24 februari 2011

Shadow Man (2006)

Wie is hij?
Ex-CIA agent Steven Seagal, alleenstaande vader sinds zijn vrouw vijf jaar geleden stierf. Dit verlies verwerkt hij met behulp van een naamloos, nauwelijks twintigjarig meisje. Je zou ergens bijna verwachten dat Seagal naar haar nieuwjaarsbrief luistert en haar daarna een stuk chocolade geeft, maar helaas: nog voor je "kokhalzen" kan zeggen betast Seagal haar naakte lichaam en is er wederom een Oost-Europese deerne verpest voor de rest van haar leven. Nu, niet dat Seagal er meteen opspringt zoals je zou verwachten: hij zucht eens en het lijkt of hij twijfelt of het wel de moeite is om uit zijn stoel te komen. Gewenning is duidelijk opgetreden, want Seagal gets all the bitches.

Hij is uiteraard een meester van aikido, de martial arts voor de luie mens, die - als we Seagals films erop nagaan - vooral bestaat uit het vastgrijpen en kletsen van slechteriken. Seagal is zelfs zo goed in deze vechttechniek dat hij nu ook al in zijn films les geeft. Hij slaat zijn chi (of wat dan ook) tegen een student, die op de grond valt. Hij slaat zijn chi in een watermeloen, waardoor het vruchtvlees kapotspringt. Pas op: dit is volkomen fout, want iedereen weet dat wanneer je aangevallen wordt door iemand met een watermeloen je gewoon de tijger moet loslaten*. Een van Seagals leerlingen is echter onder de indruk van de manier waarop de grootmeester meloensap maakt, en vraagt of hij dat ook kan leren. Lijkt me een logische vraag, gezien Seagal toch wel de docent is. Hij lijkt even te twijfelen, misschien wel naar een antwoord te zoeken, en slaat de arme jongen dan in ware Dragonball Z-stijl tegen de muur, waarop een showgevecht uitbreekt met de rest van de klas. Het is de ultieme introductie tot een Seagal personage, balancerend op de rand van zelfparodiëring.



Omdat zijn vrouw vijf jaar dood is neemt Seagal zijn dochter mee naar Roemenië, aangezien het daar goedkoper is om een film te draaien. Zonder dat Seagal het beseft verstopt zijn CIA-agent-schoonvader iets in zijn telefoon. Eenmaal in Roemenië aangekomen lopen Seagal en zijn dochter de luchthaven uit, terwijl de schoonvader zijn limousine instapt. Maar Seagal zijn paspoort is potjandorie toch wel niet uit zijn handtas, errrr, mantas gevallen zeker! Even terug naar binnen om te gaan zoeken dus...

En dan loopt alles mis!
De limousine ontploft! En in de chaos die er dan ontstaat wordt zijn dochter ontvoerd door een Britse vrouw. Op één minuut tijd staat Seagals leven plots volledig op zijn kop. Het is zelfs zo verwarrend voor hem dat hij op een bepaald moment in een andere persoon verandert!

Dit is Seagals stuntdouble, die hier gebruikt wordt voor de grote stunt waar Seagal naar een auto toe loopt. Ja, er wordt nogal kwistig met hem omgesprongen, en het is min of meer de regel dat elk shot waar je Seagal langs achter of enkel zijn lichaam ziet gebruik gemaakt wordt van de stuntdouble. Nu, Seagal verkeert niet meer in de fysieke staat waarmee hij in de 90's degelijke actiefilms maakte, en hoewel men dat probeert te te verbergen met lange leren jassen, heeft Seagal een flink buikje gekregen. Zijn stuntdouble verkeert echter in topvorm, waardoor je altijd duidelijk kan onderscheiden wie er nu precies in beeld rondloopt. Niet meteen een perfecte 'double', dus;

Seagal of zijn stuntdouble - wie zal het zeggen - kruipt een auto in en achtervolgt de kidnapper in de meest 50's auto-achtervolging in vele jaren. Om u een duidelijk beeld te geven: auto's die tegen 60 per uur rondrijden, afgewisseld met shots van één van beide partijen die als een idioot aan het stuur zitten te draaien, terwijl er een bewegende achtergrond in gegreenscreend wordt. Een voorbeeld:

Funfact: ik wou bovenstaande afbeelding eigenlijk maken met een foto van Seagal achter het stuur, maar van de zes personen die we tijdens deze achtervolging zien is Seagal de enige van wie we geen duidelijk beeld met achtergrond krijgen. Hij wordt elke keer vanuit een lichtjes dalende hoek gefilmd, hoogst waarschijnlijk om zijn kinnen te verbergen. Oh ijdelheid, uw naam is Seagal.

Maar helaas weet de kidnapper te ontsnappen. Seagal staat er nu helemaal alleen voor, niemand zal hem helpen om zijn dochter te redden. Hij zal..... emmm.... als een schaduw....... slechteriken moeten vermoorden......... Steven Seagal is: Shadow Man!

Seagal kickt ass!
Het hoogtepunt binnen de hoeveelheid konten die worden geschopt neemt plaats wanneer Seagal wordt verraden door een oude vriend en opgesloten zit in een kamer. Op ongeveer één minuut tijd grijpt Seagal alles dat hij maar kan vinden en begint geconcentreerd te knutselen. Van aardappelmesjes maakt hij een soort werpsterren: dat is redelijk inventief. Maar dan begint hij pas echt te MacGyveren: met wat koperdraad, een brandblusser en een wasknijper creëert hij een boobytrap zodat de eerste schurk in de kamer ontploft. Het knapste is echter hoe hij - schijnbaar enkel en alleen door wat leidingen uit de muur te rukken en ineen te prutsen - ter plaatse een shotgun verzint. En hij legt ook nog wat speelgoedauto's onderaan de trap, hangt blikken verf aan een touw, smeert de trap vol teer en hangt een bunsenbrander aan de ingang. Lachen gegarandeerd.

Nog zoiets enorm cool is wanneer Seagal een helikopter uit de lucht schiet door er drie keer met zijn pistool naar te schieten. Dubbel cool is wanneer hij niet stopt en tien kogels later het hele ding ontploft. Maar verder is de actie allemaal nogal redelijk standaard: Seagal wordt aangevallen, Seagal zwaait wat met zijn armen en de schurk valt neer. Het had allemaal wel wat inventiever gemogen, maar wat kan je verwachten van een film waar "Trailers" een aanwezige knop is in het menu, maar je nooit op die knop kan drukken omdat er helemaal geen trailers op de DVD staan.

Nog veel minder cool zijn de pogingen tot humor. Een enorm vreemd moment is een bepaalde Roemeen die een masker draagt: "hij heeft een freebase ongeluk gehad, zijn gezicht jaagt de klanten weg", legt iemand anders uit. Maar nadat Seagal het masker van zijn gezicht aikidot en ziet dat zijn gezicht vol uitslag staat zegt hij "That's no freebasing accident: that's syphilis". LACHEN GIEREN BRULLEN! Jezus Steven, heb je niets geleerd van de Arnolds en Sylvesters van deze wereld? Woordspelingen, het draait allemaal rond de woordspelingen! Wanneer je een trawant zijn ogen uit zijn hoofd slaat zeg je iets in de trend van "watch your back", of "an eye for an eye", meer hoef je echt niet te doen. Eender verder initiatief wordt allesbehalve aangemoedigd.


De puzzelstukjes vallen op hun plaats

Wat heeft Seagals schoonvader hem nu precies meegegeven? En waarom willen de Russen hem daarvoor omleggen? En wat is het kwaadaardige waar Seagal de wereld van moet redden? Voor die uitleg zet Seagal zijn bril op en gaan we over naar:

In de stylus van Seagals GSM heeft zijn schoonvader een 'micro-ingekapselde nanochip' geplaatst. Dat is een 'nanochip' die omgeven wordt door een speciale 'hars'. Deze 'hars' kan enkel opgelost worden met behulp van één specifieke 'formule', anders gaat de data verloren. De data op deze specifieke chip betreft het 'MK Ultra' virus: een soort super-AIDS dat de drager 'griep en kanker enzo' geeft, waardoor de persoon binnen het jaar sterft zonder dat het virus traceerbaar is. Klinkt allemaal heel logisch? Dan kunnen we stilaan afronden.

Komt alles nog wel goed?
Seagal regelt een afspraak met enkele schurken om de chip te ruilen voor zijn dochter. Of, zo zegt hij; Seagal is eigenlijk een ouderwetse switcheroo van plan. "Geef me de chip", zegt de snoodaard. "Laat me eerst mjin dochter zien", zegt Seagal. En dan schiet Seagal de slechteriken neer. GENIUS!

Seagals schoonvader stapt van achter een muur vandaan: hij zat dan toch niet in de ontplofte limousine en blijkt te opperslechterik te zijn. Wat een twist! Zijn uiteindelijke motivatie is niet heel duidelijk - de Russen zijn afgeleid omdat ze op Seagal schieten, ofzoiets - maar onverwacht is het zeker!... een beetje, toch. Een klein beetje. Hij heft zijn pistool op: "Geef me de chip". Seagal zucht even en antwoordt met "It ain't over till the wolf hooooooowls". Hij wandelt naar zijn schoonvader toe. Schiet hem neer! Hij komt binnen vuist-afstand. Schiet hem neer! Hij gaat in aikido-positie staan. SCHIET HEM NEER! Te laat, Seagal past zijn watermeloen-move toe, kleeft zijn schoonvader tegen de muur en dus zijn zijn bij deze al de slechteriken officieel dood.

