wauters is een asshole! Terug binnen legt Amy hem uit dat ze niets met hem wil beginnen omdat ze jeugdvrienden zijn: Koen smijt zichzelf op haar. Ze duwt hem weg: Koen trekt haar blouse open en sleurt haar tegen de grond. Koen Wauters is een gigantische asshole! Maar omdat dit slecht geschreven personages zijn mag Koen na deze scène wel zijn Nobelprijs bovenhalen, aangezien Amy last heeft van een soort extreem acuut Stockholm-syndroom. De Lul Met Het Leren Jackie staat nog steeds buiten en roept naar Amy, maar hij is niet alleen: het monster - dat ondertussen dokterskleren heeft aangetrokken - loopt rond het huis en snijdt De Lul de keel over. Maar ook zonder hem tikt de klok even snel. Na deze moord gebeurt er een tiental minuten niets, waardoor Koen Wauters zich zo hard begint te vervelen dat hij de TV aanzet. Hij ziet een reportage over het verdwijnen van George Kennedy uit zijn ziekenhuis, dat abrupt wordt onderbroken wanneer het TV-signaal wegvalt.
Koen probeert wat andere kanalen, maar krijgt overal ruis. Hij zet de TV uit en hoort dan plots iets in de kast naast de TV. Heel erg langzaam wandelt hij naar de kast toe, terwijl hij een paar keer op zijn kat roept. Dit soort scène hebben we allemaal al een aantal keren gezien natuurlijk: de muziek wordt opgebouwd, het duurt een halve minuut eer het personage de twee meter naar de kast toe heeft afgelegd, de spanning wordt sterker en dan.... valt plots het monster uit de kast. Wat? Neen, dit klopt niet: daar hoort de kat te zitten. Of helemaal niets, waarna het monster plots achter hem staat. Goed, op deze manier ontloop je het cliché natuurlijk wel, maar het slaat absoluut nergens op. Het monster dat om geen enkele reden precies deze personages volgt is dus ergens in het voorbije kwartier het huis binnengelopen en heeft zich in de kleerkast verstopt. Erg logisch is dat niet. Hij steekt Koen Wauters een paar keer neer en slaat wat op zijn gezicht tot hij afgeleid wordt door de TV, die plots weer aanstaat én beeld heeft. De voorzitter van het hospitaal die geen Engels kan is op het journaal en het blijkt dat Kennedy's eigen experimenten op hem gebruikt zijn. Niet dat dat ook maar ergens toe dient: je zou verwachten dat Kennedy de voorzitter gaat opzoeken om wraak te nemen, maar hij blijft gewoon de hele film rond deze irrelevante tieners hangen en we zien de voorzitter niet meer terug. Dit is een van de minst onderbouwde slasher-schurken die ik ooit gezien heb, en dat wil wel wat zeggen.
Iemand heeft de politie gebeld: een dienstwagen komt aangereden met twee agenten, waar we agent Suikerbuik van Big en Betsy herkennen. Maar berg dat enthousiasme al maar terug op, want helaas heeft Suikerbuik maar een zeer magere rol in Intensive Care: zijn collega gaat de situatie onderzoeken terwijl Suikerbuik in de auto blijft wachten. De agent loopt een rondje en keert dan terug, waar hij Suikerbuik helaas dood in de auto vindt. Op de achterbank zit het monster, die de agent een tiental keer neersteekt met een mes om daarna - terwijl hij toch al zo goed als dood is - in ware Mortal Kombat-stijl zijn oog uit te steken met een scalpel. Fatality. Amy gaat ondertussen in Koen Wauters' huis rondsnuffelen en ziet hem bebloed op de zetel liggen. En dan springt het monster plots op van achter de bank. De manier waarop de slechterik zijn slachtoffers anticipeert roept bijzonder veel vragen op. Het meisje vergeet even hoe een deur werkt (eerst de sloten, dan pas de klink) en rent het bos in, waar ze op het lijk van De Lul Met Het Leren Jackie valt (die we precies twintig minuten geleden voor het laatst zagen). Ze rent verder, komt het lijkt van Suikerbuik tegen en neemt zijn dienstwapen mee, dus nu weten we ook meteen waarom hij precies in de film zat. Het monster zit inmiddels op de zolder van Amy's huis, in dezelfde kamer waar Bobby onder het bed verscholen ligt. Bobby vindt toevallig een mes onder het bed en steekt de schurk in de voet. Amy vuurt haar pistool meermaals raak af, maar het monster lijkt het nauwelijks te voelen, want tijdens zeven jaar in coma liggen ontwikkel je superkrachten. Ze schiet nog een keer op point blank afstand, maar net dan zitten er geen kogels meer in het pistool. Het monster grijpt Amy bij de nek en lijkt haar te willen gaan opeten (?), maar dan steekt Bobby het mesje van daarstraks (zo'n tien centimeter lang) in de rug van het monster, dat natuurlijk bewegingsloos neervalt.
