30 januari 2011
De 5 guilty pleasures van 2010
Als u deze blog al eens leest, of als u een beetje bekend bent met mijn kijkgedrag, weet u dat ik niet vies ben van een beetje pure schlock. Het is niet eerlijk om elke film aan dezelfde standaarden te onderwerpen; niet elke film is nu eenmaal een Taxi Driver, en niet elke film probeert datzelfde niveau te halen. Intelligente scripts, visionaire regisseurs, indrukwekkende acteerprestaties, ... allemaal goed en wel, maar soms is een flinke dosis plezier genoeg om een film te redden. Er zijn regisseurs die daarin slagen zonder over wisselvallige kwaliteit te moeten spreken, zie bijvoorbeeld twee van mijn favoriete films aller tijden: Evil Dead II en Big Trouble in Little China, maar zeker bij kleinere producties gaat het er lichtjes anders aan toe. Slechte CGI, constante inconsistenties, houterige dialogen en beschamend acteerwerk: het zorgt ook allemaal voor plezierige films. En dat zijn mijn grote guilty pleasures: het is slecht gemaakt of slaat helemaal nergens op, maar het is een bron van puur amusement. De lezers die dat kunnen appreciëren vormen in het grote geheel een niche, veel van deze films worden door het grote publiek gezien als simpelweg de smaakloze, dubieuze producten die het eigenlijk zijn. Maar voor wie het plezier daarin kan terugvinden zijn dit de vijf beste genrefilms die ik dit jaar gezien heb.
Ongetwijfeld het vreemdste uitgangspunt dat dit jaar het licht gezien heeft. Zoals hierboven in vol ornaat te bezichtigen valt is Sharktopus precies wat het belooft: half haai en half octopus. In principe gebruikt de film zijn potentie niet volledig, gezien de moorden die het beest uitvoert niet heel erg inventief zijn. Het gebruikt zijn tentakels en bijt mensen dood, meer doet dit vreemde creatuur eigenlijk niet wanneer het over land rondwaggelt. Maar de film wordt gered door de luchtige aanpak. Syfy heeft dit soort projecten al vaker te serieus behandeld, wat keer op keer leidt tot saaie en platte films. Maar Sharktopus zit vol met zelfrelativerende onzin waaruit blijkt dat de hele cast met plezier aan deze film heeft gewerkt, en zoiets werkt altijd aanstekelijk. Ik hoop dat Syfy hieruit geleerd heeft en dat we diezelfde ludieke aanpak in de aankomende projecten mogen verwachten. En de themesong van The Cheetah Whores blijft het meest belachelijk catchy muziekstuk dat ik dit jaar gehoord heb.
We gaan een potje valsspelen. Er waren zes films die ik absoluut in deze top 5 wou, dus ik bundel deze twee Asylum-producten samen, en niemand die mij kan tegenhouden. De twee hebben eigenlijk helemaal niets met elkaar te maken, maar staan allebei op hoog niveau, en een top 6 maken is ook zo flauw.
Allereerst Mega Shark vs. Crocosaurus: ik heb deze late 2010-release recent besproken en was behoorlijk tevreden. De aanwezigheid van Steve Urkel (die nog altijd dat rare hoge stemmetje heeft wanneer hij enthousiast wordt) en Gary Stretch als Australiër waar zelfs Mel Gibson alleen maar bewondering voor kan tonen vormt een toffe basis voor de film. Verder weet het de vreemde CGI-hoogtepunten die we inmiddels allemaal wel kennen te plaatsen binnen een onderhoudende film, waar deze scènes vroeger al eens los durfden staan van een gammel plot.