Wanneer ze terug in Amerika zijn koopt Seagal een paard voor zijn dochter, gevolgd door een freezeframe van een lachende Seagal. Een heel erg mooi, Diff'rent Strokes-einde van de film.


Dusja, Shadow Man heeft wel enkele degelijke momenten, maar is uiteindelijk een standaard by-the-books Seagal-film. Enkele van de typische minpunten in zijn 00's films zijn hier afwezig (geen nood, daar zal ik later wel eens op terugkomen), en eerlijk is eerlijk: Seagal heeft dit decennium maar weinig films uitgebracht waar hij er fysiek beter uitzag. Natuurlijk is hij uiteindelijk nog absoluut geen actieheld en loopt hij nogal gedesinteresseerd rond, maar dat verwacht je nu eenmaal van Seagal. Het is beperkt amusant in zijn clichés, maar geen meesterwerk: Seagal heeft betere, maar zeker ook slechtere.

22 februari 2011

True Grit (2011)

De gigantische misstap die The Ladykillers was is inmiddels alweer lang vergeten. Door opeenvolgende meesterwerkjes No Country for Old Men, Burn After Reading en A Serious Man zijn de Coens weer altijd en overal the talk of the town. Want "wat zijn die Coens toch edgy, durvers met een artistieke visie en meesters van het onverwachte". En toch hoor je over True Grit weer een hoop negatieve reacties. Reden: het mist dat atypische dat andere Coen-films wel hebben. Wel... paradoxaal genoeg is het daardoor juist weer een typische Coen-film die brengt wat je niet verwacht. Joel en Ethan zijn er wederom in geslaagd om een ijzersterke prent te brengen die verrast door voor een keer eens geen ongeschreven regels te breken. Alleen de Coens kunnen origineel blijven door eigenlijk helemaal niets origineels te doen.

True Grit is de eerste keer dat de broers het western-genre tackelen - neen, No Country for Old Men telt niet mee - en doen daarvoor beroep op koning van de Amerikaanse cowboyfilm: John Wayne. Het originele True Grit van 1969 staat vooral bekend als de film waarvoor Wayne eindelijk een Oscar mocht ontvangen en is verder een degelijke, doch weinig memorabele western. En hoewel in deze nieuwere versie niet alles klakkeloos wordt overgenomen, volgt het plot toch - enigszins verrassend - dezelfde lijnen als in het origineel. De echte revisie zit em in het scenario, dat veel en veel efficiënter geschreven werd. Waar het origineel nog echt alles letterlijk aan de kijker probeerde te vertellen, wordt er in deze update veel meer geïmpliceerd. Schoolvoorbeeld: in het origineel zien we hoe Mattie het nieuws van haar overleden vader verneemt en naar de stad trekt om haar vaders eer te wreken. In deze herziening wordt hetzelfde verteld binnen een shot of vijf: de narratieve uitleg, cut naar Mattie op de trein, cut naar de lijkschouwer. Dat scheelt al gelijk een minuut of tien.

Nog voorbeelden? Spanningen tussen cowboys en indianen zijn natuurlijk niets nieuws binnen het genre, maar toch moet die situatie even vastgesteld worden. In True Grit gebeurt dat op basis van één klein grapje dat ongeveer twee seconden duurt. Nog zoiets: op een bepaald moment wordt iemand ingehuurd om een achtervolger tegen te houden. De volledige dialoog die daarvoor uitgewisseld werd in het origineel wordt in de nieuwe film geschrapt, slechts één zin is overgebleven. En die ene zin is zo duidelijk dat iedereen probleemloos zal begrijpen waar het nu allemaal eigenlijk over ging. De twee films naast mekaar leggen kan tellen als een flinke cursus waar aspirant scenarioschrijvers enorm veel uit kunnen leren; het basisplot heeft in deze nieuwe versie waarschijnlijk een half uur minder nodig om verteld te worden, maar is nergens verwarrend of onduidelijk.

Daardoor zit er ook veel meer speling in de film. Er is meer tijd voor zaken die los staan van het plot, en die ruimte wordt vooral met humor gevuld. True Grit kan zich met Burn After Reading meten als de grappigste Coen-film sinds The Big Lebowski, terwijl het eigenlijk helemaal geen komedie is. Er zijn zo wat losse scènes, zoals de Indiaan die zijn laatste woorden verkondigt, of de eerste keer sinds The Wicker Man dat er nog eens een volwassen man een beerkostuum draagt. Maar uiteindelijk valt 90% van de comedy op de schouders van Jeff Bridges.

Laat ons eerlijk zijn: John Wayne kreeg dan wel een Oscar voor zijn rol, zo heel geweldig was hij nu ook weer niet. Het was eerder op basis van zijn carrière dat hij het beeldje in ontvangst mocht nemen, want de rol op zich was nogal typisch voor Wayne en daardoor vrij vergeetbaar. Zijn voornaamste karaktertrek was nog wel dat ooglapje dat hij doorheen de film draagt. Jeff Bridges daarentegen is weergaloos en spat constant van het scherm af: met schuurpapieren stembanden en een in whisky gemarineerd accent gromt Bridges zich een weg doorheen de film, met een constante vreemde blik alsof er iets fameus aan het stinken is. Hij schopt kinderen omver, begint ladderzat met een geïmproviseerd wedstrijdje kleiduifschieten en heeft twee van de meest perfect getimede oneliners die ik in zéér lange tijd gezien heb. En daarbovenop draagt hij zijn ooglapje ook nog eens veel gracieuzer dan Wayne, alsof hij Snake Plissken zelf is. Bridges maakt van een nogal simpele rol een ijzersterk en memorabel personage, en dat komt de film uiteraard alleen maar ten goede.

Maar niet alleen Bridges slaagt daarin: zowat iedereen in deze cast - met uitzondering van Barry Pepper, die niet slecht is, maar wel de magistrale rol van Robert Duvall moet zien te evenaren - weet zijn personage sterker te brengen dan in het origineel. Matt Damon is een heerlijk zelfvoldane kleuter, Josh Brolin (Goonies for life!) is een zeer dreigende aanwezigheid, maar vooral Hailee Steinfeld wekt indruk als de protagonist. In haar debuut langspeelfilm (kijk en leer, Noah Ringer) weet ze uit te pakken met een kamervullende presence waar pakweg een Meryl Streep om bekend staat. Verschil: Steinfeld is slechts veertien jaar oud. De manier waarop ze charisma en maturiteit uitstraalt naast deze zeer sterke cast is niets minder dan indrukwekkend.

Maar de sterkste prestatie in de hele film is die van cinematograaf Roger Deakins, die alweer voor de elfde keer met de Coens samenwerkt. De film zit vol met briljante shotcomposities en een prachtige fotografie. Het openingsshot alleen al is er letterlijk een om in te kaderen, en dat kan over zeer veel beelden in deze film gezegd worden. Het is algemeen gekend dat Deakins één van de beste in zijn vak is, maar voor True Grit stijgt hij boven zichzelf uit: een visueel meesterwerk. Ook de ondersteunende soundtrack is zeer sterk, en wie mij kent weet dat een muzikale score een aspect van een film is waar ik zelden rekening mee hou; het moet al héél goed zijn eer het mij echt opvalt.

Criticasters hebben genoeg ammunitie om True Grit af te kraken; het is immers een zeer conventionele en voorspelbare film. Maar binnen het vlak van conventionele films is het wel degelijk een hoogvlieger die in letterlijk elk aspect weet uit te blinken. Het mag dan wel geen existentiële vraagstukken oproepen of bol staan van de cryptische metaforen, maar dat is ook niet nodig. True Grit is een simpele, maar vooral een heerlijke western.

21 februari 2011

The King's Speech (2011)

Het uitgangspunt rond The King's Speech is niet geweldig: de toekomstige koning stottert en moet daar maar vanaf zien te raken. Ook de uitwerking lijkt niet al te geweldig, een Britser dan Brits historisch drama, waar je je elk moment mag verwachten aan uitspraken als "jolly good show" of "cuppa tea, gov'na?". En toch bevalt deze The King's Speech me wel: het doet weinig nieuws, is bijzonder sober en verrast eigenlijk nooit. Maar onder de karrevracht aan déja-vu's schuilt er ook een kloppend hart, een stevige drive en twee opmerkelijk sterke acteerprestaties.

Eigenlijk valt er een sterke vergelijking te maken met nog zo'n Oscarnominatie-magneet: The Fighter. In feite is dit ook een from-zero-to-hero verhaal, waar de hoofdrolspeler boven zich uit moet stijgen om de obstakels te trotseren. Die obstakels vinden we deze keer echter niet in de vorm van muilperen, maar eerder op psychologisch vlak. Colin Firth is prins, wanneer zijn vader sterft en zijn oudere broer zijn broek boven zijn troon verkiest wordt hij koning George VI. Een probleempje: George is een stevig stotteraar, een mankement dat in tijden van radio-communicatie nogal problematisch blijkt. Maar zo'n spraakgebrek oplossen is makkelijker gezegd dan gedaan, dus zoekt hij hulp bij Geoffrey Rush.

Het moet niet gezegd worden dat de sessies tussen die twee The King's Speech zijn unieke karakter geven: de manier waarop George zijn kaken losgooit of hoe hij in een scheldtirade vliegt zonder te stotteren is iets wat we nog niet vaak gezien hebben. De verdere invulling van de film is behoorlijk standaard: het is een Brits kostuumdrama. Die zijn per definitie nogal sober en onopvallend, en dat is hier dan ook niet anders.

Maar in die oefensessies zien we ook waar het echt allemaal echt om gaat: de groeiende bromance tussen Firth en Rush. Een geïsoleerde vorst die het wel goed voor heeft met het plebs, maar nooit met hen in contact komt, ontmoet een lichtjes hautaine Australiër die hem niet afstandelijk of bang benadert. Die vriendschap werkt enkel en alleen maar omdat de acteurs in kwestie de pannen van het dak staan te spelen. Zowel Geoffrey Rush als Colin Firth leggen zeer veel menselijkheid in hun prestatie; het zijn personages die ondanks hun charisma en vriendelijkheid over voldoende grove kantjes beschikken. We voelen mee met deze personages, zonder dat dat op een artificiële, eendimensionale manier gebeurt. De emotionele investering die je in deze karakters steekt wordt terugbetaald, zodat de band tussen de personages niet verwatert in gezapig, overdreven sentimenteel of ronduit saai gezwets. En Helena Bonham Carter loopt ook nog wat rond in deze film, maar veel heeft ze eigenlijk niet echt te doen.

Wat Firth ook uitstekend voor elkaar krijgt is ons de constante twijfel van zijn personage tonen. George mag dan wel een man van aanzien zijn die een flinke status geniet, maar door zijn fysieke aandoening heeft hij een flink minderwaardigheidscomplex gekweekt. Hij mag dan wel een machtig man zijn, maar wanneer hij begint te bekvechten met zijn broer krijgt hij nauwelijks een lettergreep uit zijn keel gesleurd. Hij heeft helemaal geen zelfvertrouwen en kijkt nogal moedeloos tegen het leven aan, en dat zijn toch karaktertrekken die we niet vaak zien in een man van adel. George is een pechvogel in een positie waar je geen pechvogel mag zijn. Firth weet die hopeloosheid heel goed te brengen, terwijl je tegelijk de verbetenheid van zijn personage voelt om de situatie om te draaien. Firth had de Oscar vorig jaar eigenlijk ook al verdiend voor zijn verrassend sterke rol in A Single Man, en geen haar op mijn hoofd dat er aan twijfelt dat hij em deze keer wel zal krijgen, en ook dat zal weer volkomen terecht zijn.

Zo heel speciaal is het dus allemaal eigenlijk niet, maar de uitvoering is wel degelijk subliem. Tom Hoopers regie is, op enkele sleutelscènes na, behoorlijk sober, maar hij weet het tempo wel perfect in zijn film te houden. Het zijn zonder twijfel de twee centrale acteurs die de film enkele categorieën omhoog trekken; zij zorgen ervoor dat The King's Speech een mooie en onverwacht meeslepende prent is geworden, waarvoor hulde. Hail to the king, baby.

16 februari 2011

The Fighter (2011)

Theorie en praktijk, helaas zijn dat vaak twee compleet verschillende werelden. Theorie: het aantal 'best picture' Oscars wordt uitgebreid van vijf tot tien, zodat minder grote films - die dan wel geen kans maken op de uiteindelijke overwinning - ook de voordelen van een nominatie kunnen genieten. Praktijk: The Blind Side. In datzelfde straatje vinden we The Fighter, die ook in andere categorieën nominaties wist binnen te halen (maarliefst zeven in totaal), en uiteindelijk blijkt het net als die Bullock-film een simpel, standaard, cliché sportdrama. Dat deze poging tot Rocky films als Shutter Island en The Ghost Writer van een nominatie weet te houden is op zijn minst belachelijk te noemen.

Maar als ik heel eerlijk ben: ik hou van tijd tot tijd wel eens van een feelgood zero-to-hero verhaal. Daar moet je natuurlijk vooral niet te veel bij nadenken; nog voor het half uur kan je nagenoeg het hele verhaal zelf wel invullen, en niet één keer zal je voor een verrassing komen te staan. Mark Wahlberg is een bokser die door zijn broer getraind wordt, krijgt een dipje, werkt zich door alle tegenslagen heen en wordt uiteindelijk Pokémon-meester of zoiets. We hebben het allemaal honderden keren eerder gezien, en hoewel dit een redelijke invulling van het concept is hebben we het ook al veel beter gezien. Maar zelfs al was dit de meest onvoorstelbaar geniale invulling van dat stappenplan: verdient een inspiratieloze film als dat het wel om gezien te worden als iets meer dan simpel escapisme? Die hele 'American dream' onzin is iets dat Amerikanen natuurlijk slikken al ware het vloeibare Big Macs; het is niet de eerste keer dat dit soort film veel te veel erkenning krijgt in de Verenigde Staten, en het zal ook absoluut niet de laatste keer zijn.

Neen, dit is niet de nieuwe Rocky en komt niet in de buurt van Raging Bull, en is weinig meer dan de beste film over boksen sinds "die vorige film die ook over boksen ging". The Fighter is een degelijke boksfilm die zich op geen enkel vlak onderscheidt. Nuja, misschien toch één: het valt op dat alle vrouwen afschuwelijke specimens van het vrouwelijke geslacht zijn. Ofwel zijn het gatlelijke, marginale, vettige shemales van wijven, en anders wel staalharde, ijskoude, meedogenloze vrouwen, ongetwijfeld met een vleesetende plant verscholen tussen hun dijen. Marky Marks hele familie bestaat uit ma Flodders, zijn ex-vrouw is een of andere Terminator en zelfs de schaars geklede meisjes die tijdens het gevecht moeten rondwandelen vallen uit pure lompigheid al eens op hun gezicht. Redder voor het fijnere geslacht is de altijd geweldige Amy Adams, die weer eens een nieuwe kant van zich toont. Ballen aan haar lijf en onverdund charisma stromend door de aders: echt subtiel of divers is het allemaal niet, maar Adams zet een aangename rol neer.

Over niet al te subtiel gesproken: Christian Bale zit in deze film en hij is geweldig, maar niet heel erg goed. Hij Caget zijn rol een beetje: Bale is echt een gigantische brok energie in deze film. Hij heeft een enorme presence en geen seconde dat hij in beeld is dwalen je ogen van hem af. Bale wil duidelijk eens een Oscar en gooit alle registers open, gevolg daarvan is flinke overacting die van het scherm spat en heel erg tof om zien is. En aan zo'n rol heeft The Fighter misschien wel meer dan moest het een serieuze sterke rol zijn: face it, het bronmateriaal dat we hier zien is niet al te sterk, en een echt goede rol zou gewoon verloren gaan in de banaliteit van het geheel. Maar Bale maakt de film aangenamer, een leuker kijkstuk, een hogere amusementswaarde... en dat is toch vooral waar deze film het van moet hebben. Iedereen verbleekt natuurlijk naast Bale, maar Marky Mark toont zich toch een degelijk acteur. Meer dan eens horen we die inmiddels bijna typerende intonatie die hij in The Happening legendarisch maakte, maar als het goed is zeggen we het ook: algemeen gezien doet Wahlberg dat zeker niet slecht.

Dusja, zeven Oscarnominaties, en The Fighter hoeft voor mijn part geen enkel beeldje te ontvangen. Amy Adams misschien, al zou dat nogal idioot zijn om deze prestatie te bekronen, maar haar duidelijk superieure rol in Doubt dan weer niet. Verder is de film wel twee uur aangenaam amusement, maar verder is het een zoveelste dertien in een dozijn sportdrama dat verder betrekkelijk matig is, maar vast wel hopen positieve reacties zal weten te creëren op basis van de Oscarnominatie en Amerikaanse pers. Leuk voor een saaie zondag, als hij eens op TV verschijnt, maar zeker niet meer dan dat.

14 februari 2011

127 Hours (2011)

Danny Boyle is altijd de man geweest die entertainment brengt waar een ruim publiek voor te vinden is, maar meer moet je van hem ook echt niet verwachten. Slumdog Millionaire, Sunshine, The Beach, ... niet bepaald films met een duidelijke moraal, of die een of ander debat proberen aan te gaan, maar die door Boyle's drukke regie veelal een enorme flow behouden en daardoor altijd wel prettig wegkijken. Een hele hoop vraagtekens bij 127 Hours dus, een concept waar die aanpak niet echt bij lijkt te passen. Het is een beetje als Michael Bay die een Holocaust-film gaat draaien, of Kevin Smith die een romantische komedie ineen flanst. Want in dit waargebeurde verhaal zien we hoe sportman Aron Ralston met zijn arm vast komt te zitten tussen twee rotsen. Het overgrote deel van de film vindt dus plaats op één locatie met slechts één personage, niet bepaald iets waarvoor Boyle zijn flitsende stijl kan toepassen, dus. Nuja......