Ze lopen naar beneden, waar ze natuurlijk het monster weer tegenkomen en dus haasten ze zich de kelder in. Net als in The Shining probeert het monster zich nu door de deur heen te werken, maar in tegenstelling tot Jack Nicholson heeft hij geen bijl tot zijn beschikking. Al een geluk voor hem dat een keukenmes even vlot door een deur vliegt als een hakbijl. Amy bewapent zichzelf met een boormachine met een zeer korte kabel, maar nog voor ze het nodig heeft schiet Koen Wauters te hulp. We hadden hem ook alweer een twintigtal minuten niet gezien, maar plots is hij daar en springt hij op de rug van het monster om er een tweede keer mee te vechten. Ondertussen heeft Bobby een verlengkabel ineen geknutseld, en de volgende keer dat het monster aan de deur verschijnt wordt hij in het oog geboord (met gebruik van overduidelijk vals perspectief, want er wordt gewoon vlak langs zijn hoofd geboord). Dat was het dan, het monster is eindelijk dood. Amy verzorgt Koens steekwonden met de legendarische woorden "Zal ik even een pleister voor je halen?", vooraleer ze tot de ontdekking komen dat het monster alweer is opgestaan (vlak langs zijn hoofd boren heeft hem dus niet afgemaakt) en Bobby nu achtervolgt. Bobby rent het bos in, maar kan niet meer verder wanneer hij midden in het bos een hek tegenkomt (dat spreekt voor zich). In plaats van als een weldenkend persoon een andere richting uit te rennen probeert hij over het hek te klimmen, maar het monster heeft hem ondertussen al ingehaald. Gelukkig komt Koen Wauters tot zijn redding: hij blijft een meter of tien van het monster staan en schiet vuurwerk op hem af. Sterk plan, Koen. De eerste vuurpijl vliegt naar het monster, maar die weet het te ontwijken door een klein beetje naar links te buigen. Verdorie! De tweede mist ook doel, maar gelukkig neemt het monster bij de derde vuurpijl de moeite al niet meer om opzij te stappen, waardoor hij tegen het hek geduwd wordt en vervolgens in allerlei kleine stukjes ontploft. "Jij geeft me vonken en vuur".

22 september 2010

Hercules in New York (1970)

Hercules in New York was Arnold Schwarzeneggers eerste filmrol, onder het pseudoniem "Arnold Strong" (wat hij waarschijnlijk zelf bedacht heeft, en kort is voor "Arnold strong, Arnold smash"). Na een korte carrière als bodybuilder (hij was 23 jaar oud) wou Arnold zich vol richten op de filmwereld, maar hij stuitte op veel problemen: zijn fysiek voorkomen was nogal onconventioneel, hij kon voor geen meter acteren en zijn Oostenrijks accent lag er zo dik op dat je hem vaak gewoonweg niet kon verstaan. Arnolds toenmalige manager heeft hem uiteindelijk toch deze rol bezorgd, omdat hij de filmmakers had beloofd dat Arnold veel podiumervaring had; dat dat geen theater- maar een bodybuildpodium was werd wijselijk achterwege gelaten. En zo kregen we de geboorte van de ultieme actiefilmheld, en dit debuut is nog veel slechter dan je eigenlijk voor mogelijk houdt. Het zou na deze film nog zes jaar duren eer hij weer een degelijke rol kreeg in Stay Hungry. Zijn echte doorbraak in de vorm van Conan the Barbarian kwam er zelfs pas in 1982: twaalf jaar na deze film, en Arnold heeft in die periode duidelijk veel bijgeleerd. In 1970 was hij nog een broekventje dat bestond uit spieren en niet veel anders, het charisma en zijn komische timing die hem later zouden definiëren waren nog compleet afwezig. Arnold spreekt hier zelfs nauwelijks degelijk Engels - en daarmee impliceer ik dat hij dat in zijn opvolgende films wèl doet - en werd in de originele release zelfs overdubbed, maar later - nadat Arnold een superster werd - werd de originele versie terug vrijgegeven.

Hercules - schrap dat: Uhkjoelie, zoals Arnold het uitspreekt - verveelt zich kapot op de berg Olympus, waar het geluid van passerend verkeer nooit stopt (om maar meteen aan de kijker duidelijk te maken hoe low budget je film wel niet is). Hij is aan het bekvechten met Zeus: Hercules wil naar de aarde om zich te amuseren, maar mag niet van de oppergod. Hercules blijft zagen als een klein kind maar Zeus verbiedt het, totdat hij het gejammer zo kotsbeu is dat hij Hercules als straf naar de aarde stuurt. Consistentie. Hercules belandt in zee en wordt opgepikt door een vrachtschip, waar hij meermaals zonder reden begint te vechten met de bemanning tot hij uiteindelijk in New York aankomt. Ook hier wordt hij weer aangevallen door een groepje, blijkbaar willen ze de drenkeling die zonder reden begint te vechten niet zomaar laten gaan. Tijdens dit gevecht - een tiental minuten in de film - horen we het themanummer voor zowat de vijfde keer (een nummer dat heel erg doet denken aan de sirtaki, want dat is Grieks hè). Dit themanummer wordt doorheen de volledige film constant gerecycleerd, terwijl je het na tien minuten al kotsbeu bent. Wanneer hij ook dit groepje schurken helemaal K.O. slaat neemt een driftig ventje hem mee om te ontsnappen met een taxi: dit is Pretzy de pretzelverkoper, Hercules' sidekick voor de rest van de film. Zijn belangrijkste karaktertrek is zijn "komische" overacten: Pretzy trekt zijn ogen en mond frequent heel wijd open, als een peuter die verbazing moet uitdrukken. Wanneer ze uit de taxi stappen (en Pretzy zijn pretzels achterlaat) blijkt dat ze allebei geen geld op zak hebben ("He want to be paid for driving Uhkjoelie in ze chariot?"). De taxichauffeur begint zich kwaad te maken, wat niet onlogisch is aangezien Pretzy de hele dag pretzels heeft staan verkopen en op zen minst twee dollar bijeengeschraapt hoort te hebben. Hercules lost het op door de arme man zijn taxi om te kantelen en weg te rennen. En terwijl we zien hoe Hercules de auto moeizaam omkantelt, vlak nadat hij maarliefst vier mannen tegelijk wist af te houden, stellen wij ons de vraag: is er iets dat de zoon van Zeus niet aankan?!
Wanneer ze voorbij een sportveld komen beslist Hercules even zijn kracht te demonstreren: hij doet zijn hemd uit, laat zijn borstspieren even op en neer gaan en gooit de discus verder dan niemand ooit eerder gezien heeft. Hij zegt dat hij dat ook met een speer kan, maar niemand gelooft hem (het verschil tussen de twee disciplines is natuurlijk enorm) en na een korte demonstratie in het speerwerpen en verspringen staat Hercules te glunderen naar zijn eigen awesomness. Hiermee heeft Hercules indruk gewekt bij professor Camden en zijn dochter Helen, die Pretzy en hem uitnodigen om thee bij hem te gaan drinken. Daar aangekomen doet Pretzy wat iedereen zou doen: prutsen met de historische voorwerpen die in de woonkamer liggen en een boek stelen omdat hij er toevallig de naam Hercules in leest. En dan is het tijd voor Hercules om zijn charmes boven te halen en Helen het hof te maken, met behulp van complimentjes ("You remind me of a Godess") en door haar zwijgend aan te staren als een gedrogeerde gorilla. Dan komt de volgende gast binnen, een jonge kerel en waarschijnlijk één van de atleten die Hercules de vorige scène belachelijk gemaakt heeft. "Hallo", zegt de jongeman, waarop Hercules onmiddelijk vraagt: "Is he your lover?". De man eist excuses in naam van Helen, Arnold begrijpt niet precies waarom (en ik ook niet, trouwens). Nu is de maat vol: de man slaat Arnold tegen de ribben. Hercules glimlacht. De man slaat nog eens. "YOU HAVE STRUCK HERCULES", klinkt het. Het lijkt allemaal wat trager te gaan in Hercules zijn kopje, en Arnold weet dat perfect over te brengen. Hercules kan daar niet mee lachen en gaat in het tegenoffensief: hij grijpt de man en heft hem een volle minuut op zijn linkerschouder. Ook deze tour de force bleek tot Hercules' meesterplan te behoren, want de vrouwkes diggen dat gedrag duidelijk en Helen gaat samen met Hercules uit eten. SCORE!
