26 februari 2012

De Oscars in achteruit: Hugo & The Artist

Het is blijkbaar het jaar voor Hollywood om naakt voor de spiegel te gaan staan, allerhande bodybuildposes aan te nemen en gelijktijdig te masturberen alsof hun leven er van afhangt. Want de Oscars zullen dit jaar immers in het teken staan van de beginjaren van de filmindustrie, en als er iets is dat ze daar in Hollywoodland al eens graag doen is het toch wel op hun eigen toeter blazen zeker. Hugo zal ongetwijfeld een paar technische beeldjes binnenhalen (met maarliefst 11 nominaties de grootste vangst dit jaar), terwijl The Artist in de running lijkt voor de grotere categorieën: beste film, regisseur en acteur. De twee films zijn op moment van schrijven dan ook onmiskenbaar met elkaar verbonden. Wanneer we de Oscars alweer lang vergeten zijn (ergens midden Maart gok ik zo) zal ook de link verdwijnen, maar tot die tijd is het bijna onmogelijk om over één van deze films - zeker in teken van de Oscars - te spreken, zonder de andere erbij te betrekken.

Het leuke aan deze link is dat ze twee compleet tegenstrijdige methodes en technieken gebruiken om uiteindelijk toch vrij gelijkaardige verhalen, met gelijkaardige thema's te vertellen. Goed, je kan zeggen dat Hugo zich meer op kunst in het algemeen richt, en zich niet zonodig volledig op film focust, maar verder is het idee exact hetzelfde.

The Artist gaat voor de directe hommage. Regisseur Michel Hazanavicius kiest ervoor om zijn film te brengen alsof hij effectief tachtig jaar geleden geproduceerd werd. Oppervlakkig bekeken lijkt dat niet zo erg bijzonder: geen gesproken dialogen, een leuke score eronder en alles in zwart-wit draaien. Maar het gaat veel verder dan dat: The Artist voelt écht aan als een stille film uit de jaren '20-'30. En dan spreken we dus ook over de schermratio van 4:3, de juiste lenzen en belichting en dat soort zaken. Blijkbaar zou de film zelfs in 22 frames per seconde (in tegenstelling tot de gebruikelijke 24) gefilmd zijn om die specifieke look te creëren. Het is heel knap werk.

Hugo daarentegen is dan weer hypermodern, en voert zelfs de meest recente technische scheet in een zak door (ik heb Hugo trouwens niet in 3D gezien, dus geen woord over de kwaliteiten daarvan, al schijnt het vrij degelijk te zijn). Het is een prachtige film die gebruik maakt van alle mogelijke technologieën om een wonderbaarlijk sfeervolle wereld neer te zetten, vol met radertjes en andere bijna steampunk-achtige toestanden.

Nu heeft de Academy er natuurlijk wel een handje van om meegesleept te worden in hypes en andere irrelevante criteria, en daardoor films te bekronen die alleen maar in onze huidige, zeer specifieke tijdsgeest cultureel relevant zijn. De meesten onder ons kunnen het erover eens zijn dat The King's Speech een zeer sterke film was. Maar wanneer heb je voor het laatst iemand die film nog maar horen vermelden? Dat terwijl The Social Network en vooral Inception nog steeds compleet relevant zijn. En wanneer heb je de titel The Hurt Locker zelfs nog maar gelezen? Dat is niet om te zeggen dat Avatar een betere film is dan The Hurt Locker, maar ik bedoel maar. Wie herinnert zich überhaupt nog iets van Slumdog Millionaire?

En als we die kortzichtigheid verder trekken durf ik wel zeggen dat de kansen voor The Artist om de Oscar te winnen reëel zijn. Maar hoe goed zal The Artist verouderen? Want hoe goed of slecht de stijl van de film ook uitgewerkt is, we moeten daar niet onnozel over doen: het is vooral een gimmick. Alles rond de film wordt overschaduwd door het feit dat iemand een stille film heeft gemaakt terwijl het 2012 is. Het is typisch dat soort film dat herinnerd zal worden om zijn gimmick, maar verdere kwaliteiten zullen hopeloos verloren gaan, en volgend jaar zullen we al spreken over 'die moderne stille film', terwijl een cultureel significante film als The Tree of Life weer roemloos gepasseerd zal worden. En ongeacht of je Malick's film nu wel of niet kon appreciëren, valt er niet te ontkomen aan het feit dat dit hét grote, ambitieuze en vooral memorabele filmproject van 2011 is. Het zou toch nog eens leuk zijn om echt dé film van 2011 ook als beste aan te duiden?

Ook narratief is er een duidelijk verschil tussen de twee. The Artist slaagt zo goed in zijn opzet om de oude stijl te kanaliseren dat het bijna onmogelijk is om de film te distantiëren van de "genregenoten" waar de film zo liefdevol op voortborduurt. Dat betekent dat het melodramatische verhaal je écht niet bij zal blijven, en dat ondanks dat Jean Dujardin fantastisch staat te spelen (het plezier dat die man aanvankelijk uitstraalt, en de wanhoop wanneer hij in zijn stoel wegzakt tijdens het kijken van een film: geweldig!) hoofdpersonage George Valentin nu ook niet echt iemand is die je lang bij zal blijven. Immers, hoeveel sterke personages (en dus niet acteurs of typetjes) heeft de stille film nu écht voortgebracht? Dat wil niet zeggen dat de liefde voor de stille film niet goed overkomt, het is gewoon zo dat het niet iets is dat uiteindelijk sterk zal blijven plakken. Want binnen de wereld van de stille film is middelmatig het hoogst haalbare voor The Artist; het is gewoon allemaal niet zo speciaal. Ja, het is een stille film in 2012, ohlala, maar in 1932 zou The Artist niet als een sterke film gezien worden, en dat is toch wel een gemiste kans.

Hugo doet het dan weer een beetje raar. Een flink deel van het eerste uur heeft voor een groot deel weinig met het verhaal te maken. We zien allerhande gebeurtenissen die de personages duidelijk definiëren, maar er zit eigenlijk allemaal maar weinig richting in. De enige reden dat de film niet vervalt in een saaie bedoening is omdat de sfeer zo fantastisch is dat je gerust wel wat willekeurige scènes wil bekijken. Martin Scorsese creëert een magische wereld waarin Asa Butterfield's onschuldige grote ogen, Chloe Moretz' verbijsterde glimlach en Sasha Baron Cohens schuchtere verliefdheid interessanter en leuker zijn dan het eigenlijk zou mogen. Het is pas wanneer het achtergrondverhaal van Georges Méliès (tevens geen grote verrassing voor mensen die hun kunstgeschiedenis een beetje kennen) prominenter aanwezig wordt dat het achterliggende thema echt duidelijk wordt. En daarin heeft het veel meer memorabele scènes - de 'making of' van Méliès kortfilms zijn prachtig gedaan - die je langer zullen bijblijven.

Vraag me binnen twee, vijf, tien of twintig jaar iets over een van deze films en ik zal meer over Hugo te zeggen hebben. Maar maakt dat van Hugo een betere film? Wel... neen.

Want als we effectief naar de momentopname kijken, het plezier en genot dat ik tijdens de beleving heb gehad, dan zijn zowel Hugo and The Artist simpelweg twee fantastische films, die mij na Moneyball en Woarors weer een beetje in de Oscars doen geloven. Ookal is de beleving compleet verschillend.

The Artist is namelijk een pure amusementsfilm. Het thema rond het verdwijnen van de stille film is vooral plotgerelateerd, en verder kan je alleen zeggen dat het handelt over de trots, en het niet willen aanpassen aan modernisering. En dat is een behoorlijk klein stukje voor een langspeelfilm. Hugo daarentegen heeft meer oog voor de motivatie van de kunstenaar en de magie van kunst ondergaan, en is daardoor in zijn beleving oneindig veel interessanter. Maar het is bijna onmogelijk om niet doorheen minstens de halve speelduur van The Artist te grijnzen, vooral door Jean Dujardins aimabel voorkomen (die man verdient wel een Oscar, alleen al omdat het de eerste halfkomische rol zou zijn die de Academy kroont sinds La Vita è Bella(!!!)) en dat hondje. Misschien wel vooral dat hondje.

En dus kunnen we zeggen dat The Artist eigenlijk een lege film is. Het uit zijn thema vooral op emotioneel niveau, terwijl het inhoudelijk perfect tevreden is met gewoonweg 'de hommage' te zijn. En waar The Artist ophoudt, neemt Hugo het over om een eigen ervaring te creëren én cultureel wat significanter te zijn dan zijn tegenpool. Maar op zichzelf is het niet eerlijk om te zeggen dat de ene aanpak persé beter is: het is een stijlverschil, maar binnen hun eigen stijl zijn het beide waanzinnig goede én leuke films. Het beste zou misschien nog wel zijn om deze twee films als een double bill te bekijken, zodat ze elkaar mooi kunnen aanvullen én mogelijk cynisme ivm de Oscars te onderdrukken.

23 februari 2012

Racisme oplossen voor dummies - The Help

The Help is er weer zo eentje: een film geregisseerd door een blanke man, gebaseerd op een roman geschreven door een blanke vrouw en geproduceerd door een aantal roomwitte mannen. Het onderwerp? Racisme. 'White guilt', heet dat zo mooi.

Nu, dat is niet zozeer verwijtend bedoeld. Racisme (en eender welke vorm van discriminatie) is nu eenmaal de grote ziekte van onze maatschappij. Of het nu veroorzaakt wordt door vooroordelen, jaloezie, projectie van je eigen problemen, groepsdruk, ... wat dan ook. En die haat - hoewel zonder enige logische basis - wordt tegenwoordig op zo'n grote basis gecreëerd dat het angstaanjagend begint te worden. Ik wil er niet te ver op in gaan, maar een meerderheid van de gemiddelde mens is tegenwoordig (vaak zonder verkeerde bedoelingen, gelukkig) op z'n minst een beetje racistisch. Dus aangezien ik het persoonlijk zo'n belangrijk thema vind, spreekt het voor zich dat ik projecten als The Help alleen maar aanmoedig. Racisme moet bestreden worden, en film is er als medium perfect voor.

Het probleem is alleen dat dit soort films racisme niet bestrijdt. Het heeft geen enkele voeling met hoe hedendaags racisme écht beleefd wordt, en dient daarom eerder als feelgood film voor iedereen die ernaar kijkt. Niemand zal na het kijken van The Help zichzelf in vraag beginnen stellen, het zal eerder een gevoel zijn in de trend van "oef, gelukkig ben ik niet zo'n persoon".

Het grote probleem, en dit is zo vaak het geval, is dat het lef om écht op de zaken in te gaan ontbreekt. The Help heeft als doel om ons te tonen dat racisme slecht is, maar vooral ook niet meer dan dat. Het is niet geïnteresseerd in de motivatie of oorzaak van dergelijke ideeën, of in de subtielere manier waarop racisme ook mogelijk is. Bijgevolg zijn racisten, altijd weer opnieuw, compleet eendimensionale rotzakken van personages. Dat is ook logisch: de racisten zijn nog altijd de slechteriken in je film, en als je geen aandacht aan hun beleving schenkt kom je er niet mee weg om deze personages enige menselijkheid mee te geven. Stel maar eens dat je aantoont dat een racist - ondanks zijn vooroordelen - best wel goede bedoelingen kan hebben en zich niet eens bewust is van zijn schuld? "Oh, deze film doet uitschijnen dat racisme helemaal niet zo erg is! Help! Racisme! Hitler!" Daardoor kan je een plat personage dat een racist is niet nuanceren, en logischerwijs komen de racisten in je film dan over als door en door slechte personen, die naar zwavel stinken en pasgeboren kittens gebruiken om hun haardvuur te laten branden.

De oplossing zou zijn om wél moeite te steken in de oorsprong en het effect van deze ideeën, maarja, we kunnen nu ook niet teveel verwachten natuurlijk.

In contrast moeten de hoofdpersonages dan weer zuivere engeltjes zijn. Want één negatieve karaktertrek zou er immers meteen voor zorgen dat het publiek de kant van de racisten zou kiezen, niet waar? Dus vullen we de film op met zwarte en blanke, niet-racistische vrouwen die verdriet opvreten en regenbogen kakken. Het is ongeveer even makkelijk als een John Wayne western: je hebt de pure helden en de uit Satan zelf voortgebrachte schurken, te herkennen aan respectievelijk een witte hoed, dan wel een zwarte. Al zou ik voor die opmerking in een wereld als die van The Help al meteen een racist zijn, natuurlijk.

Daar volgt dan weer uit dat het effectieve racisme niet correct wordt afgebeeld. Zeker in een film als The Help, die in een specifieke historische periode plaatsvindt, steekt dat enorm tegen. Neem nu bijvoorbeeld Minny, de verplichte sassy black chick, die niet op haar kap laat zitten en zeer agressief lijkt (maar eigenlijk heel vriendelijk is) en zich niet laat doen en you go girlfriend -knip- knip - knip -. Wel, ergens in deze film levert ze een taart aan haar vorige werkgever, die haar ontslagen heeft en ervoor zorgt dat ze geen nieuw werk vindt. De blanke duivel eet er maarliefst twee stukken van, ze likt haar vingers af, "mmmmm Minny, zo goed als altijd!". Maar wacht eens. Wat is dit? Minny barst bijna in lachen uit en zegt "EAT MA SHIIIIIIT". OOOOOOOOooooooooh snap, die Minny toch, dat ze dat durft zeg. Hohoooo, een taart vol stront, de deugniet!

Feit: moest ze dit in het echte Amerika van de jaren '60 gedaan hebben zou ze gelynched worden.

Maar goed, zo'n vermoorde negerin, dat is nu ook weer niet zo'n leuke film natuurlijk, dus romantiseren we de geschiedenis maar, ookal is dat niet helemaal respectvol tegenover de mensen waar we het in deze film eigenlijk toch wel over hebben.

Nog zo'n typisch punt van de standaard racisme-film is dat dit een verhaal is waar uiteindelijk blanke mensen racisme oplossen. Er zijn sterke, zwarte personages, ja, maar uiteindelijk komt de pluim voor het behalen van het effectieve happy end toch in de hoed van Emma Stone. Waarom kan je een verhaal over zwarte personages niet gewoon vertellen via een zwart personage? Gaat Hollywood er echt van uit dat een blank publiek ook een blank hoofdpersonage nodig heeft om emotioneel betrokken te raken? Want dat zou weer een heel nieuw niveau van hypocrisie betekenen.

Maar goed, ik kan nog lang over de ineffectiviteit van het centrale thema blijven doorlullen, maar dat kan ik bij de meeste gelijkaardige films wel. Zowat alles wat ik net zei komt voort uit een zekere angst, zodat een serieus thema op een veel te brave manier behandeld wordt. Maar deden recente films als The Blind Side of Precious dat enigszins beter? Neen. Het is het eeuwige probleem dat zowat alle films die met het oog op de Oscars gemaakt worden, maar die toch grote, sociaal relevante zaken willen aankaarten, brandmerkt.

Al een geluk dat de verdere invulling van The Help wél naar behoren is. Want rondom al de onhandigheid waarmee het centrale thema wordt gebracht schuilt eigenlijk toch wel een genietbaar filmpje. Zo zit het tempo constant goed en weet debutant Tate Taylor het allemaal wel degelijk, doch weinig spectaculair, in beeld te brengen.

Maar wat deze film boven haar soortgenoten duwt zijn de acteerprestaties. Emma Stone - weliswaar, in een duidelijk geval van het She's All That-syndroom gecast als 'het lelijke meisje' - was al een degelijke komische actrice, maar weet nu blijkbaar ook wel haar mannetje te staan zonder voor de lach te gaan. Bryce Dallas Howard heeft zichzelf blijkbaar dan weer heruitgevonden als überbitch (zie ook 50/50), en doet dat met verve. Viola Davis bewijst dat ze een fantastische actrice is; dat wisten we al van haar krachtige scène in Doubt, maar sindsdien was het weer vrij stil rondom haar. Ze straalt kracht en maturiteit uit zonder daar veel bombast voor nodig te hebben, maar blijft constant sereen en wordt subtiel gebracht. Een fantastische actrice. Een flink verschil naast enige valse noot in de cast Octavia Spencer, die vooral heel luid praat en met haar armen flappert om haar dominantie uit te drukken. Een beetje een tekenfilmfiguur, die Minny.

En dan is er nog Jessica Chastain; zonder enige twijfel dé ontdekking van 2011. Haar rol als vrouw die buiten het grote racistische kliekje staat is waarschijnlijk het minst sterk uitgediepte personage in de hele film. Maar Chastain straalt zoveel natuurlijke charme uit dat ze eigenlijk niet eens een goed geschreven personage nodig heeft om te overtuigen. Op een gegeven moment, wanneer ze goed nieuws hoort, springt ze zo overdreven enthousiast recht dat de helft van de inhoud van haar flesje cola plots verdwijnt. Op dat moment blaast ze Minny - die dus de hele film al aan redelijk wat overacting doet - compleet van het scherm. Maar toch, om een of andere reden komt ze er mee weg. Waar zowat eender welke andere acteur op dat moment lachwekkend zou zijn, komt zij juist overdreven sympathiek over. Haar band met Minny is zonder twijfel het sterkste, meest overtuigende én leuke deel van de hele film, en dat is volledig aan Chastain te danken. Ze speelt hier eigenlijk zowat het exact tegenovergestelde van haar rol in The Tree of Life, maar ze is minstens even sterk, nogmaals, ondanks haar vrij zwakke personage. Dat zou nog wel eens een héél grote kunnen worden, die Jessica.

En daardoor is The Help dus alleszins aangenaam om te kijken. Dusja: is The Help nu een goede film? Als je gelijkaardige ongenuanceerde white guilt-films graag ziet, dan steekt The Help zeker boven de middelmaat uit. Maar wie een oprecht interessante film zoekt zal hier zijn tijd aan verspillen.

16 februari 2012

Pardon? Ja, paarden! - War Horse.

Steven Spielberg heeft zijn carrière vooral gericht op entertainment. Films die je moet beleven. Een aantal keren heeft hij zich echter serieus opgesteld om eens iets meer te doen dan dat. Belangrijkste moment was uiteraard Schindler's List, de meest beklijvende weergave van de Holocaust die we waarschijnlijk ooit te zien zullen krijgen. Spielbergo benaderde het bronmateriaal zeer sereen: schokkend en humorloos, maar toch ook warm en meeslepend. Het is zo'n beetje dé film waarom Spielberg tegenwoordig nog gezien wordt als een groot filmmaker, en niet alleen een hele leuke.

Toen nam hij diezelfde periode nog eens onder handen met Saving Private Ryan. Je kan zeggen dat deze al een tikkeltje exploitatiever was: bepaalde elementen werden al wat sterker geromantiseerd, en Spielbergs typische emotionele manipulatie kwam ook al eens om de hoek kijken. Maar het was voor een nobel doel, en Saving Private Ryan kan gezien worden als een smaakvolle tussenweg. Het drama van Schindler's List, doorspekt met de meer amusante stijl die iedereen van Spielberg kent en verwacht. Beide zijn uitstekende films in hun eigen recht.

Nu is er War Horse, een titel die er in de gemiddelde Nederlandstalige zin als 'Woarors' uitkomt, en toont Spielberg ons hoe de eerste Wereldoorlog even op pauze werd gezet omdat er een paardje vast kwam te zitten op het slagveld. Welke film hoort niet in het rijtje thuis? Het zal er allemaal wel mee te maken hebben dat War Horse een adaptatie van een kinderboek is, maar het is enorm slappe, respectloze rotzooi die Spielberg hier aflevert. Beschamend bijna als je het vergelijkt met zijn Wereldoorlog II prenten.