Wel dus. Boyle pakt deze film aan op precies dezelfde manier als hij dat bij Slumdog Millionaire deed. Felle warme kleuren, tot daar aan toe, maar zo gebruikt hij ook opvallend vaak een dubbel splitscreen, waarbij we drie verschillende beelden binnen één frame zien, uiteraard op de tonen van niet altijd even toepasselijke popmuziek. Of wanneer Aron bijvoorbeeld het beeld op zijn camera terugspoelt, vindt Boyle het noodzakelijk om in te zoomen tot binnenin de camera, om ons zo te tonen hoe dat mechanisme precies werkt. Binnen de feelgood sfeer van Slumdog werkte dat: het enthousiasme was aanstekelijk en Indië zag er prachtig uit, maar bij 127 Hours werken die trucjes niet, integendeel. Je kan moeilijk kleiner gaan qua scope dan dit, en daardoor is dit dus voornamelijk een acteursfilm. Het milieu rond de film zorgt ervoor dat dit soort films perfect de emoties van de protagonist op de kijker kunnen projecteren, en altijd als zoiets hier dreigt te gebeuren zorgt één van Boyle's gimmicks ervoor dat de dynamiek compleet verdwijnt. Je kan niet in de film verdwijnen omdat de overgeregisseerde drukte je er steeds attent op maakt dat dit toch maar een film is.

Maar zelfs al werd er wat soberder met deze prent omgegaan had dat geen verschil gemaakt, want je hebt nu niet bepaald het gevoel dat je iets gemist hebt. Er valt niet al te veel interessants te beleven binnen Aron's psyche: hij verliest uiteraard zijn grip op de werkelijkheid, wat zich uit in enkele hallucinaties (meermaals is een opblaasbare Scooby Doo aanwezig), maar echt veel moet je daar niet van verwachten. En wanneer je denkt dat je op je sterfbed ligt krijg je wat spijt van het verleden: oh, wat had ik mijn moeder toch vaker moeten terugbellen. Oh, wat had ik wat meer rekening moeten houden met ex-vriendin "de ware" haar gevoelens. Oh, waarom moest ik zo nodig de superheld uithangen en heb ik niemand verteld waar ik naartoe ging? Het zijn voorspelbare reacties die absoluut niet sterk uitgediept worden. Die psychologie is iets wat Boyle niet interesseert, terwijl dat toch wel het punt is waar je dit soort film interessant kan maken.

De film zou daardoor eigenlijk vooral moeten teren op het al dan niet overleven van Aron, en dat is dan ook weer een dubbeltje op zijn kant. Hoewel dat aspect wél sterk opgebouwd wordt is er alleen een artificiële spanning aanwezig. Door het vakmanschap voelen sommige scènes wel spannend aan, maar in het algemeen is de sfeer vrij gelaten. De grote dooddoener is natuurlijk het feit dat we allemaal al weten hoe dit verhaal gaat aflopen. Het is een waargebeurd verhaal waarvan de echte Aron Ralston een boek geschreven heeft, dus we weten dat hij nu al lang niet meer tussen die rotsen steekt, terwijl er qua marketing berichten de wereld in gestuurd werden over kijkers die flauwvielen tijdens de amputatiescène. Als we dan zien hoe Aron zich probeert te bevrijden is er geen spanning aanwezig, noch voelen we sterk met hem mee: we weten op voorhand al dat het niet gaat lukken, en dat hij zijn eigen arm zal moeten amputeren.

Wie de film dan wel nog weet te redden is James Franco, die bijzonder sterk staat te spelen. Evident is dat niet, want vanaf het punt dat hij vast komt te zitten zijn er geen dialogen om op te teren, en van enige lichaamstaal is er ook niet echt sprake. Franco krijgt een tiental minuten om zijn personage te realiseren, en meer heeft hij niet nodig om ons te overtuigen dat die Aron best wel een toffe gast is. Wanneer hij dan eenmaal vastzit krijgt hij een paar monologen voor de camera, en verder moet hij het compleet van zijn mimiek hebben. En daarin schittert Franco: hij weet de aftakeling van Aron bijna tastbaar te maken, puur met gebruik van zijn gezicht en sprekende ogen. Een zeer knappe prestatie.

Zo valt 127 Hours wel het beste te omschrijven: een indrukwekkende acteerprestatie, overladen met een veel te drukke regie. Door het gebrek aan diepgang durft de films zelfs wel eens een tikkeltje saai te worden, en lijkt er zelfs wat opvulling te zitten in deze film van amper 90 minuten. Maar veel van die minpunten worden geneutraliseerd door een sterke James Franco die ons doorheen de lijdensweg loodst; op basis van het scenario zul je geen band met Aron voelen, maar Franco weet dat wel op zijn eentje te realiseren en deze film van complete middelmatigheid te onderscheiden. Hah, een volledige recensie zonder flauwe woordspeling, en dat was toch wel allesbehalve handig.

12 februari 2011

De 10 beste films van 2010, en meer

Een jaarlijstje in februari plaatsen; ok, ik heb er nogal mijn voeten aan geveegd dit jaar. Een combinatie van kijkachterstand, examens en ziekte heeft ervoor gezorgd dat deze lijst een beetje laat, zelfs volledig in het Oscar-seizoen valt. Ik zal er alles aan doen om volgend jaar een beetje op tijd te komen, maar om een beetje relevant te blijven (en ook een beetje ter compensatie); zie hier de Not a Tumor-awards.



  • Evolutie van het jaar: Stand by Me kindster Jerry O'Connell die -weliswaar via een Kangaroo Jack omweg - uiteindelijk de rol van zijn leven gevonden heeft als cocaïne-snuivende pornoregisseur in Piranha.
  • Net iets te overtuigend: Nicolas Cage in Bad Lieutenant: Port of Call - New Orleans. Vertel ons maar dat je deze rol - na de zatlapperij in Leaving Las Vegas - clean wou vertolken; niemand die het gelooft.
  • Acteren? Quoi?: Anthony Hopkins in The Wolfman. Vergeet beleving, vergeet emotie en vergeet zelfs intonatie: een echt grootse acteur forceert gewoon een mondharmonica in een willekeurige scène.
  • Don't quit your dayjob: Dat vervelend kind dat verschrikkelijk slecht debuteerde in de hoofdrol van The Last Airbender. Maar aangezien deze dertienjarige waarschijnlijk geen dayjob heeft krijgt Erika van Tielen em voor Frits & Freddy: terug naar ros en terug naar niet-acteren, graag.
  • Verrassing van het jaar: Colin Firth die in A Single Man bewijst dat hij geen houten plank is. Runner-up is Michael Cera - overigens zelf een Canadees - die een poging tot Canadees accent binnen Scott Pilgrim vs. The World wist te smokkelen door maarliefst één keer "eh" te zeggen. Daar hadden de criticasters niet van terug.
  • Visionair van het jaar: Lee Daniels voor Precious: Based on the blablabla, en het hilarisch foute shot van de bakkende eieren tijdens een verkrachting. Die man zal daar vast wel iets mee bedoeld hebben, maar wat precies? Incest is spetterend? Wordt het best met een korrel zout genomen? Met vaderdag krijg je het in bed? Neen, meneer Daniels, ik vrees dat ik niet helemaal mee ben.
  • De beste film waar ik het minst van gezien heb: Om gefilmd te worden op een trampoline tijdens een aardbeving door een aan Parkinson lijdende chimpansee was Green Zone nog een heel goede film, maar soms is het ook wel eens aangenaam om te belangrijkste zaken in een film effectief in beeld te brengen, meneer Greengrass.
  • Realisme ten top: Ik kan me best voorstellen dat het onder een rijdende trein een hels kabaal is, maar dat is geen reden om de bioscoop met bloedende oren te moeten verlaten, Unstoppable.
  • Het meest zinloze experiment: Neen, niet het eerste segment van The Human Centipede. Wel Armie Hammer die zijn eigen broer moet spelen in The Social Network. Huur gewoon een andere acteur in; het is niet alsof de rest van de film wél compleet historisch accuraat is, dus over dat éne miniscuul detail zal niemand vallen.
  • Nobelprijs voor poging tot wetenschap: Lithiumdioxide klinkt heel erg sciency, Iron Man 2, maar iedereen met een basiskennis scheikunde prikt daar meteen een gat in.
  • De "scheet in een fles" van het jaar: Moord en brand! Er loopt een zombie door de straten en hij draagt toevallig een mijter: heiligschennis! Neen, al die commotie waren Sint en zijn uruk-hai ook weer niet waard, al zal het daar qua financiën wel niet over klagen.
  • Opgesloten in de kast: Voor zij die vergeten waren hoe sterk de homoseksuele spanningen in 80's actiefilms wel eens konden zijn: men staart weer meer dan genoeg naar elkaars blote bast in The Expendables.
  • De "jeugd met hun flippo's en gameboys" van het jaar: Eigentijdse subcultuur-referenties maken is natuurlijk heel erg hip, maar met 'All your base are belong to us' moet je in 2010 echt niet meer afkomen hoor, Cop Out. Een eervolle tweede plaats voor Salt, de Amerikaanse productie die nog altijd niet beseft dat de Russen al lang de slechteriken niet meer zijn.
  • De twist van het jaar: Geen Prince of Persia, Book of Eli, Salt, ... er was één verrassing die met kop en schouders boven de concurrentie uitstak. Een doodsaaie sok van een film dat op een paar minuten tijd plots een 9/11-drama wil worden. Remember Me, kostelijk.
  • Charmeur van het jaar: Peter Sarsgaard die Carey Mulligan voorstelt om haar te ontmaagden met een banaan, "to get the messy part over with". Alleen het witte paard ontbreekt.
  • Schrijver van het jaar: De persoon die verantwoordelijk was voor Nicolas Cage's ruime hoeveelheid 'babydawls' in Kick-Ass.
  • Wekenlang nachtmerries dankzij: De aap met cimbalen in Toy Story 3. En dat voor een kinderfilm.
  • Meest memorabele schurk: Een veel te zware Steven Seagal die de Oost-Europese producties even inruilde voor Machete. Een martial arts specialist straalde zelden zo weinig dreiging uit. Runner-up is de kungfu-vechtende, nunchaku-zwaaiende Richard Nixon in Black Dynamite.
  • De "ge moest beschaamd zijn" van het jaar: Dat Guy Ritchie maar eens lang en goed in de spiegel kijkt: als de cash-in mockbuster van Sherlock Holmes beter is dan de grote productie ben je niet goed bezig. Runner-up is Date Night, de komedie wiens credits grappiger zijn dan het anderhalf uur dat eraan voorafgaat.
  • De klets in het gezicht van het jaar: Het was al geen al te goede film, maar duizenden innerlijke kinderen begonnen zachtjes te wenen toen Johnny Depp de 'futterwacken' begon te breakdancen in Alice in Wonderland.
  • De youtube-repeat van het jaar: De bicycle kicks in Mega Piranha. Hier kan ik de hele dag naar kijken.

  • Filmposter van het jaar: Hand in hand met de tagline van het jaar: "Great things come in bears". Toeval kan dit gewoonweg niet zijn, maar wel enorm geniaal.



Nu, heel soms kijk ik ook wel eens documentaires in plaats van films, vooral als het thema een beetje interessant is. Elk jaar komen er zo wel een paar uit en hoewel ik er maar een handvol zie (dit jaar welgeteld zes) zitten daar altijd wel zeer aangename bij. Van die zes waren er drie die ik héél goed vond, en die het verdienen om aan u aangeraden te worden. Dus voor ik aan de effectieve top 10 begin: een top 3 documentaires. Alvast de drie die het niet haalden: het aangename, maar nogal oppervlakkige Lemmy, het verschrikkelijk eenzijdige en ongenuanceerde RiP! A Remix Manifesto en Louis Theroux' goede Law & Order in Lagos.

Een terugkeer naar de hoofdrolspelers die ruim twintig jaar geleden verantwoordelijk waren voor hedendaags cultfenomeen Troll 2. Tandarts George Hardy omarmt het publiek dat houdt van de dubieuze kwaliteit; altijd glimlachend, tot vervelens toe het "You can't piss on hospitality, I won't allow it" citaat herhalen, vreemden aanspreken over de film, ... Geweldig leuk om te zien. Margo Prey is echter gewoon compleet zot geworden, letterlijk. De manier waarop ze praat over de film, haar zieke moeder en haar fysiek voorkomen is gewoonweg vervelend om naar te kijken. En koning van de documentaire is regisseur Claudio Fragasso, die naar Q&A's van de film gaat om te reageren met oneliners als "You understand nothing", of vanuit het publiek te roepen hoe zijn acteurs allemaal leugenaars zijn. Zeker de meest amusante documentaire dit jaar.

Rush is één van mijn favoriete bands, dus misschien ben ik een beetje bevooroordeeld. Daarentegen kon ik Sam Dunn's eerdere muziek-documentaires maar matig appreciëren. Maar met Beyond the Lighted Stage maakt hij een heel sterke documentaire over een band wiens geschiedenis het vertellen waard is. Toen hij hetzelfde probeerde voor Iron Maiden met Flight 666 werd het eigenlijk een veredelde roadtrip-vastlegging, en A Headbanger's Journey en Global Metal waren nu niet bepaald blijken van een meesterlijk documentairemaker (vooral die tweede niet). Maar hier vertelt hij een duidelijk afgebakend verhaal, met genoeg ruimte voor anekdotes en interviews met interessante personen. Voor fans natuurlijk dubbel zo goed als voor niet fans, maar sowieso de moeite waard om te bekijken.

Maar de beste documentaire dit jaar was natuurlijk Exit Through the Gift Shop, waarvan we nog steeds niet zeker weten of het nu allemaal wel echt was. Het toont een mooie introductie binnen de street art beweging, maar is uiteindelijk vooral een heel duidelijke boodschap over de fakeheid van de kunstwereld, waar hype en mooie woordjes boven kwaliteit staan. Of alles nu opgezet spel is of niet: Exit Through the Gift Shop zet wel tot denken aan, en doet dat op een bijzonder inventieve wijze.



En dan de hoofdschotel. 2010 was een goed jaar; meer goede films dan in 2009 en de zekere numero uno uitkiezen bleek een behoorlijk moeilijke beslissing. Er waren veel pure topfilms, veel sterk entertainment en een hoop heel mooie films. Lastig om uiteindelijk de juiste mix te vinden , maar bij deze: mijn top 10 van 2010.

In een tijd waar alles grimmiger en duisterder wordt was Kick-Ass een aangename verrassing. Wat begint als een parodie eindigt in een fullblown superheldenfilm, maar wel een die precies aanvoelt wanneer enige serieux noodzakelijk is. Veel humor in deze prent, mede door Nicolas Cage's Adam West-rol, maar ook bijzonder stijlvol en enorm bruut op vlak van geweld, al dan niet uitgevoerd door een elfjarig meisje. Dit bleek duidelijk een film 'voor de jeugd' die het publiek sterk verdeelde, maar zette tegelijk wel, min of meer op zijn eentje, een nieuwe standaard voor fun comic-verfilmingen die niet The Dark Knight proberen te zijn.

Dit Australisch animatiefilmpje van Oscarwinnaar Adam Elliot was een grote verrassing. Natuurlijk spreekt de stijl meteen aan; klei-animatie, variërend tussen monochrome zwart-wit en bruintinten. Nagenoeg compleet verteld vanuit de brieven die de twee naar elkaar sturen, een interessant narratief dat werkt door de sterke voice-acting (vooral Philip Seymour Hoffman is wederom magistraal), en verzadigd met kleine, prettige ideetjes die de film tof houden (zoals bijvoorbeeld chocolade hotdogs). Het drama is dan ook nog eens treffend zonder overdreven sentimenteel te worden, en de film wordt overladen met briljante, gitzwarte humor ("Toen ik vier was vroeg ik mijn moeder eens waar kinderen vandaan komen, ze zei dat deze komen uit eieren die door rabbi's gelegd worden. Of als je niet Joods bent, door Katholieke nonnen. Of als je atheïst bent, door vieze, eenzame prostituees"). Mary and Max is een parel die gezien dient te worden, maar helaas een wel héél erg oppervlakkige rol in de bioscoop mocht spelen.

Wes Anderson kent genoeg voor- en tegenstanders. Wie zijn andere films (zoals The Life Aquatic with Steve Zissou en The Royal Tenenbaums) kan appreciëren zal zich ongetwijfeld weer enorm vermaken met deze Fantastic Mr. Fox. In feite verandert Wes Anderson bijzonder weinig aan zijn succesformule: ook hier weer een familie vol lichtjes excentrieke personages. In dat opzicht is Fantastic Mr. Fox wel goed genoeg om zich te kunnen meten met genrekleppers als The Squid and the Whale, met als surplus de prachtige, unieke visuele stijl. Niet alleen is de stopmotion een genot om te bewonderen, Anderson experimenteert hier ook vrij met de opzet van zijn beeldvoering, met een handvol ludieke shots tot gevolg. Voor Anderson-fans een nieuw meesterwerk, terwijl zijn tegenstanders hem nog eens een poging zouden moeten geven.

Lang heeft Kick-Ass het niet volgehouden. In de lente nog een openbaring op vlak van stripboekverfilmingen, in de eindejaarslijstjes alweer voorbijgestreefd door Scott Pilgrim vs. the World. Een schoolvoorbeeld van style over substance, maar wie kan dat wat schelen als de stijl zo onomwonden retevet is als hier. Overladen met ditjes en datjes uit het videogame-, comic- en cinema-wereldje, enkele rasechte Jackie Chan-gevechten, een weergaloze visuele panache en een ruime hoeveelheid aan geslaagde grappen. Goed, het liefdesverhaal smaakt een beetje wrang, maar de algemene geweldigheid kan dat één negatief puntje met gemak opvatten. De geekfilm van het jaar.

Bad Lieutenant: Port of Call - New Orleans, oftewel "Cage doet gek: de film". In navolging van films als Vampire's Kiss en Downfall gaat Nicolas Cage hier weer compleet los. De hoeveelheid overacten is onvoorstelbaar, waardoor je ogen gedurende de volledige speelduur volledig op Cage gefixeerd zijn. Maar door dit alles aan drugs te linken is Bad Lieutenant geen slechte film, waar die andere Cage-freakouts - ik zeg het niet graag - niet bepaald hoogstaande cinema zijn. Het is meer op zijn plaats en wordt artistiek wat meer getolereerd, maar gelukkig maakt dat het allemaal niet minder plezant. Een studie over het effect van drugs, stress en macht hoeft u niet te verwachten, maar eerder een experiment met Nicolas Cage als testobject. En ik ben enorm dankbaar dat dat soort films ook nog bestaan.

De wereld is naar de knoppen en de mensheid moet maar zien te overleven. Geen doodgewone ambtenaar die met het enige kind ter wereld moet rondlopen, geen Mad Max die de boel even zal opknappen en al helemaal geen blinde, hyperchristelijke superheld. Doorheen het post-apocalyptische landschap volgen we enkel een vader en zijn zoon die simpelweg proberen te overleven, en meer heeft deze film echt niet nodig. The Road is gevuld met zware scènes, zoals wanneer de vader zijn zoon uitlegt hoe hij zelfmoord moet plegen. Aan de ene kant wordt je hart daar warm van, terwijl het op hetzelfde moment ook verscheurd wordt. En op dit dualiteit teert de hele film; het is een van de minst toegevende "einde van de beschaving" visualisaties die we al gezien hebben, maar toch zorgen de twee protagonisten (overigens subliem geacteerd) voor een lichtpuntje in de duisternis.

Scorsese heeft een Oscar en gaat dus gewoon lekker doen waar hij zin in heeft. Een kinderfilm in 3D en een Sinatra-biopic van de man die ons parels als Taxi Driver en Raging Bull bezorgde? Waarom niet! Scorsese beleeft de tijd van zijn leven, en dat is er aan te zien in Shutter Island. Een stevige knoert van een genrefilm waar de liefde van het medium van afstraalt. Naast één van de beste regisseurs aller tijden staat Scorsese ook bekend als een wandelende film-encyclopedie, en niet alleen conventionele kennis: zo beschreef hij trippy zombiefilm Cemetery Man ooit als één van de beste Italiaanse films van de 90's. De liefde voor dat soort B-films is wat deze film zo goed maakt: Scorsese kent de conventies en clichés, en speelt er mee zoals hij maar wil. Ik hoop dat Marty nog lang door kan gaan met maken wat hij wil, want over Shutter Island valt er nauwelijks een slecht woord te zeggen: spannend, interessant, enorm sfeervol en een DiCaprio die de pannen van het dak staat te acteren. En voorspelbaar, mijn gat!

De hele wereld was druk bezig met Polanski's arrestatie en het optakelen van de ruim dertig jaar oude verkrachtingszaak, toen de Pool ons nog eens toonde waarom hij ooit op handen werd gedragen. The Ghost Writer is een heerlijk thriller die bol staat van de suspense, opgebouwd op een manier waar Alfred Hitchcock zijn hoed voor zou afzetten. De vingernagels moeten het bekopen bij het aanzien van Polanski's meesterschap: slechts weinig regisseurs beschikken nog over de klasse om dit soort oercinema op te stellen. De haast perfecte mise-en-scène, het weergaloos gebruik van suggestie, de ijzingwekkend koele sfeer, ... het toont ons dat Polanski nog geen flard van zijn ruw talent verloren heeft. Hij kan zelfs een goede prestatie uit Pierce Brosnan sleuren, dan weet je dat je een goede bent.

Zonder twijfel de meest volle film dit jaar. De visuele vindingrijkheid, de poëtische subtekst, een ruime hoeveelheid aan diepgaande thema's, wetenschappelijke hypotheses, etc. etc. Er valt bijzonder veel uit Mr. Nobody te halen, maar ondanks die opeenstapeling van aanzetten tot zelfreflectie wordt het nooit te afstandelijk of verwarrend. Er zit een bijzonder fijne lijn doorheen de film, en wanneer het allemaal teveel kan worden blijft die houvast overeind om niet te verdwalen. Er valt niet één slecht woord te vertellen over Mr. Nobody, op intellectueel vlak zeker en vast de rijkste en sterkste film van het jaar. En dan nog eens een Belgische productie ook, we mogen trots zijn.

Het lijkt misschien raar om zo'n sterke woorden uit te spreken over Mr. Nobody, om dan toch Inception als beste film aan te duiden. Aan de diepgang van Mr. Nobody weet Nolans film natuurlijk niet te raken, maar is dat wat een film "de beste" maakt? Inception heeft, als het allemaal een beetje meezit, het blockbuster-landschap - wat Avatar vorig jaar zo sterk onderstreept had - flink door elkaar geschud. Een actiefilm waar verhaal niet ondergeschikt is aan de goedkope thrills. Weinig films kennen zo'n prikkelend concept als de matroesjka-dromen, konden daar een sterke emotionele kern aan binden, wisten uit te pakken met memorabele speciale effecten zonder dat je als kijker ook maar één seconde de focus verloor. Evenzeer hoopvol is dat Inception gedurende enkele maanden de 'talk of the town' was: overal waar je kwam werd lyrisch over de film gesproken en hevig gediscussieerd over het open einde. Inception is alles wat elke Hollywood-film in een ideale wereld zou moeten zijn, en daarmee misschien wel een van de sterkste die op deze grootte ooit geproduceerd werd. Het meesterwerk van 2010.

8 februari 2011

Rundskop (2011)

Hoera, hoera, driewerf hoera! Een Vlaamse film waar we dat lelijke Antwerps of onverstaanbare West-Vlaams niet constant moeten aanhoren: in Rundskop mogen we naar het boerse Limburgs luisteren, en ich kan dich neet zegge wielenk vè doarop hemme moete wachte, jong. Hah, dat die andere provincies ook maar eens ondertitels beginnen te lezen!

Het debuut van Michaël R. Roskam is dé filmhype van het moment, en met goed recht. De Vlaamse film is een fenomeen dat duidelijk nog niet op zijn hoogtepunt is; er wordt tegenwoordig meer en meer aandacht besteed aan de serieuzere films, waar vroeger alle aandacht ging naar de blockbusters van Erik van Looy of de marginale wegwerp-cinema van Jan Verheyen. Deze Rundskop is waarschijnlijk één van de meest ambitieuze films die ons land ooit gekend heeft, een film die meer probeert te doen dan een amusant verhaal te vertellen, en alleen al daarom verdient Roskam respect.

Rundskop is tegen de verwachtingen in geen milieuschets rond de hormonenmaffia geworden. Die gangsters zitten wel degelijk in de film en we zien meer volgespoten koeien rondlopen dan in de gemiddelde sociale woonwijk, maar dat doet slechts dienst als achtergrond binnen de film. In feite is Roskam (what's in a name) meer geïnteresseerd in de psyche achter Jacky Vanmarsenille, een landbouwer die meer dan een beetje fucked up is. Hij is flink getraumatiseerd geweest in zijn jeugd en is daardoor sociaal behoorlijk gehandicapt geraakt, vooral naar vrouwen toe. Dat soort karakterstudie zien we niet al te vaak terug in de Vlaamse cinema, en het is uiteraard een grote stap vooruit, maar uiteindelijk moet je het objectief beoordelen: de thematiek achter Rundskop is goed, maar ook weer niet fenomenaal. Het is vooral een beetje magertjes: er wordt grotendeels gericht op Jacky's drang naar een gezinsleven, en bij momenten komt er een analogie met zijn eigen runderen bij kijken, maar veel dieper wordt er niet echt op ingegaan. Of dat genoeg is zal iedere kijker voor zichzelf moeten uitwijzen, maar zo'n interessant personage had wat meer uitdieping mogen krijgen, zeker als dat is waar je film op gebouwd wordt.

Maar goed, verder niets dan positieve zaken. Roskam bouwt zijn film zeer goed op en er zijn een aantal zéér mooie omgeving-shots te bezichtigen. Hij is niet helemaal foutloos; het gebruik van slow motion om belangrijke shots te benadrukken was in de jaren 90 al cliché, nu is het een beetje idioot. Net als het laten ontbreken van achtergrondmuziek tijdens specifieke scènes: voor één keer is dat interessant, maar de derde keer begint dat nogal gimmicky te worden. Maar verder heeft Roskam zijn film goed in handen en is hij zeer goed in het duidelijk uiteenzetten van de structurering. Het effectieve trauma waar Jacky mee kampt leren we bijvoorbeeld pas kennen wanneer we min of meer halverwege de film zitten, tot op dat punt lijkt de film wel min of meer over de hormonenmaffia te gaan en lijkt Jacky simpelweg onze lichtjes vreemde protagonist. Het is een gewaagde zet om Jacky's voornaamste karaktertrek zo laat te introduceren, maar het zorgt wel voor een sterke impact.

Verder is Rundskop ook opvallend amusant voor een zwaar drama. Frank Lammers is een genot om bezig te zien als de vettige Limburger met een enorm zwaar accent. Zowat elke scène waar hij in zit kan je om hem lachen, en dat is een hele verdienste. En toch valt het op dat de bedoelde grappen wel héél erg zwak zijn: een drug die DHV heet, met als punchline "niet BHV, hé". Lachen, gieren, brullen. Er is zelfs een belangrijk personage dat homoseksueel is, enkel en alleen om tijdens een knuffel met Jacky de grap "ge zijt toch geen potter he?" te kunnen maken. En daar worden dan een stuk of drie scènes aan opbouw aan besteed. Of nog zoiets, de twee Waalse garagisten die als een moderne Laurel & Hardy tegen elkaar op mogen kwaken: pijnlijk niet-grappig. Nu we het daar toch over hebben: quasi elk Waals personage is dom, luidruchtig of extreem gevaarlijk, iets dat lezers die de ideologie van het Vlaams Belang een warm hart toedragen vast zullen kunnen appreciëren (al betwijfel ik of dat er nog veel zijn, dit is immers al de vijfde alinea van een tekst zonder prentjes). Maar het is tijdens deze onbedoelde grappige (of misschien wel gewoon subtielere?) momenten dat Rundskop toch behoorlijk grappig is, zonder dat het drama daardoor aan kracht moet inboeten.

In verband met de cast is er één duidelijk probleem: de kinderen. Een deel van de personages zien we in flashbacks van hun jeugd, en ik begrijp dat het moeilijk is om kinderen te vinden die helemaal op de volwassenen lijken, maar je kan toch wel een béétje je best doen. De gigantisch brede Jacky is als kind een klein, zwartharig ventje, terwijl zijn kleinere, kale vriend als kind breder, groter én ros is. Het zorgt heel eventjes voor lichte verwarring, en simpelweg een niet overtuigende continuïteit. Niet dat die kinderen slecht acteren, totaal niet zelfs, maar ze passen gewoon niet bij deze cast.

Barbara Sarafian stelt helaas teleur. Ze is een fenomenaal sterke actrice, maar haar rol heeft gewoonweg niets om het lijf. Sterker nog: de film zou even goed werken moest haar rol compleet uit de film geschreven worden, want ze heeft niet één actie die echt een gevolg kent. Daartegenover staat Jeroen Perceval héél sterk te acteren; ik heb hem nooit eerder ergens in gezien, maar hier weet hij indruk te wekken. Maar ook hij moet wijken voor wat natuurlijk dé ster van de show is: Matthias Schoenaerts, die in navolging van Robert DeNiro 25 kilo is bijgekomen voor deze film door 2400 (vierentwintighonderd!) blikken tonijn te eten. Hij weet de vreemde psyche van Jacky perfect te weerspiegelen in zijn presence: een dikke neus, vettige huid, enorm dreigende blik, ... hij is eigenlijk gewoon compleet onherkenbaar en compleet overtuigend. Je voelt dat er altijd iets kan gebeuren wanneer hij in de buurt is, en die dreiging past niet alleen perfect binnen zijn personage, maar geeft ook een extra aan de textuur van de film.

Rundskop kende een fenomenaal openingsweekend: ruim 60.000 bezoekers, de op één na beste opening voor een Vlaamse film aller tijden. Natuurlijk deed Loft beter, en is het allesbehalve zeker of het het succes van pakweg De Zaak Alzheimer ook behaald zal worden, maar het zou wel absoluut verdiend zijn. Dit is een intelligente film die toch wel een tijdje blijft hangen, en hoe goed het ook gaat met de Vlaamse cinema: dat is een zaak die meestal op de tweede plaats gezet wordt. Dat dit succes duidelijk moge maken dat we genoeg whodunnits, politiefilms en Koen de Bouws gezien hebben: het is tijd dat het filmmilieu meer naar deze kant migreert. En in dat opzicht is Rundskop meer dan goed genoeg om voorop de strijd in te gaan.

Om eens een eigentijdse popcultuur-referentie te maken: 4 Kalfke Willys op 5!

6 februari 2011

Tron: Legacy (2011)




Wie zat er nu te wachten op een vervolg op TRON? De cult klassieker is inmiddels al bijna 30 jaar oud en was een mooi, opzichzelfstaand verhaal dat netjes afgerond werd. Maar toch heeft Disney deze franchise terug opgevist. Waarom? De fans van het origineel zijn absoluut geen lucratieve doelgroep, aangezien de film destijds niet bepaald een groot succes bleek en de huidige fanbase niet bepaald indrukwekkend is. Maar toch vond Disney het blijkbaar moeilijk om iets nieuws te verzinnen, en kwamen ze met Tron: Legacy op de proppen. Het universum werd (bijzonder oppervlakkig) overgeheveld naar deze nieuwe film, het werd allemaal natuurlijk een pak duisterder en er werd een flinke marketingcampagne opgericht: kassucces!

Tron: Legacy is geen goede film. Het was zelfs een tegenvaller, en ik had al geen al te hoge verwachtingen. Het algemene consensus lijkt te zijn dat dit inderdaad geen goede film is, maar dat je vooral geen seconde hoort na te denken en maar moet genieten van de visuele pracht, die er zeker wel is. Maar dat soort oproep is niet aan mij besteed: ik vind schrijven nog altijd belangrijker dan visuele effecten, acteerwerk of zelfs regie, en dus is dit absoluut niet mijn soort film. Ja, ik heb bij momenten genoten van wat ik zag, maar dat waren enkele lichtpuntjes in een zee van duistere stupiditeit, lichtpuntjes die niet eens zo frequent voorkomen. En neen, ik heb de film niet in 3D gezien; zolang de mogelijkheid bestaat om dit soort film zonder brilletje te zien zal ik daar naar teruggrijpen, in de hoop dat die koppijn-opwekkende kitsch snel verdwijnt.

Voor de niet al te grote fanbase van het originele TRON: dit is geen sequel. Er zijn een paar referenties naar de eerste film, zoals de terugkeer van de 'recognizers' en enkele amusante zinnen ("That is a big door"). Maar verder dan dat wordt het niet echt uitgewerkt. In TRON was de wereld nog enigszins interessant, omdat elk programma een functie had. Het was min of meer een visualisering van hoe de wereld binnen een computer er zou kunnen uitzien. Daarmee is de oude wereld van TRON natuurlijk een beetje achterhaald: technologie is de voorbije dertig jaar onvoorstelbaar veel gegroeid, en computers zijn lang niet meer simpelweg een gecombineerde tekstverwerker en calculator. Er is daardoor enorm veel potentieel om interessante programma's/personages te introduceren, maar in plaats van daaruit te puren wordt heel het uitgangspunt weggeveegd. De nieuwe wereld wordt bevolkt door duizenden mensen die wel degelijk "programma" genoemd worden, maar geen duidelijke functie lijken te kennen. Dit is puur een overname van de visuele stijl, verder wordt het origineel grotendeels vergeten. Het is niet dat ik iets anders verwacht had, maar de continuïteit in de franchise zo hard verprutsen, enkel en alleen om dezelfde aankleding te gebruiken voelt nogal goedkoop aan.

En die iconische Tron-beelden worden ook niet al te goed gebruikt, eigenlijk. Wie Tron zegt, zegt lightcycles. Motorfietsen die over een raster rijden en een dodelijk spoor van lichtstralen achter zich laten. Wanneer zo'n wedstrijd even duurt vormen die stralen een labyrint, waarbij het behoorlijk intens kan worden om niet op een muur in te rijden. Zie het als een spelletje 'Snake', waarbij je slang oneindig lang is en je het tegen iemand anders opneemt. In Tron: Legacy is dat idee uitgebreid, en tegelijk verwaarloosd. Er werden verschillende niveaus en sprongen aan het raster toegevoegd om het intenser te maken, maar de lichtstralen lijken nu vrij snel te verdwijnen. Wanneer iemand tegen een lichtstraal rijdt is het omdat hij heel snel de pas afgesneden werd, niet omdat hij verdwaalde in een schijnbaar eindeloos doolhof. Dat is cool om te zien, maar het mist de impact die TRON door zijn originaliteit haalde: het is heel wat standaarder geworden, en dat is een woord dat niet bij TRON hoort.

Maar die actiescènes zijn in principe wel tof om te zien. Daardoor is het nogal jammer dat die niet zo frequent aanwezig zijn. Ik kan mij ongeveer vijf actiescènes voor de geest halen, wat op een film van twee uur niet eens de helft van de speelduur volmaakt. Het komt zelfs niet eens in de buurt. Maar toch is dit de film waarover iedereen roept dat je er gewoon naar moet kijken zonder na te denken. Want vreemd genoeg wordt het grootste deel van de film opgevuld met gepraat, en dan komt het zwakke scenario de boel echt wel verpesten. Natuurlijk heb je daar geen last van als je je hersenen echt gewoon kan uitzetten, maar als je zelfs maar een minimale hoeveelheid hersenactiviteit overhoudt valt Tron: Legacy helemaal ineen.

Want het is lang geleden dat een scenario zo sterk aan een "eerste versie" deed denken als hier. Dit is gewoonweg de verfilming van de grove uiteenzetting van het verhaal, zonder dat er werd teruggekeken naar de invulling daarvan. De schrijvers hebben een goed idee van welke locaties en actiescènes ze erin willen, en hoe ze het plot willen laten verlopen, maar dat hangt allemaal maar losjes aan elkaar vast. Heel het plan van de badguy is gebaseerd op toevalligheden, en de ontknoping is ondanks zijn complete voorspelbaarheid ook een kwestie van "plots gebeurt er toevallig iets". Er zit geen spanning in de film omdat er geen logica gehanteerd wordt, en dat kan niet gered worden door goede effecten. Een half uurtje kan je het flauwe verhaal negeren, maar daarna - als je eenmaal aan de effecten gewend raakt - wordt Tron: Legacy vooral heel erg saai.

Die visuele effecten zijn grotendeels heel knap: de wereld ziet er enorm knap uit van begin tot eind. Maar voor een film dat een productiebudget van 170 miljoen ter beschikking heeft is er één effect dat compleet ondermaats is, en het is nog wel een heel belangrijk effect. De slechterik Clu is een jonge Jeff Bridges, een soort van kloon die er ongeveer hoort uit te zien als Bridges in de originele film deed, terwijl de echte Bridges inmiddels oud en grijs geworden is. Om dat effect te halen hebben ze CGI gebruikt om een verjongde Bridges te creëren, een experiment dat een afschuwelijke afloop kent. Er is zoiets als de uncanny valley, een hypothese die beweert dat hoe sterker een robot op een mens lijkt, hoe minder natuurlijk het overkomt; een waarheid als een koe in dit geval. Bridges huid is net wat te glad, zijn ogen staren nogal doods voor zich uit, zijn mond ziet er compleet onnatuurlijk uit en zijn uitdrukkingen zijn gewoonweg eng te noemen. En neen, dat is niet "de bedoeling" omdat Clu een digitale kopie is: aan het begin van de film wordt datzelfde effect gebruikt om de échte jonge Bridges weer te geven. Het is eigenlijk onvoorstelbaar dat dit effect de film gehaald heeft, iemand had in de post-productie gewoon moeten beslissen dat het niet goed genoeg is voor een blockbuster van dit formaat. Het effect wordt zelfs erger naar het einde van de film toe: Clu heeft in de derde akte een grote speech, en wel... er zijn videogames die overtuigendere CGI kennen dan dat.

En de personages zijn natuurlijk ook bijzonder plat, maar door een goede casting worden die nog een klein beetje gered. Garrett Hedlund wordt afgeschilderd als de nieuwe Hayden Christensen, maar dat is een veel te zwaar oordeel. Gezien het materiaal dat hij voor handen heeft is Hedlund niet slecht en bij momenten zelfs behoorlijk charismatisch, zeker voor een plat geschreven personage als dit. Jeff Bridges trekt zich nergens iets van aan en doet gewoon waar hij zin in heeft, wat altijd wel tof is om naar te kijken. Er zitten zelfs enkele quotes als "You're messing with my zen thing, man" in, en alleen al daarom was het een geniale ingeving om Bridges terug te halen. Neen, dat zijn geen Lebowski-momenten zoals vaak beweerd wordt, dat is gewoon hoe Jeff Bridges in het echt is. Rustig, chill, zen, en gewoon het epitoom van coolheid, man. Olivia 'Cockburn' Wilde heeft in principe maar weinig te doen met een personage dat eigenlijk geen plaats heeft binnen de film. Maar voor mijn part speelt 'Dokter Thirteen' vanaf nu een rol in elke grote blockbuster die de komende tien jaar gemaakt worden: ik zal geen enkele keer durven klagen.

Ook tof om te zien is dat Bruce Boxleitner teruggehaald werd in een kleine ondersteunende rol. Het is net als de CGI Bridges: er wordt geprobeerd om een continuïteit binnen de cast te creëren, en hoewel dat in het eerste geval niet helemaal goed uitvalt is het wel een lovenswaardig initiatief. Een grote whatthefuck is weggelegd voor Cillian Murphy, die ondanks zijn succes in 28 Days later en verscheidene Nolan-films hier ongeveer een minuut schermtijd krijgt in een nietsbetekenende rol. Maar niemand staat slecht te acteren ofzo, en dat kan gewoon niet. Dus krijgt Michael Sheen een rol waarin hij gedurende een tiental minuten het overacten ongegeneerd tot een kunst mag verheven. Hij speelt min of meer dezelfde rol als in New Moon, wat erop neerkomt dat hij de enorm verwijfde, Ziggy Stardust imiterende Brit moet spelen. Het is nogal schaamteloos dat Michael Sheen - nochtans een goed acteur - dit soort rollen tegenwoordig voor zich neemt; waar is je eergevoel, man. Ik hoop dat hij het in het vervolg bij respectabele projecten als Frost/Nixon houdt, want ik word tegenwoordig een beetje triestig als ik hem op het scherm zie verschijnen.

En uiteindelijk komt een film niet heel ver met alleen maar mooie speciale effecten. De actie is tof, maar niet al te ruim verspreid, maar wordt uiteindelijk nog enigszins gered door de score van Daft Punk. Hoewel het bij momenten wat overdreven bombastisch klinkt, is Daft Punk gedurende zo'n 80% van de film een flinke meerwaarde. Een specifieke gevechtscène was op zich niet zo heel geweldig, maar door de pompende bas kreeg ik echt wel het gevoel dat ik mijn geld niet weggegooid had. En als de muziek de grootste meerwaarde in je film is, heb je een duidelijk probleem. Neen, uiteindelijk wordt de potentie van Tron: Legacy in de steek gelaten door het gebrekkige scenario. Het verhaal van de protagonist is gewoon niet goed genoeg om twee uur te kunnen boeien, en dan mag je het scherm vol met mooie beelden gooien: dat zal nooit een goede film worden.






Een groot probleem dat ik met Tron: Legacy heb is het personage Tron. Tron is een programma dat in de eerste film geschreven werd om te vechten voor de gebruikers, en zoals je al kan raden (hij is nu eenmaal het titelpersonage) is hij vrij belangrijk. Maar in Legacy wordt dat personage gereduceerd tot een veredelde cameo; Clu maakte een schurk van hem, die vecht tegen onze hoofdpersonages. Allereerst is dat voor fans niet aangenaam: het is niet eens alsof Tron de hoofd-badguy is, hij is een detail binnen het verhaal dat een half uur voor het einde snel even geïntroduceerd wordt, en aan het einde snel afgehandeld wordt. Tron krijgt niet de behandeling die hij zou moeten krijgen, en dan kan je hem beter volledig weglaten uit de film. 90% van het publiek kent het personage toch niet, aangezien hij niet echt geïntroduceerd wordt, dus zijn hele rol is nogal zinloos. De morele strijd die Tron kent (hij twijfelt een halve minuut lang tussen team Clu en team Bridges) had op zich wel een interessant plotpunt kunnen zijn, maar het wordt zo zwak behandeld dat het simpelweg de moeite niet waard was.

En team Clu is een bende amateurs dat niet weet waar ze mee bezig zijn. Clu heeft een bericht naar Boxleitner gestuurd zodat die naar het Rooster zou gaan, en Clu met zijn duizenden onderdanen naar de echte wereld zou kunnen trekken: die poort kan je namelijk alleen van onze kant openen. Oké, maar hoe is Clu dat van plan? Aan het einde zien we dat iemand die terugkeert in ieder geval zijn identiteits-frisbee niet meer heeft, en dat is toch een voornaam wapen voor die mannen. En zelfs als ze hun lightcycles en lightsabers zouden kunnen meenemen, hoe kan dat op tegen pakweg het Amerikaanse leger en hun machinegeweren en tanks? Ik weet zelfs niet of er ooit gezegd wordt of programma's effectief buiten het Rooster kunnen... daar moeten we maar van uitgaan.

En zelfs als je die dingen blindelings accepteert, dan nog heeft Clu geen flauw idee waar hij mee bezig is. Blijkbaar heeft hij Bridges' frisbee nodig om door het portaal te kunnen: ik herinner mij dit niet uit enige dialoog, maar dat is de enige logische reden waarom Clu achter die frisbee zit en niet gewoon het portaal instapt. En in dat aspect heeft hij natuurlijk alle geluk van de wereld dat het Bridges' zoon is die zijn wereld binnenstapt. Daarmee zal hij Bridges vast wel kunnen forceren om uit zijn bunker te komen. Maar het eerste wat hij doet is hem aanvallen in een lightcycle-wedstrijd, met de duidelijke intentie om hem te vermoorden. Het is door stom toeval dat Bridges-junior niet vermoord wordt, waaruit de vraag blijkt: wat was Clu van plan?

Uiteindelijk is er zelfs een moment waarop Clu de frisbee heeft gestolen en team Bridges hem terug bemachtigt, in een mooi voorbeeld van lui schrijven. Clu heeft een macht van duizenden programma's, recognizers, ninja's, etc. etc. Maar hij verschuilt de frisbee in een kamer waar een stuk of vijf mensen het ding bewaken, waardoor het letterlijk één minuut duurt om die frisbee terug te pikken. Het houdt gewoon compleet geen steek, en zo hangt het hele plot gewoonweg aan elkaar vast: Bridges' zoon gaat vermoord worden? Cockburn redt hem net op tijd. Team Bridges moet snel naar het portaal? Ze staan toevallig vlak langs een vliegende trein die hen ernaartoe neemt. Cockburn wordt vervolgens dodelijk gewond? Bridges heeft gelukkig een soort magisch reset-drankje waardoor ze het overleeft. Ik weet dat ik in dit soort plot-rants al eens durf te zaniken over miniscule details, maar dit is gewoon het complete verhaal van de film: het voelt allemaal belachelijk statisch aan en daardoor komt er geen moment van spanning in de film. Niet één.
.