We krijgen het afspraakje niet te zien, maar 's avonds rijden de twee in een koets naar huis, waarbij ze elkaar (en dus ook de kijker) verzekeren dat het allemaal heel erg tof was. Maar hun avond wordt alsnog verpest, wanneer blijkt dat er een beer ontsnapt is uit de dierentuin en rondloopt in Central Park! We zien gewoon een man in een kostuum die zijn gebogen lichaam voortwaggelt als een aap, maar er wordt ons gegarandeerd dat het een grizzlybeer is. Ondertussen is het weer daglicht geworden en rijdt het koppel nog steeds rond in de koets, wanneer ze de beer plots tegenkomen. Zonder ook maar een halve seconde te twijfelen begint Helen te krijsen als een varken en begint Hercules de beer tot in het oneindige te bitchslappen. Het wordt Helen allemaal wat te veel en ze valt flauw (wat waarschijnlijk het zwakste flauwval-acteren is dat ik ooit gezien heb), terwijl Hercules het gevecht gewonnen heeft, en aangezien er die dag geen moorden of politieke gebeurtenissen voorkwamen wordt dit voorpaginanieuws. Een bijzonder sterke scène, maar qua man-in-beerkostuum cinema moet het wel zijn meerdere erkennen in het nog steeds ongeëvenaarde The Wicker Man. Terwijl het krantenshot wegvaagt leren we dat Hercules dan maar begint te worstelen, om geld te verdienen (wat nodig is, gezien Hercules zonder geld logeert in een chique hotel). "NEW WRESTLING WONDER HERCULES", leert de volgende krantenkop van het vreemde prioriteiten stellende The Daily Tribune ons. Tien seconden later krijgt Pretzy bezoek van enkele maffiaclichés die Hercules' contract willen, Pretzy tekent aangezien hij bedreigd wordt. Deze hele alinea, waarin meer gebeurt dan het eerste half uur van de film, vindt plaats in drie minuten tijd. Onvoorstelbaar.

We keren terug naar berg Olympus, waar Zeus de avonturen van Hercules heeft bezichtigd met behulp van een kristallen bal (dat is wat oppergoden doen). Hij roept Nemesis - de Godin der Terminators - op om Hercules te straffen, aangezien hij tegen zijn wil ingegaan is. Hoe en waarom is nogal onduidelijk aangezien Zeus hem zelf naar aarde heeft gestuurd, maar dat zijn details. Mercurius - de God der postbodes - en Zeus' harem weten de machtige Zeus te overtuigen dat Mercurius eerst naar Aarde moet gaan, om Hercules vriendelijk te verzoeken terug naar Olympus te keren. "Oké", zegt Zeus, "I don't punish in hate, only in sorrow". Terug op Aarde ziet Hercules een poster van de film "Hercules against the Monster" (een fictieve film, waarvan de poster gecreëerd werd uit beelden van Ben Hur en Godzilla): Hercules vindt het verschrikkelijk dat iemand hem imiteert, zeker iemand die zo weinig op hem lijkt. Daarop trekt hij zijn trui uit en neemt hij een verscheidenheid aan bodybuildposes aan. Het triestige hieraan is dat dit het interessantste is in vier minuten film, waar de rest opgevuld wordt met Hercules en Helen die foto's maken en rondwandelen in New York. Mercurius komt per helikopter aan in New York en probeert Hercules te overtuigen mee te komen, maar hij wil niet want hij wil nog blijven en wèèèè wèèèè wèèèè. Hercules' motivaties doen denken aan die van een twaalfjarig meisje, en een persoon als "Arnold Strong" kan binnen deze rol uiteraard geen waardigheid introduceren. Mercurius vliegt het raam uit om Zeus het negatieve antwoord te bezorgen, waarop de vraag reist: waarom kwam hij aan in een helikopter als hij zelf kan vliegen? Pretzy, die de hele tijd aanwezig was om alles te horen én zien, kan het maar moeilijk vatten en valt flauw, duidelijk met meer vakmanschap dan Helen.
Zeus is woest wanneer hij het antwoord ontvangt en stuurt Nemesis op pad, het hele "don't punish in hate, punish in sorrow"-gebeuren lijkt alweer vergeten te zijn. Juno - de Godin van bitchiness - onderschept Nemesis en is het niet eens met de straf waarop Zeus besloten heeft. Ze beveelt dat Hercules' krachten weggenomen dienen te worden, want "His great strength sets him apart from other mortals. Who knows, they might even make him king because of it". "They have no kings", antwoordt Nemesis, "they're called presidents". Een hilarische pseudo-voorspelling aangaande onze favoriete gouverneur. Pluto - de duivelse, flamboyante God van feesten - wil de van zijn krachten ontdane Hercules' ziel, maar die werkt logischerwijs niet mee. Monstro the Magnificent daagt Hercules uit tot een partij gewichtheffen om te zien wie het slechtste is. Pluto wedt 20.000 dollar op het verlies van Hercules, en het spreekt voor zich dat hij ook effectief verliest. De gangsters zijn niet tevreden en achtervolgen Helen en haar vader, Hercules en Pretzy zien dit gebeuren en moeten snel ingrijpen. "HORRY!", roept Hercules, maar Pretzy stelt zich de vraag hoe ze twee wagens kunnen achtervolgen. Maar Hercules heeft een plan!
Er staat toevallig een Romeinse strijdkar (met daarvoor twee paarden gespannen) voor de deur. De bestuurder van deze kar, gekleed in een luipaardvel (dat is wat Romeinen dragen), staat een hotdog te kopen. Hercules steelt "ze chariot" en rijdt doorheen de stad, achtervolgd door de holbewoner, die op zijn beurt achtervolgd wordt door de hotdogverkoper (omdat hij zijn zuurkool vergeten was). En hoewel de paarden slechts in draf lopen weet Hercules de gangsters toch in te halen, waarna hij vlak langs de auto rijdt en ze met zijn zweep begint te slaan, aangezien deze specifieke gevaarlijke gangsters geen wapens op zak hebben. Uiteindelijk breekt een wiel van de kar af, maar nog geen 2 seconden later rijden Helen en haar vader langs, die Hercules en Pretzy oppikken. Deze scène duurt ook weer een flinke vijf minuten en eindigt met - je kan het nooit zelf bedenken - een close-up van de hotdogverkoper die, na half New York rond te hollen, de holbewoner zijn zuurkool bezorgt. Hartverwarmend. Maar de lange achtervolging heeft zijn tol geëist: de benzine is op. De groep vlucht een pakhuis binnen, de gangsters volgen al snel. Hercules blokkeert de doorgang door in de deuropening te blijven staan (geniaal!), en wordt vervolgens min of meer in mekaar geslagen. Maar hulp is onderweg in de vorm van Atlas en Simson. Oplettende lezers is het waarschijnlijk al opgevallen: er worden veel Griekse en Romeinse Goden door elkaar gebruikt. Oké, dat is vervelend en slecht geschreven, maar valt te negeren. Maar nu in de vorm van Simson ook figuren uit de Bijbel gebruikt worden is het gewoonweg gênant geworden.
Atlas en Simson slaan een hoop maffiosi in elkaar, op verschillende hoogteniveaus, op de tonen van nog steeds hetzelfde themanummer terwijl de hele set vol met krantenpapier ligt. En dat is even onoverzichtelijk als het klinkt. Plots krijgt Hercules zijn krachten terug van Zeus en eindigt het gevecht enorm abrupt, waarschijnlijk omdat de filmrol op was. En dan heeft Hercules plots heel veel spijt van zijn gedrag en keert hij terug naar Olympus. Geen aanleiding, geen opbouw: het plot stopt gewoon. Pretzy is daar best wel kapot van en blijft nog even doorzeuren over hoe cool Hercules wel niet was, maar ontvangt uiteindelijk een boodschap van Hercules over de radio (want dat is blijkbaar zijn speciale Godenkracht). Nu, ze hebben Arnold die boodschap nooit laten opnemen dus je krijgt sowieso de gedubde versie te horen, maar zelfs dan is het nog steeds vrij onverstaanbaar (iets in de trend van "ik zit altijd in je hart" en meer van die flauwe Tarzan-moraal). Op de berg Olympus is alles goed en wel, maar om op een "komische" noot te eindigen vertrekt Zeus - om een of andere reden verkleed als een rabbi - ook naar aarde, om al Hercules' gekke avonturen te beleven, zoals taxi's omver duwen en achtervolgd worden door maffiosi. En daarmee beëindigen we Arnolds allereerste filmrol: grootste cinema is het absoluut niet, maar het is vrij amusant in zijn slecht zijn. Uiteindelijk is het allemaal behoorlijk saai en langdradig, maar er kan flink gelachen worden met Arnolds prestatie, waardoor het geen complete misser blijkt. Maar toch makkelijk dé film waar Ahnuld zich fameus voor mag schamen.