Perfecte illustratie is de eerdergenoemde pauzeer-scène. Het hoofdpaardsonage loopt een beetje rond doorheen de oorlog, tot het verstrekt raakt in prikkeldraad. Zowel de Britten als de Duitsers tonen onmiddelijk een witte vlag en gaan het arme beestje bevrijden, terwijl ze zelf vriendelijk met elkaar kletsen. Er is zelfs plaats voor humor, wanneer de Duitser nog een extra kniptang vraagt, en er meteen tien naar hem toegegooid worden. Haha, oorlog is leuk! Probleem is alleen dat we nog geen vijf minuten eerder een veldslag zagen waar tientallen soldaten het leven lieten. Maar voor een paardje maken we graag een uitzondering natuurlijk. Nu, ik weet ook wel dat de partijen in Wereldoorlog I niet zo vijandig tegenover elkaar waren als in II; er zijn genoeg incidenten, zoals Kerstmis en voetbalinterlands, waar de oorlog gewoon even aan de kant werd gezet. Maar dat is nog net iets anders dan twee partijen die het niet over hun hart kunnen krijgen om een dier neer te schieten, nadat ze probleemloos tientallen mensen neermaaien. Het zou misschien werken als dit moment voor de effectieve oorlogscènes zou komen, maar op deze manier is het gewoon respectloos.

Er is min of meer een vaste structuur te vinden in War Horse: het paard komt terecht in een groep die relatief gemeen lijkt. Verkocht aan het leger, overgenomen door de Duitsers, dan weer naar de Britten die hem willen doden, ... Maar binnen deze groep is er echter één persoon die niet zo gemeen lijkt. Hij drukt zijn bewondering uit in overdreven termen als "look at my horse, my horse is amazing". Vervolgens sterft dat personage jammer genoeg, en kan de cyclus weer herstart worden. Het is een beetje zoals de structuur van Forrest Gump of The Curious Case of Benjamin Button, maar dan vervelender omdat het paard geen echte invloed heeft op eender wat. Het paard is het hoofdpersonage, maar het hoofdpersonage doet helemaal niets. Door die aanpak zie je niet zozeer één groot verhaal, maar eerder een aantal kleine verhaaltjes die aan het hoofdpersonage gebonden worden.

Eigenlijk valt er heel veel slechts te vertellen over War Horse. Zo vond iemand het een goed idee om zowel de Duitsers als de Fransen in het Engels te laten spreken, maar dan wel met een flink Allo Allo accent. Dat gaat dus van "Vee are ze Guhmans", maar wanneer ze beginnen te marcheren roepen ze wel olijk "Links zwo drei vier". Het is nogal verwarrend, tot op een punt waar ik niet meer zeker wist wie nu weer de Brit, en wie de Duitser hoorde te zijn. Het zorgt ervoor dat de situaties nooit ook maar een beetje authentiek overkomen. Wat daar ook niet bij helpt is de redelijk belabberde belichting: constant worden er meerdere lichtbronnen gebruikt, wat de hele film een enorm artificieel uitzicht geeft. En dan zijn er nog die gigantisch slappe 'fade to blacks' die willekeurige sequensen lijken af te kappen. En zo kan ik nog wel even doorgaan.

Maar wat War Horse van 'matige' tot 'slechte' film bombardeert is de extreme manipulatie. Het is altijd wel een beetje het paradepaardje (hohoooo) van Spielberg geweest, sterker nog, dat was gewoon waarom zijn films zo goed waren vroeger. Iedereen voelt iets aan het einde van E.T. Iedereen. Maar nu is Spielberg een oude man geworden die blijkbaar zijn fingerspitzengefühl kwijtgespeeld is, en daarom maar de godganse film (bijna tweeënhalf uur) je emoties probeert mee te sleuren van de ene plaats na de andere. In het begin is dat nog grappig, de hoeveelheid epische omgevingshots type The Sound of Music, in combinatie met een constant aanzwellende soundtrack, het is eigenlijk vrij geestig allemaal. Maar het houdt die toon constant aan, tot in het oneindige, waardoor het onmogelijk wordt om nog echt iets te voelen. Net als het uiterlijk, voelt ook de emotionele kant van War Horse compleet artificieel aan; het is een duidelijk geconstrueerde film die enige vorm van immersie onmogelijk maakt. Het probeert je constant in een emotionele staat te forceren, zonder dat je daar een natuurlijke aanleiding voor krijgt.

Het is dus nog maar eens geen tweede 1993 geworden voor Spielberg. Dat jaar creëerde hij twee van zijn sterkste films, ookal lijken ze totaal niet op elkaar: Schindler's List en Jurassic Park. Sindsdien heeft Spielberg meermaals geprobeerd om drama en entertainment binnen hetzelfde jaar uit te brengen: zowel in 1997 (de dubbele flop Amistad - The Lost World), 2002 (het geweldige Minority Report tegenover het redelijke Catch Me If You Can) als in 2005 (Munich fantastisch, War of the Worlds mwe). Vorig jaar (technisch gezien is War Horse nog van 2011 natuurlijk) was er het enorm leuke Tintin, maar diens tegenhanger blijkt nu dus één van de zwakste films uit zijn carrière te zijn. En wat doet de Academy of Motion Pictures Arts and Sciences dan? Ze negeren Kuifje alsof het niet bestaat en geven dit bescheiden misbaksel een handvol nominaties; niet alleen voor beste film (wat op zich al een grote grap is), maar ook enkele technische zaken waar War Horse zelfs ronduit slecht presteert.

Je kan je stilaan de vraag beginnen stellen of de leden van de Academy nog wel de moeite neemt om deze films te bekijken. De naam van Steven Spielberg gecombineerd met een historische gebeurtenis? Dat zal vast wel 'Beste film' materiaal zijn zeker, volgende! Maar ondanks dat die combinatie dus zorgt voor veel nominaties en een groot publiek, moet je concluderen dat War Horse vooral een film is voor meisjes die nog in hun paardjesperiode zitten. Het is manipulatief, plat, respectloos, compleet verwerpelijk en zo verschrikkelijk mierzoet dat meerdere kijkbeurten onherroepelijk tot type 2 diabetes zal leiden. En ik dacht nog wel dat Spielberg zijn mojo had teruggevonden...

8 februari 2012

Zwarte woensdag

Door mijn notoir gebrekkig geheugen is een groot deel van mijn kindertijd een grote wazige vlek, waarin her en der wat momentjes van helderheid in verspreid liggen. Eén van die momenten die ik nooit zal vergeten was de week na 13 Oktober 1999, toen ik The Phantom Menace ging kijken. Als klein ventje had ik de originele trilogie al verslonden en was het wekenlang uitkijken naar het nieuwe deel. Je zit dan met je vader in een stampvolle zaal, op relatief slechte plaatsen, zenuwen gierend door je lijf. En wanneer het dan eindelijk begint... tja, er zal nooit nog zo'n moment van pure vreugde op een scherm geprojecteerd worden als het Star Wars logo die avond. Nooit.

En er zal ook nooit meer zo'n teleurstelling zijn als de twee uur die erop volgden.

Er was dan wel dat plot dat ik niet kon volgen, gevuld met te moeilijke woorden en politieke concepten die ik niet begreep, maar als je zo sterk naar iets hebt uitgekeken als dat moment, probeer je dat te negeren. De visuele effecten waren kwalitatief overdonderend (al is dat iets anders dan goede effecten), John Williams' score onvoorstelbaar en de podrace scène zo intens als verwacht. Ik probeerde mij vast te klampen aan de positieve zaken, in een poging mezelf voor de gek te houden. Maar hoe jong en onervaren ik ook was, hoe weinig ik ook wist over de kunst van film, één ding kon ik gewoon voelen: dit was geen Star Wars.

Dertien jaar later ben ik veel kritischer geworden en kan ik uren doorpraten wat The Phantom Menace zo afschuwelijk maakt (ik heb ooit een bescheiden poging gedaan, maar in feite is het onnodig om nog over de Star Wars prequels te praten: Redlettermedia heeft alles al gezegd). Maar wat wel buiten kijf staat is dat het mijn verwachtingspatroon aangepast heeft. The Phantom Menace zal, op het gebied van film, consequent de grootste teleurstelling aller tijden blijven. Niet alleen door de abominatie die het eigenlijk is, maar ook omdat ik nooit nog zo sterk naar een film zal uitkijken. 2012 biedt twee van de grootste 'vervolgen' (op vlak van franchise, alleszins) aller tijden: The Dark Knight Rises en The Hobbit. En ongeacht hoe goed ik hun voorgaande delen ook vond (vooral in het geval van The Dark Knight dan): ik verwacht in beide gevallen matige films. Het is een soort automatisch verdedigingsmechanisme dat er sinds 1999 is: je wil gewoon geen tweede Phantom Menace meer tegenkomen.

Die éne avond heeft zoveel veranderd binnen mijn liefde voor Star Wars, mensen die niet in hetzelfde bootje zaten kunnen dat niet begrijpen. Dus laat het mij zo stellen: toen ik tien was had ik al een poster van een podracende Anakin op mijn kamer hangen, nog lang voor ik de film te zien zou krijgen. Toen ik dertien was ben ik Attack of the Clones bij de VHS-release gaan huren. En toen ik zestien was heb ik Revenge of the Sith gewoon enkele jaren genegeerd. Het gevoel dat ik nu krijg als ik de originele Star Wars kijk, is het gevoel dat ik vroeger had wanneer ik de woorden 'Star Wars' nog maar hoorde.

Om even overdramatisch te klinken: The Phantom Menace heeft er eigenhandig voor gezorgd dat er een deel magie uit mijn kindertijd verdween.

En dat stukje geschiedenis wordt nu dus in 3D uitgebracht. Het pijnlijkste is misschien nog wel de manier waarop het aan de man gebracht wordt:


Het probleem daarin is niet alleen dat ze kinderen naar dezelfde teleurstelling als in 1999 proberen te lokken, maar ook de manier waarop ze het verpakken. Zo goed als elke actiescène in de hele film wordt in die trailer gebruikt, maar vreemd genoeg geen enkel shot waarin handelsovereenkomsten besproken worden in de senaat, of waar twee personages monotoon over fictionele politiek staan te praten in een CGI kamer. En waarom is dat? Omdat ze goed en wel beseffen dat dit is wat mensen willen zien. Dat ze weten dat de film rotzooi is die niemand wil zien. Ze lokken mensen met de film die ze in principe hadden moeten maken, en geven mensen dan het exact omgekeerde. Een cyinisch iemand zou bijna gaan geloven dat George Lucas echt alleen nog maar mensen wil pesten.

Maar goed, het klinkt waarschijnlijk wel een beetje raar om dat op dit moment te zeggen, maar de hele prequel trilogie kan mij niets meer schelen. Ik tel ze niet mee als canon voor de serie en hou er geen rekening meer mee (uitzonderingen zijn dagen als vandaag, of wanneer iemand erover in discussie wil gaan). Ik word hoogstens een beetje triest wanneer iemand zegt dat de nieuwe Star Wars niet zo saai is als de oude, en probeer iedereen af te raden om de prequels ooit te zien. Daar houdt het ongeveer op.

Maar het probleem is gewoon dat, indien genoeg mensen zich nog eens laten vangen, we binnen ruwweg 365 dagen met Attack of the Clones 3D komen. En dat kan me helemaal niets schelen. En als we binnen pakweg 730 dagen met Revenge of the Sith opgescheept zitten zal ik er mijn neus niet voor ophalen. Maar moest het zover komen dat we binnen ongeveer 1095 dagen A New Hope in 3D te zien krijgen, hoop ik echt dat ik tegen dan volwassen genoeg ben om het allemaal te kunnen negeren. Maar waarschijnlijk zal ook dat een zoveelste klap voor mijn Star Wars gezind hart zijn.

Ik weet eigenlijk niet eens wat de bedoeling was van dit artikel, behalve dan om het allemaal een beetje van me af te schrijven. Dus laten we op een positieve noot eindigen. Voor mensen die de prequel trilogie nog steeds verdedigen: Star Wars heeft niets met dit te maken.


Die koude aanpak is één van de vele oorzaken dat de prequels falen. Hoe kan je verwachten ooit een degelijk vervolg op Star Wars te maken op zo'n set? Maar het duidelijkste voorbeeld van de zielloosheid van de prequels is dat je meer humor, interesse en emotie kan vinden wanneer je even googlet naar setfoto's van de originele trilogie, dan wanneer je zes uur spendeert aan het kijken van de prequels.










4 februari 2012

Moneyball: Who's on first?

Zo rond de tijd dat de Oscars uitgedeeld worden zie je min of meer elk jaar weer dezelfde films terugkeren. Er zijn de periodefilms, acteurs die zich op historische figuren storten, melodramatische onzin rond sociaal relevante zaken (meestal wel discriminatie), ... 90% daarvan is verwerpelijk; films die geen enkel doel hebben buiten genomineerd te worden, en daardoor meer geld te verdienen. Zo zijn er ook de sportdrama's, maar die zijn tenminste nog leuk om te kijken.

En sportdrama's zijn ook al zo'n doodgelopen pad: het is steeds weer de underdog die een zware beproeving ondergaat, maar zich op wilskracht terug weet te werken naar een allesbeslissende showdown tegen de favorieten. Manipulatief tot en met, en in principe weinig meer dan een variant op The Mighty Ducks dat zich net wat te serieus neemt. Maar eerlijk: ondanks dat dat films zijn die geen enkele creativiteit of durf tonen, werken ze quasi elke keer heel goed als een lompe amusementsfilm waarbij je achterover kan leunen en je gewillig laat meesleuren om nog maar eens dezelfde reis mee te maken. Het is eerder een soort guilty pleasure dan grootse cinema, natuurlijk, maar het zijn meestal wel de leukste films van de Oscar-race.

Het is een van de meest constante genres, omdat er nu eenmaal zo weinig van de norm afgeweken wordt. Het genre heeft een manier gevonden waarop het goed werkt, en wijk daar nog zelden van af. Er komt nu eens nooit een écht grootse film langskijken, maar ook nooit een abominatie die niet weet waar het mee bezig is. Het is gewoon altijd op niveau...

...dus waarom is Moneyball zo tergend vervelend?

Punt is dat Moneyball probeert om een beetje uit de buurt van de sportfilm clichés te blijven, terwijl het daar juist beter wat van geleend had. Het is een sportdrama waar simpelweg geen drama inzit. Wat overblijft is een gortdroge hap sportgeschiedenis: leuk als je daar op voorhand al in geïnteresseerd bent, anders wordt het moeilijk om door Moneyballs rommelige structuur heen te kijken.

Het verhaal dat verteld wordt gaat over een honkbalteam dat een andere filosofie uitprobeert, en dat is gelijk ook het hele probleem. Er staat helemaal niets op het spel; er is geen enkele reden waarom deze ploeg moet winnen.

Je kan zeggen dat ze moeten winnen om de grote ploegen te verslaan. Om die teams met veelvouden van hun budget te laten zien dat geld niet alles is in het honkbal. Fout! De doelstelling van de ploeg is niets minder dan hun vorig seizoen te evenaren, en dat seizoen hadden de grotere ploegen ook veelvouden van hun budget. Het gaat in principe gewoon over de manier waarop ze het verlies van hun sterspelers opvangen; niets wijst erop dat de klassieke aanpak niet ook weer voor hetzelfde succes zou kunnen gezorgd hebben. Het is een andere filosofie, wat niet betekent dat de originele filosofie plots fout is.

Je kan zeggen dat het een film type Rocky is, waar de underdogs boven zichzelf moeten uitstijgen om van de betere atleten te winnen. Fout! De spelers zelf krijgen geen enkele aandacht. Alleen die gast van Parks & Recreation krijgt een mini-arc die zo slecht uitgespeeld wordt dat het onbedoeld komisch wordt. De letterlijke opeenvolging van de laatste twee scènes voor dit personage gaat als volgt: eerst "mijn grootste angst is dat er een honkbal naar mij toe komt", de volgende scène "WINNENDE HOMERUN MOTHERFUCKERS!". En daar is geen reden voor, er wordt niet naar die jongen gekeken; we weten waarom hij zoveel angst in zich heeft, maar we hebben geen flauw idee hoe hij dat juist overwonnen heeft. Het is gewoon een lomp plotmiddel zodat je als kijker nog net dat beetje extra tevreden bent dat de ploeg wint. Daarbij kan je met het hele systeem achter Moneyball (statistieken en gemiddeldes zijn belangrijker dan de effectieve kwaliteiten van een speler) geen underdog-film maken, aangezien dit systeem juist zegt dat de spelers op zich irrelevant zijn. Als ze dat wel hadden gedaan zou je Dirty Harry gelijk kunnen hernoemen naar 'Fuck da Police', wat ongeveer even hypocriet zou zijn.

Je kan zeggen dat het rond Brad Pitts personage draait. Correct! Dat is namelijk de enige drijvende kracht achter het verhaal. Maar dat is dan weer zo verschrikkelijk manipulatief dat dat echt geen verdienste is: arme Brad Pitt is gescheiden, zijn dochtertje zingt liedjes voor hem, Brad Pitt zegt dat hij zijn job nodig heeft om haar naar de universiteit te kunnen sturen, de soundtrack zwelt aan en boehoehoe. Het is absoluut niet genoeg om de film wat gewicht mee te geven: of de ploeg nu slaagt of niet doet er gewoon niet toe. Middenin het verhaal, wanneer de ploeg plots goed begint te presteren, komt er een doel bij in de vorm van een record dat de ploeg kan breken. Maar zelfs dat is iets dat geen écht belang heeft: een titel of beker, dat is een duidelijke bewijs dat deze ploeg de beste is. Een record spreekt meer over toevalligheden en geluk dan wat anders.

En dus wordt dit groot idee van een sportfilosofie die de hele sport overhoop kan gooien gecondenseerd tot de manager. Heel dit systeem, deze revolutionaire aanpak, deze dappere beslissing van de manager... werkt alleen maar op het niveau dat die manager zijn job wil behouden. Hij krijgt nog een achtergrond in het honkbal mee zodat je je kan afvragen of hij niet gewoon verbitterd is dat het traditionele systeem met scouts het zo mis had over hem, maar dat is alles waar je je mee kan bezig houden over twee uur film en een handvol personages. Dat is gewoon veel en veel te weinig.

En ik begrijp wel dat dat deels komt omdat het een waargebeurd verhaal is, maar dan hadden ze het maar meer moeten dramatiseren. Moneyball voelt aan als een geschiedenisles. Zeg nu zelf: waar gaat deze film überhaupt over? Is er een algemeen thema dat doorheen de film verwerkt zit? Dat de personages motiveert? Neen, het vertelt enkel en alleen het geschiedenislesje honkbal, en die oppervlakkigheid zorgt ervoor dat de film gewoonweg saai wordt, want er is veel te weinig te beleven.

Nuja, niet alles is negatief; Brad Pitt is (zoals zo vaak de laatste jaren) fantastisch en mag vooral heel veel rekwisieten in het rond gooien. Het is fantastisch om - na haar optreden in The Girl With the Dragon Tattoo - te zien dat Robin 'Princess Buttercup' Wright wel degelijk een comeback aan het maken is. In één specifieke scène waarin Pitt onderhandelt zien we de spitsvondigheid en het tempo dat schrijver Aaron Sorkin ook in The Social Network injecteerde duidelijk terug. Maar dat zijn losse elementen, en hoewel een groot deel van die zaken goed gedaan zijn in Moneyball, verbergt dat niet dat dit een holle film is. Het doet zijn uiterste best en gebruikt enkele makkelijke technieken om je te doen geloven dat de uitkomst van het verhaal belangrijk is, terwijl het er helemaal niet toe doet. Dat zorgt ervoor dat Moneyball afstandelijk aanvoelt, en in feite een beetje een onzinnig verhaal is om te verfilmen.

Er zijn elk jaar wel weer films waarbij je je afvraagt waarom ze eigenlijk genomineerd zijn geweest; tot mijn grote verbazing en teleurstelling is de sportfilm er een dit jaar.