En Moby Dick doet dat ook, sterker nog: de opvulling is hier de echte kracht van de film. De CGI van Moby Dick is bij momenten redelijk, bij andere momenten belachelijk, maar er zitten geen typische haai-eet-vliegtuig-op-scènes in. Wat je wel krijgt is een geweldige cast. Allereerst is er Renée O'Connor als vrouwelijke wetenschapster (helaas geen bril), beter bekend als Gabriella binnen het Xena-universum. Ze was ook al naast Bruce Campbell te zien in de zwakke B-film Alien Apocalypse, maar het is aangenaam om haar ook in een degelijke film te zien. Maar ze staat volledig in de schaduw van de fenomenale Barry Bostwick, ons aller gekend als burgemeester Randall Winston in Spin City. Het is een genot om hem van het scherm te zien spatten in één van de meest voldoening schenkende acteerprestaties die ik dit jaar gezien heb. Hij mankt rond in zijn onderzeeër en schreeuwt oneliners als "Why do babies die in their sleep?", "He's not a whale, HE IS THE DEVIL HIMSELF!", of het hoogtepunt: "MADAM, I'D STRIKE THE SUN IF IT INSULTED ME."Barry brengt een enorme hoevelheid energie en badassery in zijn rol, die op zich al vrij badass is. Op een bepaald moment is Ahab zijn prothese-been kwijt, dus hij huppelt naar een graf, ramt het kruis in zijn stomp en loopt daarop verder. Onvoorstelbaar cool.
Black Dynamite is een speciale film in deze lijst, omdat het eigenlijk geen bedenkelijke film is. Als je de artwork, stijl of acteurs zou bekijken zou je zweren dat dit een echte blaxploitation-film is, maar dat is absoluut niet zo. In feite is dit een parodie op genrefilms als Shaft, Boss Nigger, Blacula, etc. etc. maar dan wel een die in volledig overtuigende stijl gebracht wordt. Verschrikkelijke dubbing, personages die tijdens een cut van acteur veranderen, ... zo'n dingen worden hier ook gebruikt, wat voor een opvallend subtiele humor zorgt. Het is echt een komedie waarbij je naar veel grappen moet zoeken, anders kijk je er simpelweg overheen. Maar zelfs los daarvan is dit een hilarisch verhaal over ex-CIA agent en allround superneger Black Dynamite die zijn community moet beschermen. Hij gaat op zoek naar jive sucka's, krijgt kennis van Doctor Wu's kung-fu treachery en komt uit bij wat waarschijnlijk de beste climax van eender welke film dit jaar is. Om het niet volledig weg te geven: Richard Nixon heeft een belangrijke rol. En over themesongs gesproken: er is dit jaar geen audiofragment geweest dat zo vaak in mijn hoofd rondgespookt heeft als het onderstaande. DY-NO-MITE, DY-NO-MITE.
Wie had durven denken dat The Asylum een mockbuster zou uitbrengen die beter is dan de film waarop hij gebaseerd is? Deze Sherlock Holmes bevat minstens tien keer zoveel entertainmentswaarde als Guy Ritchie's film en reduceert het personage niet tot een straatvechter met superkrachten. Een kritiekpunt dat ik had op de big budget Sherlock Holmes was dat het aanvoelde als een Scooby Doo-aflevering. Deze mockbuster heeft eenzelfde charme, maar dan nog eens flink versterkt. In deze Sherlock zien we namelijk een loslopende dinosaurus, een Kraken-achtig zeemonster en zelfs een vliegende, vuurspuwende draak. De vriendschap tussen Sherlock en Watson is ludieker, het plot is enorm amusant en de film straalt simpelweg veel meer fun uit dan het origineel. Ik zou zelfs zover durven gaan als zeggen dat dit de beste Asylum-film tot op heden is: een waanzinnig plezierige rit, ga dit zien!
Tja, welke film zou er anders aan de top kunnen staan? Ik had heel hoge verwachtingen voor Piranha en deze werden stuk voor stuk probleemloos ingelost. Het milieu rond de B-film is tegenwoordig flink anders dan in de 80's: in veel films krijg je vooral veel CGI en een standaard plot waar niets mee gedaan wordt, maar vroeger werd er veel meer liefde in dit soort films gestoken. En dat is hoe Piranha aanvoelt: een passieproject. Het is natuurlijk makkelijker om dit op een groter budget te realiseren, maar dit is ook effectief de eerste film in lange tijd die het écht goed doet. Een heel toffe cast (Jerry O'Connell is het grappigste personage van het jaar), originele gore (veelal met praktische effecten) en gewoonweg een feest om naar te kijken. De film was een vrij groot succes en de opvolger is al in de maak, we kunnen alleen hopen dat die dezelfde sfeer weet op te roepen als dit juweeltje.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten