17 februari 2010

The Treasure of the Sierra Madre (1948)

Nadat Humphrey Bogart zich door zijn rollen in Casablanca en The Maltese Falcon een wereldster mocht noemen had hij de projecten maar uit te kiezen. Hij besloot om terug met John Huston te werken en speelde een absolute loser; in sterk contrast met de Bogart die iedereen toen kende (het beeld van een regenjas en nette hoed is bij Bogarts naam nooit ver weg) is hij hier van het begin af aan vuil, ongeschoren en platzak. Het grote publiek had geen nood aan deze atypische Bogart en bleef massaal weg wat - in combinatie met het toen immens hoge budget van ongeveer 4 miljoen - zorgde voor een financiële flop. The Treasure of the Sierra Madre bracht bij zijn oorspronkelijke release niets op en kreeg pas jaren later de stempel klassieker opgedrukt.

Bogart speelt Fred C. Dobbs, een clochard die overleeft op de aalmoezen van Amerikaanse toeristen in het Mexicaanse stadje waar hij zich bevindt. Samen met zijn kompaan Bob Curtin (gespeeld door de sympathieke Tim Holt) proberen ze wat geld te verdienen, wat niet al te simpel blijkt aangezien de weinige aannemers die Amerikanen willen aannemen nogal onbetrouwbaar blijken. Wanneer ze in contact komen met man-op-leeftijd Howard (briljant vertolkt door Walter Huston, vader van de regisseur) zetten ze al gauw een expeditie op poten om goud te gaan mijnen. Howard weet echter als geen ander wat goud kan doen met een mens: vriendschappen evolueren in wantrouwen en hebzucht neemt steeds toe. De twee vrienden weten het natuurlijk beter, maar als kijker voel je de bui dan al hangen. The Treasure of the Sierra Madre is immers geen avonturenfilm, maar veel eerder een tragedie over goudkoorts die vooral door de personages hun zwakheden gedreven wordt.

Met het graven begint ook de essentie van de film. De hebberigheid neemt (vooral bij Dobbs) steeds toe en het afgesproken bedrag waarbij het graven zal stoppen blijft maar verspringen (5.000$, neen: 10.000$! Of misschien toch maar 20.000$) en hij kan zijn vrienden niet meer vertrouwen uit angst dat ze achter de schuilplaats van zijn goud zullen komen. Zijn paranoia en angst voor verraad worden steeds sterker tot hij uiteindelijk zijn pistool trekt. Dit alles wordt bijzonder mooi tentoongesteld in het spel van Humphrey Bogart, die waarschijnlijk de beste rol van zijn carrière neerzet. De evolutie naar de waanzin die hij zijn personage meegeeft voelt altijd erg natuurlijk aan en Bogart bouwt zijn hele prestatie zeer subtiel op; op het hoogtepunt van zijn krankzinnigheid straalt hij pure waanzin uit. Neen, een evidente carrièrekeuze maakte Bogart niet met The Treasure of the Sierra Madre, maar wel een goede. Walter Huston (die voor zijn vertolking een oscar won) staat even hard te demonstreren naast Bogart: hij is de stem van reden, een alwetend figuur die alles al eens gezien heeft en steeds weet welke richting het verhaal uitgaat.

Met de toevoeging van een gitzwart derde bedrijf is The Treasure of the Sierra Madre de tragische ondergang van één man. Een klassiek Icarus-verhaal van een man die begint met niets en - met het oog op een beter leven - zichzelf, en daarmee alles verliest. De onderliggende kapitalistische boodschap was (zeker in 1948, aan het begin van de Koude Oorlog) gewaagd en moedig om zo prominent aanwezig te laten in een periode waar alles dat ook maar enige gelijkenis met communisme toonde gelijk gebrandmerkt werd. In een gelijkaardige moedigheid gaf John Huston zijn verhaal het einde dat het nodig heeft: een donker en deprimerende boodschap die de hele film lang onvermijdelijk lijkt. Neen, enig optimisme moet je niet zoeken in The Treasure of the Sierra Madre, wat een oprechte klassieker gebleken is over de zwakte van de menselijke psyche en de verraderlijkheid van het materialisme.


8.5

1 opmerking: